×

Interview

17 februari 2024

Alex Roeka, zanger, renner, poëet (volledig interview)

Soms kun je erg uit kijken naar een gesprek. En dan is het nog maar de vraag hoe het in de praktijk loopt. Een goede voorbereiding is één. En dan op naar het gesprek zelf. In dit geval vond het plaats op  een mooie vrijdagmiddag in Amsterdam, in december 2023. Ruimte en tijd voor een gesprek met de beste singer-songwriter die Nederland rijk is. Goed, misschien is Alex Roeka daar zelf niet van overtuigd, juist zijn albums spreken boekdelen. En nu, om te vieren dat hij meer dan tien jaren artiest is op het Excelsior-label, verschijnt er een verzamelaar, Nachtcafé, een prachtige release op vinyl. Voor het eerst Alex op vinyl.

De bijbehorende tour start meteen na zijn huidige tour voor Nieuwe Dromen. Van een pauze tussen de twee tours is niet echt sprake. Met het enthousiasme dat Alex in zijn muziek weet te leggen, was het tijd om samen het gesprek aan te gaan over Nachtcafé, over muziek, over het leven, de liefde en over wielrennen, de passie die Alex al van jongs af aan bezig houdt. Het interview verscheen op Written In Music in drie losse delen. Dit is de integrale versie van het gesprek.

WiM: Fijn om je te spreken. En bepaald in een drukke periode. Je bent nog volop aan het touren met Nieuwe Dromen en nu komt er een verzamelaar mét meteen een tour eraan gekoppeld. Hoe werkt dat voor jou? Wilde je geen pauze tussendoor? Eigenlijk niet, nee, geen pauze. De verzamelaar was bedoeld voor release in januari, om samen te vallen met het begin van de tour. Maar juist omdat de feestdagen er voor zaten, gaf Excelsior aan dat ze het album toch al eerder wilden uitbrengen. Dus dat is de reden waarom het eigenlijk naar mijn gevoel wat vroeg is. Nu loopt het even door elkaar. Na de voorstellingen van Nieuwe Dromen verkoop ik over het algemeen juist ook dat album. En als dan ook deze verzamelaar erbij komt, dan is dat wat veel. Ik heb hem wel bij me én als iemand echt aandringt, dan kan dat uiteindelijk wel, maar ik wil deze feitelijk pas verkopen vanaf de nieuwe tour.

Er zit zo weinig tijd tussen de twee tours enerzijds als nawee van Corona, anderzijds door het winnen van de Poelifinario-prijs. Dat maakte dat mijn impresariaat de tour van Nieuwe Dromen kon verlengen. Daar zitten we nu midden in. Normaal gesproken zou dat niet gebeurd zijn, dan hadden we iets meer tijd gehad. Juist omdat de nieuwe data al gepland waren, werd de tijd tussen de twee tours kleiner. Je kunt daar dan niet onderuit. Dat vind ik ook niet zo erg.

WiM: Hoe kijk je daar dan zelf naar? Nou kijk, ik ben toch al een hele tijd met die liedjes bezig, met het nieuwe programma ook,  juist om de verbindende teksten te schrijven tussen de liedjes. Dus dat maakt mij niet veel uit. Ik heb het wel in mijn hoofd zitten. We beginnen met een paar try-outs en dan zien we wel hoe het gaat. We gaan nog wat repeteren en dan kunnen we beginnen.  Ik heb goeie muzikanten en met een paar keer repeteren gaat dat lukken.

WiM: Als je kijkt naar de keuze die je gemaakt hebt voor de samenstelling van het album, dan zit er heel veel bij van Zachtaardig Vergooid , je eerste album bij Excelsior. Hoe heb je gekeken naar de verdeling van de nummers? Ik heb vooral gekeken naar de nummers die mij bevallen. Ik heb die platen beluisterd en als een nummer beviel, dan koos ik dat. Het mochten er maar 23 zijn in verband met de speelduur van vinyl, 25 minuten per kant. Ik heb me moeten beperken. Ik vind het nog steeds allemaal goeie nummers, waar ik iets mee heb en waar ik ook wel een programma mee zou kunnen maken.

WiM: Had je het programma al in je hoofd? Nee, ik heb eerst het album samengesteld en daarna pas bedacht hoe ik het programma wilde maken, bedacht welke liedjes samen het beste een programma konden vormen.

WiM: Je hebt een aantal erg mooie liedjes geschreven over wielrennen. Die komen niet op de verzamelaar terug. Hoe werkte dat dan voor jou? Ja, ja, schreef jij dat? Achteraf gezien had ik misschien toch wel Ik Ben Een Renner (van het al genoemde Zachtaardig Vergooid) willen toevoegen. Achteraf misschien wel. Dat is toch wel een goed nummer. Ik heb daar wel wat mee. Ik denk dat ik onbewust het gevoel had dat het niet in de setting paste, met Nachtcafé als titel. Dan zou dat nummer atypisch zijn. De nummers hebben een heel ander karakter. Onrust, verlangen. Ik denk dat het voor mij daarin zat. Maar toen jij dat schreef dacht ik wel “Misschien had het er bij gemoeten, het hoort toch bij mij.”

WiM: Wielrennen is meer dan een fascinatie. Het is ook wel een beetje een filosofisch nummer geloof ik. Ik weet wel dat ik eens tegen Bert Wagendorp heb gezegd -hij vindt  De Rode Vod het beste wielerlied ooit geschreven- dat ik deze toch echt wel beter vind. Maar ja, goed, als je keuzes maakt, dan kun je er achteraf altijd anders op terug kijken. Of spijt van hebben. Ik denk dat alles bij elkaar dat  deze verzamelaar een aantal hele mooie nummers bevat.

WiM: Je wielernummers misschien een keer verzamelen? Ook De Muur Van Geraardsbergen en Maar Ik Viel zijn immers erg mooi. Dat laatste staat inderdaad niet op een album.  De Onbekende Renner heb ik ook geschreven. Misschien moet ik die liedjes inderdaad nog eens een keer gaan verzamelen en dan uitbrengen. Frans Hagenaars van Excelsior is ook liefhebber van wielrennen, dus die zal dat vast een goed idee vinden. We hebben er al een aantal opgenomen. Dus een keer gezamenlijk uitbrengen zou best een aardige keuze kunnen zijn. Goed dat je het zegt. Ik ga er eens over nadenken.

WiM: Was dat wielrennen voor jou ook een afzetten tegen de katholieke kerk? Het was toch een tijd not done. In bepaalde kringen juist wel hè. Het was bij uitstek een katholieke sport ook en vooral in het zuiden dus, wel vooral een sport voor de arbeidersklasse. Als je van hogere komaf was, fietste je niet, dan ging je juist hockeyen. Ik herinner me nog dat  Gerben Karstens, de notariszoon uit Leiden nota bene, eigenlijk de eerste wielrenner was uit een andere sociale klasse. Het is heel gek. Mijn vader hield wel van wielrennen Maar ik denk niet dat hij mij ooit gestimuleerd heeft om te gaan wielrennen. Hij sportte zelf niet, maar we gingen wel naar de baanwedstrijden in het Olympisch Stadion.

Er is een enorme verandering in dat wielrennen gekomen. Ik was in 1963 naar Nijmegen gekomen om te studeren. Als kind was ik altijd al heel erg gefascineerd geweest door wielrennen en omdat ik mij niet zo prettig voelde in Nijmegen, leefde ik wel op toen ik op een gegeven moment in een winkel een Motobécane  racefiets zag staan. Dat vertelde ik aan mijn vader en  die leende me het geld voor die fiets. Ik was toen destijds in Nijmegen en misschien wel in Nederland de eerste student die ging wielrennen.

Later kwam Tim Krabbé met zijn boek, De Renner, en als je er nu naar kijkt, dan is elke wielrenner zowat student of student geweest. In België is dat voor een groot deel toch zeker zo.

WiM: Wat heeft dat fietsen je gebracht in je leven? Heel veel en dat is nog steeds zo, ja. Ik ben wel een aantal een paar keer onderuit gegaan op de fiets. Maar het heeft me wel wat gebracht, ja, gezondheid. Ik ben redelijk oud maar ik ben hartstikke fit.  Zolang als het nog duurt. Dat komt mede door het fietsen. Dat doe ik toch zeker een paar keer per week. Nu even niet, want ik ga nu vaker naar de sportschool. Als ik dan toch uur 1,5 uur heb, dan kan ik binnen een sportschool meer afwisseling in mijn beweging brengen. Armen, benen, buikspieren. Fietsen is toch een vrij eenzijdige beweging hè. En in de sportschool daar doe ik alles. Ik ben wel lekker bezig en ik voel me beter na de sportschool dan na het fietsen. Maar waar hebben we het over? Nou ja, jij fietst natuurlijk ook.

WiM: Als je kijkt naar je samenwerking met Reyer en met Jeroen, hoe zou je die karakteriseren? Ja, we spelen al heel lang met elkaar. Het zit als gegoten. Als we samen spelen, hoef ik niet na te denken of zo. Het is een warm bad. Ik vind het geweldig: ze zijn heel toegewijd en betrokken. En ze zijn muzikaal avontuurlijk. Ook van show naar show. Het is gewoonweg fijn spelen met hen. Met Reyer speel ik al vanaf Voort! en Jeroen kwam er ook al vrij vroeg bij Excelsior bij.

WiM: Als je nou kijkt naar je leven, hoe zie je jezelf dan? Zie jij jezelf dan meer als poëet, schrijver, zanger, muzikant? Ik zie mezelf als een combinatie van dat alles. Niet per se het een meer dan het ander.

WiM: Je hebt ook wel eens aangegeven dat er boeken van je hand zijn die nooit zijn uitgegeven, hoe kijk je daar dan nu naar? Nee, die durf ik niet in te kijken eerlijk gezegd. Ze zitten allemaal in dozen. Het lijkt me beter om ze weg te gooien.

WiM: Je bent kritisch naar jezelf. Hoe komt dat? Nou op de een of andere manier heb ik het niet zo hoog op met mezelf, ja. Dat is ook dubbel natuurlijk. Soms wel, als we een goed optreden hebben gedaan en het was te gek en het publiek is enthousiast. Of bij het winnen van een prijs. Ik heb er inmiddels al aardig wat gehad, alleen de Nobelprijs nog niet (lacht). Maar die komt nog wel. Twee Edisons, dus ik zou eigenlijk niet moeten klagen. Mijn zelfgevoel is niet zoals bijvoorbeeld bij een Mick Jagger of zo, weet je wel met een heel sterk ego met een heel sterk zelfbeeld. Ik blijf toch altijd wel een beetje twijfelen.

WiM: Tegelijkertijd, jouw muziek en jouw teksten worden breed gewaardeerd. Ik heb maar een relatief kleine groep fans en ik blijf vooral in de kleine zalen spelen. Natuurlijk, het leuke van kleine zalen, is dat we altijd wel met een zekere intimiteit spelen. Dat is fijn. Eens zijn we door omstandigheden – een juichende recensie van Jacques D’Ancona – in de grote zaal  van De Oosterpoort terechtgekomen. Dat is een joekel van een zaal, hè. Eigenlijk stonden we in de kleine zaal, maar die was door die recensie te klein. Een Amerikaanse zangeres die in de grote zaal geprogrammeerd stond, wisselde toen met ons. Zij was daar dus met een heel grote bus en haar hele crew en ik gewoon met mijn autootje. Ik vond dat wel grappig.

WiM: De mensen die naar jouw muziek luisteren, die naar je shows komen, die hebben een diepe bewondering voor jou, dat haal je wel uit reacties op Facebook bijvoorbeeld. Is dat zo? Ik sluit me daarvoor af denk ik. Er zit een gevaar in. En dat is dat je als artiest zelfgenoegzaam wordt. Daar ben ik wel bang voor. Zelfgenoegzaamheid vind ik echt een vijand. Je moet eigenlijk altijd op nul beginnen. Als ik ‘s morgens wakker word, dan heb ik niks. Ja, rust. Verder niks. Alleen mijn gitaar zie ik staan, die pak ik dan net als veertig jaar geleden. Als je met zelfgenoegzaamheid te maken krijgt dan denk ik dat je de drang en de urgentie mist om iets substantieels te maken. Ik heb ook een hekel aan mensen die zelfgenoegzaam zijn.

Ik heb geen groot succes maar succes is ook een vergif, het kan je in slaap wiegen en je verdoven en dan kun je denken dat je geweldig bent, maar je bent eigenlijk nog gewoon een boerenlul zoals iedereen. Ja, dat geldt voor elke artiest. Ik probeer ervoor te waken dat ik van mezelf ga denken dat ik geweldig ben.

WiM: Waar komt die felheid tegen die zelfgenoegzaamheid vandaan? Het klinkt wel bijna als iets katholieks. Het is een gevaar. Nederigheid? Misschien is dat het wel. Maar aan de andere kant, als artiest moet je niet nederig zijn. Artiesten zijn heel erg vervuld van zichzelf. Mijn grote idool Jacques Brel was altijd overtuigd van zichzelf.  Alhoewel, hij durfde soms amper het podium op, hij was vaak misselijk en moest kotsen bij de gedachte. Maar ja, als hij er eenmaal stond was hij niet meer te houden, misschien wel met de moed der wanhoop. Maar ik heb soms ook de neiging te denken dat een aantal artiesten echt wel heel erg vol is van zichzelf en dat ze daarom ook grote artiesten zijn geworden. Dat zou best eens kunnen, ja. Je moet een enorme overtuigingskracht hebben en de wil om dat te laten zien. Ik heb wel de overtuiging dat ik liedjes kan schrijven, maar voor de rest…

WiM: Zo’n eerbetoon aan jou van Huub van der Lubbe bij De Wereld Draait Door, dat was toch wel erg mooi. Dat vond ik fantastisch. Ik ben wat onzeker en ik twijfel aan mezelf en als iemand dat dan zo zegt. Ja, dat is wel bijzonder. Zeker in Nederland. We zijn allemaal in het algemeen niet zo scheutig met complimenten ten aanzien van collega’s, hè zeker in Nederland niet. Als Huub van der Lubbe dat zo zegt, is hij wel een heel groot mens. Dat deed veel met me en dat heb ik heel erg gewaardeerd. Tegelijkertijd zit er dan een klein stemmetje in mij dat vraagt kun je dat wel waarmaken als hij zegt dat ik de beste van Nederland ben. Ik weet wel wat goede songschrijvers zijn. Ik voel me dan ook wel gegeneerd. Ik weet niet of dat mij lukt. Heb ik ook ooit wel echt zo’n enorm goeie song geschreven?

WiM: Wat vind je dan zelf je mooiste liedje nu? Alleen Maar Dit Moment vind ik wel mooi. Daar moet ik ook altijd aan denken. Het leven is alleen maar dit moment. We hebben niet meer dan dit. En dan zit er ook nog de vluchtigheid van de liefde in. En ik heb mooie herinneringen aan het lied, aan de betreffende vrouw. En van de iets wildere nummers, Andalusië.

WiM: Heel erg Brelliaans, ook. Ja, als je mij vraagt, wie vind je de beste, dan is dat Brel. Die heeft zo’n goede songs geschreven. Zo’n goede teksten. Zo’n krachtige performance. Daar kwam Dylan niet aan, Tom Waits niet, ook Cohen niet. Niemand. Die oerkracht die hij op het podium had, dat was ongeëvenaard. En net wat jij zegt, Andalusië, dat neigt inderdaad misschien naar Brel. Dat vind ik wel een goed nummer. Wat ik ook een fijn nummer vind om te doen, zeker in het theater, is De Straat Van Genade. Uptempo, mooie beelden. En De Polen. Qua tekst had ik die misschien wel anders moeten doen. Eerst zing ik De Polen, we houden ervan en naderhand De Polen, we hebben ze graag. Dat had eigenlijk anders andersom gemoeten. Dan is de opbouw beter.

WiM: Qua intensiteit en afwisseling in dynamiek, sluit het ook wel aan op Brel. Daar was hij een meester in. Hard-zacht, langzaam-snel. Je kunt eigenlijk soms niet vatten wat hij doet. Ik zal niet snel zeggen dat iemand een genie is, maar Brel was dat voor mij wel. Net als Mozart. En dan zo’n nummer als Au Suivant over een hoer in een mobiel bordeel bij een kampement van soldaten waar die mannen allemaal keurig op hun beurt wachten. Terwijl je tegelijkertijd weet dat iedereen feitelijk laf is én ergens ook in de rij staat om afgeslacht te worden. Dat moet je maar durven, zo’n nummer te schrijven. Hij was heel erg vernieuwend. Hij is wel in het chanson blijven hangen. Dat is eigenlijk misschien maar goed ook. De popmuziek kwam op en hoewel hij misschien wel eens wat gedaan heeft met popinvloeden waren dat niet zijn beste werk. In het chanson, daar kwam hij het beste tot zijn recht. Achteraf gezien was hij gewoon heel dapper. En was hij, binnen het chanson, misschien wel gewoon een rocker.

Volgens mij is hij nog voor zijn veertigste gestopt. Ja, of hij nog opnieuw was gaan zingen als hij niet ziek was geworden? Dat weten we niet. Er zijn veel van die oude gasten die we toch weer zien terugkomen of zien doorgaan, neem de Stones. Misschien was het dan toch weer gaan kriebelen en was hij toch weer het podium op gegaan, met het verschijnen van een nieuwe plaat of zo.

WiM: Je hebt nu al meerdere keren met The Bullfight samengewerkt. Hoe heb je de uitnodigingen van en de samenwerking met The Bullfight ervaren? De eerste keer smaakte dus naar meer? Thomas van der Vliet, de drijvende kracht achter The Bullfight, is een man die van onmogelijke projecten houdt. Eerst was er al dat prachtige boek Eggs & Marrowbone over murderballads, waarvoor ik een tekst heb aangeleverd. Daarna kwam hij met zijn spoken word project Some Divine Gift, een elpee met teksten en soundscapes, ook zeer bijzonder. En nu is er zijn roman Het Interview, waarvan ik de audio-versie heb ingesproken. Die roman gaat gepaard met een cd van The Bullfight, Amen, Demon en een cd met muziek geïnspireerd door de roman. Het kan niet op bij die Thomas. Het was heel inspirerend en stimulerend om met hem samen te werken. En het ziet ernaar uit dat we er nog niet zijn. Ik zie in de toekomst nog wel een en ander gebeuren.

WiM: Als je naar jezelf kijkt, kun jij dan al voorbij Nachtcafé kijken?  Wat er nu in de planning ligt, dat is ten eerste dat hele lange nummer, In Dit Sterrendal, dat is opgenomen op film. Dat gaan we waarschijnlijk in het voorjaar of in de zomer uitbrengen via YouTube. En dan heb ik nog 4 nummers opgenomen, Vier Laatste Liederen, die gaan allemaal over de liefde, die komen in het najaar op EP. Dat is echt heel minimaal opgenomen door alleen Reyer. Geen drums, verder niets. Heel apart.

Misschien zijn ze heel mooi. Ik weet het niet. Ze gaan allemaal over liefde, weet je wel, over afscheid, onmacht, pijn, gekweldheid. Wat er daarna komt, weet ik niet, ik loop tegen de 80. Ik hoop dat ik gezond blijf. Maar goed, je moet maar afwachten hè. Nachtcafé, die tour gaan we twee seizoenen doen. Daarna ja, ik hoop dat dan er nog een nieuwe CD komt en dat ik gewoon weer door kan gaan met een nieuw programma.

Wat ik graag nog eens zou willen doen, is terug duiken in de tijd en nummers doen die ik heel lang geleden heb geschreven en gezongen. Die zou ik echt graag nog wel eens willen zingen. Daar zou ik nog wel eens een programma mee willen maken. Maar ja, het is ook wel afwachten hoe een nieuw album dan weer uit gaat uitpakken.

WiM: Je bent nog niet klaar dus. Dit is mijn leven, daar heb ik een vervulling in gevonden. Ieder mens zoekt vervulling van zijn leven. Het is niet voor iedereen weggelegd die te vinden. Maar ik heb ongelooflijk geluk gehad dat ik in de muziek terecht ben gekomen waar ik mijn levensvervulling in heb gevonden. Dus ik zie me dat niet snel opgeven. Temeer ook daar ik er een enorm plezier in heb. Spelen met die jongens, ja, dat is geweldig. Dat is elke keer weer feest. Ik vind het ook fijn om wat stevigere nummers te doen tijdens een optreden. Ik verheug me altijd op Mijn Laatste Tocht en Ik Rommel Maar Wat In Het Rond. Dat zijn wat van die heftigere nummers binnen wat we spelen. Natuurlijk, dat is geen heavy metal, nog steeds wel luisterliedjes, maar stevig binnen mijn repertoire. Mensen hoor ik vaak zeggen: “Die kleine liedjes, dat vind ik de mooiste.” Maar ik houd nou juist ook van die rauwe nummers.

WiM: Die afwisseling, dat vind ik nou juist het mooie van je muziek. Dat tekent voor mij wel waar jouw muziek voor staat. Ik had natuurlijk al allerlei stadia van muziekbeleving doorlopen toen ik zelf muziek ging maken. Het begon met de Rock ’n Roll in de jaren ’50, Chuck Berry, Little Richard, Elvis, Buddy Holly, Jerry Lee Lewis, ik was daar helemaal gek van. Maar in 1963 kwam Dylan met zijn folk, later kwam Cohen in beeld, daarna The Band. Dat had ik allemaal al meegemaakt toen ik begon. Voor Dylan was dat anders. Die begon akoestisch en raakte toen naderhand beïnvloed door rock, religieuze muziek en Country. Hij startte veel jonger. Dus bij mij hoor je dat allemaal terug in mijn albums. Soms wat rauwer, soms wat rustiger. Ik heb het allemaal in me opgeslagen. En dat komt er dan nu uit. Als ik jonger was gestart, was dat misschien ook wel met folk geweest.

WiM: Hoe actief luister je nu nog naar nieuwe muziek? Ik ben wel wat een oude lul geworden. Dat betekent dat ik veel meer moeite moet doen dan vroeger om nieuwe dingen te appreciëren. Als vroeger iets nieuws uitkwam, dan stond je meteen een beetje op je kop. Denk maar eens aan Derek and the Dominoes met Layla. Dat sloeg meteen als een bom in. Maar nu, als er een plaat ( uitkomt, moet ik toch vijf of zes keer luisteren. Het lijkt wel alsof ik verstopt zit met het verleden. Ik luister eigenlijk het liefst naar oude muziek. Bijvoorbeeld The Rolling Stones.

Die nieuwe plaat, het is oude muziek eigenlijk, vintage Stones, maar toch op een iets minder niveau vind ik.  Een paar nummers wellicht uitgezonderd, maar eigenlijk hoor je soms gewoon Tumbling Dice revisited. Maar ja, die mannen die zijn ook al rond de 80. Misschien al de 80 gepasseerd. Tegelijkertijd, ik zette die eerste single op en toen werd ik echt weggeblazen. Zou dat nou echt nog zo geweldig gespeeld worden door Keith met die vingers vol artrose? En zo krachtig gezongen door Mick? Met alles wat die mannen in hun verleden gedaan hebben. Hoe dan? Dan zou je toch verwachten dat ze in een verpleeghuis zitten, met een wandelstok of zo en niet zo strak staan te rocken. Ik vraag me echt af of we hier nu echt naar the Stones zitten te luisteren.

WiM:  Als je terugkijkt naar je tijd bij Excelsior, had je bij de start al het idee dat het zo zou kunnen lopen, dat het zo duurzaam zou zijn? Ik zat destijds bij Coast To Coast en ik zag er tegenop daar weg te gaan. Ik had de vraag gekregen om Ferry Rooseboom te bellen en mijn vriendin drong daar ook op aan. Ik wist wel dat het een vooruitstrevend label was en dat het toffe mensen waren, dus ik vond het wel ook een hele eer dat ik benaderd werd. Ik realiseerde me dat het allemaal wel een beetje rauwer zou worden allemaal. Maar ze hebben niet zo heel veel invloed gehad hoor eigenlijk of ze hebben het heel zorgvuldig en ongemerkt gedaan. We werkten op de eerste plaat ook al met drums, maar goed het heeft zich allemaal een beetje uitgekristalliseerd. En ja, nu ben ik enorm blij dat ik daar zit. Enorm blij.

WiM: Toch ook, wat er aan wielersongs werd uitgebracht, dat was toch ook via Excelsior: Ja, die Sint Willebrord Sessies, en Lance The Rock Opera, daar zat Bert Wagendorp, van de Volkskrant, achter. Die houdt ervan dat soort projecten te doen en die kan met de raarste ideeën komen. Eerst al met zijn complimenten over De Rode Vod, dan ben je  voor zo’n man. En ja, dat in combinatie met wielertijdschrift De Muur, toen kwam Bert op het idee op om een plaat met wielerliedjes te maken. Juist ook omdat ie van muziek houdt. En dat moest dan in Sint Willebrord omdat daar ook een aantal wielergrootheden vandaan komt, Wout en Rini Wagtmans, Wim van Est. Daarbij bedacht hij dat dat dan ook bij een mecanicien in de schuur moest worden opgenomen. En dat werd toen inderdaad door Excelsior uitgebracht. Die waren en zijn altijd voor  dat soort dingen in.

Ik begrijp nog steeds niet waarom we met Lance de rockopera niet meer gedaan hebben, maar ja, het is natuurlijk ook wel lastig om zoveel artiesten bij elkaar te krijgen. Dat hadden we ook naar België moeten brengen. Uiteindelijk hebben we maar een beperkt aantal optredens gedaan, misschien maximaal 5. Prachtige nummers, veelal door Jan Willem Roy geschreven.

Ik was het niet helemaal eens met de insteek van die rockopera. Vanzelfsprekend was dat het goede recht van de schrijver, van Bert. En het paste in de setting van de barkeeper die het verhaal doet en met Armstrong bevriend was, maar in feite werd de vrouw die het durfde op te nemen tegen Lance Armstrong hier in een kwaad daglicht gesteld. Zij, Betsy Andreu, maakte zich enorm zorgen toen ze in het ziekenhuis hoorde wat Lance nam en dus ook haar man, de wielrenner Frankie Andreu. Zorg voor de gevolgen van doping op de gezondheid van eventuele kinderen, maakte dat zij het aankaartte. Zij had de ballen om Lance aan te klagen. Ik had gewoon waardering voor haar, terwijl zij de volle lading over zich heen kreeg omdat ze het openbaar maakte. Die kant van het verhaal had juist best ook belicht mogen worden. Nu is het verhaal eenzijdig, ook al loopt het zo misschien wel prettiger.

WiM: Hebben jullie als artiesten die toen samenwerkten nog wel eens overwogen om iets samen te doen op dit vlak? Dat hebben we zeker wel eens bedacht, ja. Een idee was om iets te doen bij Carrefour de l’arbre uit Parijs-Roubaix. Een hartstikke mooi idee en zeker als we er allemaal een liedje voor zouden schrijven. Heel mooi om dat te doen daar bij die laatste kasseienstrook van Parijs Roubaix. Daar een plaat opnemen in dat café. Het is er gewoonweg niet van gekomen. Misschien heeft Bert dat idee nog wel in zijn hoofd. Maar ja, hoe doe je dat dan?  Studio inrichten etc. Die hele logistieke expeditie. Het is er tot nu toe niet van gekomen. Maar zeker, met Matthieu van der Poel als held zou dat een mooi idee zijn.

WiM: In hoeverre hebben jullie met de verzamelaar ook bedoeld een breder publiek te bereiken? Nee, daar heb ik en waarschijnlijk ook Excelsior niet over nagedacht. Ze hebben vooral gedacht over de vraag of het leuk zou zijn om vinyl uit te brengen van mijn werk. En dat wilden ze heel graag. Ik heb nog aangegeven dat ik niet het idee had dat mijn publiek daar op zou zitten te wachten, maar dat is wel gedaan, 500 stuks. Maar Excelsior richt zich daarbij bij mijn weten niet op marktvergroting. Daar zijn ze niet zo mee bezig. Als ze het doen, dan heb ik het in ieder geval nog niet gemerkt.

Dat was wel destijds bij Coast to Coast het geval, daar werd gekeken naar wat ik verkocht had. Ik heb dat bij Excelsior nog niet gezien. Het is een low profile bedrijf dat opereert vanuit één kamer. Ze hebben een goede naam opgebouwd door hun eigen ding te doen. Dat wordt dus juist ook heel erg gewaardeerd. Ze doen echt hun eigen ding. De pers vindt dat geweldig. En het werkt. Door een gesprek met Lenny Kuhr kwamen ze er toe met haar  een album maken. Hoe bijzonder is dat? En zo kwamen ze ook aan mij. Ik was bij de bruiloft van de bassist van Triggerfinger, Lange Polle, en daar begon ik te zingen en die jongens van Triggerfinger stonden toevallig op het podium en begonnen mee te spelen. En Ferry was daar ook én toen wilde hij wel weten wie ik was. Daarna kwam die oproep om te bellen. Ze doen gewoon wat ze leuk vinden.  En dat werkt dus goed.

WiM: Het past ook wel bij jou. Ja, dat klopt wel. Ik ben ook niet zo van dat winst- of marketinggerichte.

WiM: Wat vind je dan in dat perspectief van Spotify? Spotify is geweldig als het gaat om het ontdekken van nieuwe muziek! Ik houd ervan. Zoveel muziek om te ontdekken, om van te genieten.

WiM: Hoe kijk je dan naar hun verdienmodel als artiest én als collega-artiest? Het is toch wonderlijk dat zij aan streaming meer verdienen dan de artiesten én dat vanaf het nieuwe jaar je onder een aantal streams niet eens meer opbrengsten krijgt toebedeeld. Die opbrengst komt dan ten gunste van andere artiesten en bands die wel een minimaal aantal streams halen. Bovendien, hoe zij ook kijken naar artiesten, investeren in Artifical Intelligence op defensiegebied en een duur sponsorcontract voor FC Barcelona vindt Daniel Ek, de grote man achter Spotify goede keuzes. Als je daarbij neemt dat er in het laatste kwartaal meer dan 1500 mensen ontslagen werden bij Spotify, dan zou je dat aan het denken moeten zetten. Ik heb me hier nooit in verdiept. Ik gebruik het vooral vanwege het ontdekken van muziek. Ik zal dit onderwerp in ieder geval bij Excelsior aankaarten. Zij maken hun keuzes ook altijd zeer bewust. Ik ben benieuwd naar hoe zij hier naar kijken.  

WiM: Je bent een empathisch mens. Dat weet ik niet. Als ik op mijn kamer liedjes aan het schrijven ben en niet om kijk naar mijn vriendin, dan is dat niet empathisch. Ik ben dan echt heel erg op het schrijven gefocust. Op dat moment kijk ik niet op of om. Ik kan dan achteraf wel zien dat dat niet empathisch was. Dan ben je er gewoon niet geweest. Ik kies eigenlijk altijd voor de muziek. Dat heb ik gedaan tijdens heel veel momenten. Ook terwijl mijn vriendin van concert naar concert reed. Dan zat ik op de achterbank te spelen en ging de muziek voor.

Ik heb wel ten opzichte van mijn vriendin gefaald in die zin dat ik te weinig aandacht voor haar heb gehad. Ik vind het eigenlijk wel dat muziek altijd voorrang heeft, ja. Maar in mijn zuivere beleving van het leven vind ik het eigenlijk niet. Ik vind dat het menselijke voorrang moet hebben, weet je wel. Als je mij vraagt wat ethisch is, dan heeft het menselijke altijd voorrang. Maar doe dat maar eens. Als je zo gek bent dat je altijd liedjes wilt schrijven, dan is dat verre van gemakkelijk.

WiM: Als nou je opvoeding anders was geweest en achtergrond dus ook, had je hier dan nu ook gezeten? Als ik een andere moeder had gehad had, dan was er vast iets anders uitgekomen. Mijn moeder had een zekere literaire inslag en die kon schrijven en die maakte ter gelegenheid van familiefeesten hele musicals. Als ik een andere moeder had gehad, was ik misschien wel crimineel geworden. Of wielrenner.

Iets heel geks, maar mijn opa van vaders kant, die had een brouwerij en ik vind het zo gek dat ik altijd op zoek ga naar cafés. Dat komt wel door die familie. Ik ging vroeger ook wel mee als ze bier gingen leveren. Ik vind het nog steeds zo gek dat dat er bij mij zo in zit. Ik drink niet meer, maar ik blijf gek op cafés. Dat moet genetisch zijn.

Ik heb niets met genealogie. Maar er is wel een gast die dat uitgezocht heeft en ja dan krijg je allemaal feitjes, weet je wel die en die is daar en daar geboren, dat soort verhalen. Maar er is een verhaal over een broer van mijn opa, ome Johan uit Lith. Dat was een rebelse figuur. Die was ook wel gevreesd daar in dat dorp, want hij vocht en ging achter de vrouwen aan en dronk. Die hebben ze op een gegeven moment het dorp uitgeschopt. Hij is naar de Verenigde Staten gegaan en naderhand hebben tantes hem nog gezocht en gevonden. Hij was goudzoeker geworden en avonturier. Hij was dus anders dan anderen. Is uiteindelijk in een rusthuis in de Verenigde Staten gestorven. Ver in de negentig.  Zo zijn er wel meer afwijkende figuren geweest in mijn familie. Burgerlijkheid en standsgevoel zijn zaken waar ik me altijd van heb afgekeerd. En misschien hoor je dat ook terug in mijn muziek.

WiM: Dank je wel voor je tijd. Ik vond het een mooi gesprek. Ja? Mooi, gelukkig, kijk maar wat je ervan kunt bakken.

 

Alex, Reyer en Jeroen aan het werk zien tijdens de Nachtcafé-tour? Dat kan natuurlijk! Je vindt de speellijst hier.

Behoefte aan meer Alex? Klik dan vooral ook hier. Je vindt er een link naar de prachtige documentaire Alex Roeka Engel En Beest.

Podiumfoto’s, zwartwit, Alex: Theo Audenaerd, podiumfoto, kleur Alex: Jacques Plouvier, zwartwit foto Alex: Corbino.