Brader Mûsikî
Herim Kuda

Weer een voorbeeld van de verstrekkende gevolgen die schijnbare kleine gebeurtenissen uit het Ex-parcours kunnen krijgen. In 1991 bracht de band in zijn 6.-singlesreeks een 7” uit (“Milîtan” / “Çemê Rynê”) met de Nederlandse Koerd Brader Mûsikî, die sinds 1986 in Arnhem gevestigd was. Bijna dertig jaar na die opname verschijnt Herim Kuda bij Terp Records.
Die Koerdische connectie ging eigenlijk al verder terug. In 1984 verscheen er al een split-single met de Koerdische band Awara, die The Ex leerden kennen in de opnamestudio, waarop Terrie Ex te horen is met een van de kortste gitaarsolo’s uit de 20e-eeuwse muziekgeschiedenis. De samenwerking met Brader Mûsikî werd vastgelegd op een single die vergezeld ging van een 24 pagina’s tellende geschiedenis van Koerdistan, een typisch geëngageerde bijlage van de band, een extra uiteenzetting over ‘wereldmuziek’, een sticker en een flyer die o.m. een eerste album met cellist Tom Cora aankondigde. The Ex en Brader Mûsikî speelden samen 6 concerten, maar iets later ging elk z’n eigen weg.
Of toch tot in 2018, toen de draad opnieuw opgepikt werd, Mûsikî een van de gasten was tijdens een Ex Festival in Paradiso en in 2019 nog eens tijdens een reeks festivals ter ere van de 40e verjaardag van de band. Intussen was bij Terrie Ex en Emma Fischer (samen Terp Records) ook duidelijk geworden dat deze artiest, die in zijn geboortestreek een grote naam is, hier ook wat meer aandacht moest krijgen. Samen met de muzikant doken ze in zijn archief van thuisopnames en maakten ze een selectie die gebundeld wordt op Herim Kuda. Opnames uit 2012 en 2019 die een mooie dwarsdoorsnede vormen van ‘s mans bijzondere muziek, die opgebouwd is rond stem en saz.
Die is hier en daar best weelderig – na opener “Şeva Hîcran”, een duik in het werk van dichter Cegerxwîn, komt “Termên Windayî” door enkele gastbijdragen aan als een explosie van klank en kleur -, maar de teneur van het album is eerder sober en ingetogen. Maar ook: er kan een sterk contrast zijn tussen de uitbundigheid van de muziek en de boodschap, want “Termên Windayî” bezingt de Koerdische leiders die vermoord werden door de regering, maar nooit teruggevonden werden. Dezer dagen is Mûsikî minder uitgesproken politiek en militant als in zijn jongere jaren (toen hij nog enkele maanden in de gevangenis belandde door zijn verboden artistieke bezigheden), maar hij maakt wel gebruik van een typische techniek van dubbele bodems in songs, die aan het oppervlak over de liefde gaan, maar net zo goed een ode aan het vaderland kunnen bevatten.
Eigen composities worden hier zo gekoppeld aan traditionele liederen en eeuwenoude teksten die op eigen muziek gezet worden. De titeltrack, die zoiets betekent als “waarheen zal ik gaan” combineert liefde met verlangen en ontworteld zijn. Het is het lot van elk opgejaagd volk en zijn diaspora: het gemis van familie, vrienden en geboortegrond. Nu hij intussen al wat ouder wordt, kan ook het terugblikken beginnen: “Dilbera Zêrîn Kemer”, gebaseerd op een gedicht van de 17e eeuwse schrijver Melayê Cizîrî, vertelt hoe een wijze, maar stugge oudere man door liefde en passie omgevormd wordt tot een wanhopige, meegaande man. In eigen compositie “Kalbûn Belaye” vertelt Mûsikî het universele verhaal van ouderdom, hoe de herfst van het leven de perspectieven verandert.
De slottrilogie duikt opnieuw in de liefde, maar terwijl het in “Lowiko Nobedaro” gaat over verleiding en “Dar Hejirokê” via de metafoor van de vijgenboom de liefde bezingt, wordt in “Evînkuj” de oogverblindende kwaliteiten van de geliefde vergeleken met de natuur in Koerdistan. De indringende stem van Mûsikî is een instrument dat al die lagen moeiteloos combineert met een gezaghebbend timbre. En zo draait ook dit album, mede door de persoonlijke bijdragen, uitgebreide biografie, tekstvertalingen en foto’s, ook weer uit op een waardevolle toevoeging aan de met liefde en toewijding samengestelde Terp-catalogus.