Depeche Mode
Ultra
Ten tijde van de eerste opnamesessies van Ultra in 1996 is Dave Gahan nog lang niet in staat bruikbare vocale bijdragen te leveren. De jaren vol harddrugs hebben een te zware tol geëist, iets wat voor weinigen in en om de band als een verrassing komt. Veel verder dan een zanglijn voor de track Sister Of Night komt Gahan aanvankelijk dan ook niet. Maar het is sowieso al heel wat dat de band weer gezamenlijk aan een album werkt.
Uiteindelijk krabbelt Gahan via een rehab-programma en met een vocal coach weer ver genoeg overeind om daadwerkelijk aan een nieuwe plaat mee te werken. Samen met Tim Simenon (Bomb The Bass) produceert de band een geluid dat aansluit bij de dan heersende donkere triphop van bands als UNKLE en Massive Attack en de recente elektronische pop-experimenten van bijvoorbeeld U2 en David Bowie. Ook de ruwe, industriële klanken van Nine Inch Nails en The Prodigy vinden hun weg naar het nieuwe album Ultra.
De donkere, rauwe hoes van Ultra is een juiste weerspiegeling van de sfeer op de plaat. Er glimt wel iets maar de overheersende sfeer is die van ruwheid en donkerte. Opener en single Barrel Of A Gun is direct een indringend visitekaartje: industriële, rockende triphop met Gahans ongepolijste zang. Alsof hij nog midden in een cold turkey zit. Net als voorheen echter komen muziek en tekst van Martin Gore en die beweert ook nu weer niet over Gahan te hebben geschreven. Hoe dan ook, de zanger, duidelijk onderhevig aan zelfkastijding, eigent zich de song helemaal toe.
De andere singles van Ultra mogen er ook wezen: Home is een fraaie tech-ballad aangevuld met strijkers en dikke gitaren, overtuigend gezongen door Gore. Na jaren van gekte lijkt hij een rustige plek te hebben gevonden, een plek waar hij thuishoort. Useless is een geslaagde mix van beats en gitaren. En binnen in de machine: een ziel. De beste track van het album is wellicht It’s No Good, een mid-tempo track met een onontkoombare drive en dito synthesizerlijnen met een Dave Gahan die recht in het hart treft. Een track die even krachtig en indringend als elegant is en daarmee een beetje een late link vormt naar het klassieke album Violator van zeven jaar eerder.
Ultra leunt vrij sterk op deze prima singles. Het merendeel van de overige tracks klinkt zonder meer goed en prikkelend – al kun je altijd je vraagtekens zetten bij het plaatsen van drie ‘interludes‘ op een album – maar blijven qua impact en songkracht toch wat achter, iets wat niet zo verwonderlijk is, gezien de verwijdering die tussen de bandleden is ontstaan in de voorgaande jaren. Om nog maar te zwijgen over het vertrek van Alan Wilder in 1995 natuurlijk. Toch zijn het mildere The Love Thieves, met zijn plotsklaps opduikende, smaakvolle gitaarpatroon en Freestate, verrijkt met roots-gitaar en originele, creatieve beats nog zeker het vermelden waard en een bewijs dat Depeche Mode met sfeer en sound vaak een heel eind komt op Ultra, het album dat de band in 1997 weer op weg moet helpen. Een Ultra-tournee zit er echter niet in – familie en gezondheid staan nu bovenaan – en ook zal het nog vier jaar duren voordat de band met een opvolger van Ultra komt. De regelmaat van de jaren tachtig en begin jaren negentig is voorlopig nog even ver te zoeken.