Bob Mould: terug naar de intensiteit
Bob Mould stond de afgelopen jaren aardig in de belangstelling. Dit was vooral te danken aan een tribute concert met bijdragen van onder meer Dave Grohl en Ryan Adams en zijn autobiografie See A Little Light. Mould was in de jaren tachtig met Hüsker Dü een enorm relevante kracht binnen de gitaarrock en met zijn powertrio Sugar had hij in de eerste helft van de jaren negentig zowel artistiek als commercieel succes. Sinds 1989 maakte hij bovendien negen solo-albums. En de tiende plaat, Beauty & Ruin staat op stapel. Hoewel zijn kwaliteiten als gitarist en songschrijver steeds meer worden onderkend, is Mould nooit een boegbeeld van de alternatieve Amerikaanse gitaarrock geworden. Hoogste tijd voor een gesprek met de nuchtere grootheid.
WiM: Je nieuwe plaat Beauty & Ruin is lekker stevig maar toch ook gevarieerd.
Ja, vergeleken met Silver Age (2012) zijn een aantal dingen nu anders: er is zeker meer dynamiek op Beauty & Ruin en hij is wat gevarieerder en weidser. Vergeleken met Silver Age is hij wel veel minder toegankelijk. Dat was toch meer een popplaat, meer catchy dan Beauty & Ruin. Op ‘kant twee’ van Silver Age zijn een aantal opeenvolgende songs wat meer van hetzelfde. Dat viel me op een gegeven moment op. Ik heb nu bewust een opbouw gemaakt. Wat mijn teksten betreft: die heb ik eigenlijk voornamelijk staand geschreven, vaak met de gitaar op mijn nek. Dat maakt een heel groot verschil! Je krijgt een ander ritme in je teksten en je werkt sneller, instinctiever.
WiM: Toen je boek uitkwam (See A Little Light, 2011) leek je je voldaan en tevreden te voelen. Het boek eindigde in een positieve stemming. De teksten op de nieuwe plaat zijn toch weer zwaarder. Is er na het afronden van je boek toch een moeilijke tijd gekomen?
In 2011, 2012 was er naast het boek ook de Sugar-tournee. Het tribute concert (eind 2011) was natuurlijk opwindend. Maar in 2012 overleed mijn vader en een aantal goede vrienden hadden veel problemen, vooral lichamelijke gebreken, weet je wel, die dingen die bij het ouder worden horen. Dat is wat je terughoort op de plaat. Hij gaat van verlies en reflectie naar het accepteren en de toekomst.
WiM: De opener van Beauty & Ruin is een typische, langzamere, Mould-song maar toch… anders. Dat komt natuurlijk ook door dat bevreemdende, industriële intro. Maar verderop is het weer een paar keer ouderwets knallen.
De eerste twintig seconden van de plaat zijn inderdaad dreigend: “hier gaat wat gebeuren”, denk je. En ja, Little Glass Pill en Kid With Crooked Face zijn inderdaad lekkere tracks om er op het podium uit te knallen. We hebben ze al live gespeeld.
WiM: Fire In The City is een ander hoogtepunt, met mooie akkoordenovergangen. En Nemeses Are Laughing heeft ander, opvallend gitaargeluid, mooi diep.
Dank je! Dat is mooi om te horen. Jason (Narducy, bas) heeft ervoor gezorgd dat ik Fire in The City überhaupt af heb gemaakt. Ik was er wel klaar mee maar hij hoorde er echt wat in. Voor Nemeses hebben we enorm veel werk in de gitaren gestopt. Het is uiteindelijk gelukt om een bijzonder en mooi clean geluid te krijgen. Jason en John (Wurster, drums) hebben sowieso een flinke inbreng gehad in deze plaat. Maar ja, we zijn nu ook alweer zes jaar een band. En Jason, die ken ik al 25 jaar.
WiM: De film van het tribute concert uit 2011, See A Little Light, is een lust voor het oog en oor. Er zaten een paar geweldige versies bij van je nummers: Craig Finn van The Hold Steady met Real World… Ryan Adams’ Black Sheets Of Rain… en natuurlijk Dave Grohl.
Ja, Ryans versie is heel bijzonder. Hij deed ‘m eerst tijdens de tribute en later nog eens bij David Letterman. En Craig, die komt ook uit Minneapolis. Hij had dezelfde gitaarleraar als ik. Dat spoken word intro dat hij deed bij Real World was te gek, dat zag ik echt niet aankomen. En Dave Grohl… ja, dat is gewoon zo’n oprechte muziekliefhebber. Druk, altijd ideeën. Hij heeft ook veel aandacht voor anderen, kijk maar naar die documentaire Sound City.
WiM: Er was meer aandacht voor je. Voor World Record Store Day dit jaar werd Hüsker Dü’s Candy Apple Grey (1986) weer uitgebracht. Was er nog een speciale reden om dat album weer uit te brengen?
Weet je, ik wist tot twee weken voor World Record Store Day geeneens dat die plaat opnieuw zou worden uitgebracht, echt niet. Maar goed, Warner Brothers bezit de rechten. Zij hebben ook een reissue-label, Rhino. Ik denk dat de plaat daarop is uitgekomen. Geen probleem, goede plaat en Warner mag ermee doen wat ze willen uiteindelijk.
WiM: Toch mooi hoe je altijd door bent gegaan. Sommige generatiegenoten scoren nu met een comeback maar jij was er altijd, alhoewel je soms van koers leek te veranderen.
Er is een periode geweest na Sugar die nogal ‘down’ was maar er kwam wel veel muziek en tekst uit voort. Het is altijd een beweging. Mensen komen en gaan en soms komen ze weer terug in je leven. In 1998 geloofde ik echt dat ik geen harde rock meer zou maken. We hadden in de jaren tachtig een prachtige basis gelegd voor nieuwe gitaarmuziek met bijvoorbeeld Pixies en Nirvana maar in de jaren negentig werd dat door iedereen maar gekopieerd. Er waren op een gegeven moment veel te veel mensen op het schip. Er was geen ontsnappen meer mogelijk voor mij, leek wel. Vandaar ook die song I Hate Alternative Rock. Later ben ik me bezig gaan houden met het leren maken van elektronische muziek. Dat bracht verwarring bij veel mensen. Rond 2005, met Body Of Song, had ik een goede mix van gitaar en wat elektronica. We hadden een keyboard op het podium en het album deed het ook goed. De ‘volwassen’, meer beheerste en onderdrukte shows zijn sinds 2011, 2012, mede door de Sugar-tournee en de tribute weer veranderd in hele energieke shows.
WiM: En de bands van tegenwoordig, vind je daar nog de urgentie in terug? Vind je nog interessante dingen?
Oh jawel, ik probeer het nog allemaal te volgen. Bands als No Age en White Lung zijn erg goed. Maar het hoeft geen gitaar te zijn. Ik luister ook naar Daft Punk. En die plaat van Disclosure vond ik ook heel sterk.
WiM: In het verleden was je ook wel eens te vinden op benefiet-cd’s. Bijvoorbeeld met Sugar op Born To Choose (Running Out Of Time) en solo op de aids-benefiet-cd No Alternative, met dat mooie Can’t Fight It.
Ja, Can’t Fight It, dat vind ik ook nog steeds een hele mooie. Die song komt uit een rare periode na Black Sheets Of Rain, toen ik wat tijd over had. Ik doe nog steeds wel dingen voor goede doelen, al zijn het nu natuurlijk minder songs op cd’s en meer optredens. Ik stond pas nog op een Paul Simon-tribute. Dat was heel leuk. En in Carnegie Hall notabene. Er liep van alles rond, van Sam (van Sam & Dave) tot de zusters Wilson van Heart, geweldig! Als dj heb ik ook veel gedraaid voor dakloze, homoseksuele jongeren. Hoewel we vooruitgang hebben geboekt in Amerika is het nog steeds zo dat in bepaalde delen van de VS, bijvoorbeeld Montana of Idaho, homoseksuele jongeren soms gewoon het huis uit worden gezet. Dan trekken ze naar San Francisco maar kunnen daar vervolgens geen onderdak vinden. San Francisco is aan het veranderen door de komst van die technologiebedrijven. De huizenprijzen zijn hoog en de nieuwe (tech)generatie in de stad houdt zich niet bezig met de geschiedenis en het sociale karakter van San Francisco.
WiM: Je woont nu zelf in San Francisco maar hebt ook in onder meer Washington DC en natuurlijk Minneapolis gewoond. Toen Hüsker Dü aan het doorbreken was, had je in Minneapolis natuurlijk die hele Paisley Park entourage rond Prince. Was dat een andere wereld dan de jouwe, of liep dat door elkaar heen?
Je had de punk en rock van South-Minneapolis met naast ons natuurlijk The Replacements en Soul Asylum. In North- Minneapolis had je Prince en Flyte Tyme. En daartussen had je één verzamelplaats: de First Avenue club. Dat was een voormalig busdepot. Er was naast de hoofdzaal ook een kleinere zaal in het pand, de 7th Street Entry. Prince stond natuurlijk in de grote zaal van First Avenue en wij in de 7th Street, maar later klommen wij ook op naar de grote zaal. In Detroit had je een vergelijkbare opzet. Prima voor bands.
WiM: Met Sugar kwam je op een gegeven moment over de hele wereld, inclusief Japan.
Ja, twee keer zelfs. Maar de Silver Age-tournee ging ook naar Zuid-Amerika en Australië. Wat dat betreft hebben we nu ook weer een heel groot bereik. En die regio’s gaan we de komende 8 maanden ook weer aandoen. In november zijn we in Europa. Mijn huidige band is al bijna net zo’n intens trio als Sugar…