×

Interview

22 december 2020

The Divine Comedy

Neil Hannon over verleden, heden en toekomst van The Divine Comedy (deel 1)

Geschreven door:

Label: Divine Comedy Records

Een boxset van al je albums samenstellen, daar allemaal extra onuitgebrachte opnamen aan toevoegen en deze uitbrengen dat kun je met recht een coronajaar goed ingevuld noemen. Venus, Cupid, Folly and Time – Thirty Years of the Divine Comedy biedt alles wat de band uitbracht en veel, veel meer en mag daarmee gerust de heruitgave van het jaar 2020 genoemd worden.

Neil Hannon, de muzikaal architect van The Divine Comedy, kocht enkele jaren geleden alle rechten van zijn oudere albums, uitgebracht op Setanta en Parlophone, terug om deze ooit op een manier zoals hij dit wilde, opnieuw uit te brengen. ‘Ik ben daarnaast thuis door alle dozen met cassettes, DAT’s, telefoonopnamen, banden en uiteindelijk ook computeropnamen heen gegaan en alles wat ik goed genoeg vond geselecteerd als extra’s bij de albums in de boxset te kunnen doen. Zoals je weet brengen we onze laatste albums (Bang Goes The Knighthood (2010, Foreverland (2017) en Office Politics (2019) al via ons eigen label (Divine Comedy Records) uit en het voelde goed nu echt alles opnieuw via het eigen label uit te brengen en dan op een echt complete manier. Voor de boxset wilden we ook precies het juiste formaat vinden wat je ook normaal in je kast kunt zetten. De meeste boxsets hebben zo’n onhandig formaat dat het nooit ergens in past. En met in totaal 12 dubbel CD’s is ook onze set een nogal omvangrijke. Grappig genoeg was het een klassieke boxset van het werk van Schubert die ik in de platenwinkel zag, die precies het goede formaat had en die hebben we als uitgangspunt gebruik voor Venus, Cupid, Folly and Time’.

We spreken Hannon uitgebreid als hij na een eenmalig optreden in Londen weer terug is in Dublin. ‘Een vreemde ervaring om in de Barbican te staan met maar weinig publiek. Het plan was een jaar van tevoren beklonken dat we tien albums in zijn geheel ‘back to back’, verspreid over 5 avonden, zouden gaan spelen. Dat werd dus nu vanwege de pandemie ingekort tot één avond met een overzicht van ons werk, een soort van Best Of avond dus. Met een livestream via het theater zelf, waar mensen op konden inschrijven. Gelukkig zijn die 5 avonden met steeds twee albums per avond naar volgend jaar verplaatst, dus die gaan we zeker nog doen. Ik ben echt een muzikant van volle zalen. Zoals je weet communiceer ik graag met het publiek en in reactie daarop stijg je dan weer boven jezelf uit met de songs die je speelt. Die interactie werkt voor mij en de band het allerbeste en dat is gelijk ook wat ik momenteel het meest mis. Wij zijn geen band die alleen hun songs speelt, we willen dat samen met het publiek doen’.

We krijgen het natuurlijk over de uitgebreide boxset en het verloop van Hannon’s Divine Comedy leven. ‘Het was echt wel heel interessant om helemaal terug te gaan en alle songs weer eens aandachtig te horen en vooral de beste demoversies voor de extra’s te gebruiken. Zoals je weet praat ik niet graag over de allereerste opnamen hoewel die natuurlijk wel binnen de box opgepakt zijn. Op de speciale dubbel-CD met van alles en nog wat die ik maar toepasselijk Juveneilia heb getiteld (lacht)’. Ik vertel hem dat ik bij terug beluistering de eerste plaat (Fanfare For The Comic Muse) nog meer dan voorheen vindt afwijken door zijn meer naar de destijds, in alternatieve kringen, zeer populaire Amerikaanse gitaarbands, en dat, wat mij aangaat, op de tweede, Europop, de tweede EP na dat debuut, die specifieke Divine Comedy stijl vorm krijgt, hoewel dan niet Hannon maar een andere zanger in de band is gekomen. ‘Interessant dat je het zo bekijkt en misschien heb je wel gelijk. Voor mij was in ieder geval duidelijk dat ik na die eerste opnamen een andere muzikale kant op moest en ik heb daar toen echt de tijd voor genomen. Liberation, het tweede album, voelt dus eigenlijk aan als het eerste. Met het terugluisteren van de demo’s voor Liberation viel dus alles op zijn plek. Het was ook het album waarop ik alles alleen deed en mijn honger om echt bekend te worden groot was (lacht) hoewel ik natuurlijk liever gewoon de gitarist van een band als The Pale Saints was geweest’.

‘Ik denk trouwens vooral dat ik zonder Casanova (het vierde album) nooit nu nog bezig zou zijn met muziek maken. Dat was misschien wel het eerste album waarover ik volledig tevreden was. Natuurlijk kwam dat doordat we meer tijd van het label kregen om in de studio te zitten en we gebruik konden maken van een orkest en ik die mogelijkheid ook optimaal durfde gebruiken. Het leek voor velen een logische stap na Liberation en Promenade maar voor mijzelf was de stap toch wel wat groter. Ik denk ook dat ik toen echt tevreden begon te worden over mijn zingen en over de manier waarop ik mijn songs begon te schrijven. Het mooie was ook dat met dat album de nieuwe band tot stand kwam. Dus met Jody (Talbot) die voor Casanova al veel van de rijke arrangementen schreef en dat vervolgens voor alle daarop volgende albums bleef doen. Met als hoogtepunt de arrangementen voor Absent Friends (het achtste album uit 2004). Dat album was ook echt opgezet als een rijk orkestraal album en er was ook budget om dat toen te kunnen doen. Typisch zo’n album waarop alles op zijn plek viel destijds. Zou ik graag weer eens willen doen maar zoals ik al zei, het kost wel heel erg veel om zulke grote opnamen met orkest te doen. En je moet er de juist songs voor hebben natuurlijk’.