×

Interview

03 februari 2024

Alex Roeka, zanger van leven, liefde en dood (interview, deel 1 van 3).

Een mooie vrijdagmiddag in Amsterdam, in december 2023. Ruimte en tijd voor een gesprek met de beste singer-songwriter die Nederland rijk is. Alex Roeka mag daar misschien zelf niet van overtuigd zijn, zijn albums spreken boekdelen. En nu, om te vieren dat hij meer dan tien jaren artiest is op het Excelsior-label, verschijnt er een verzamelaar, Nachtcafé, een prachtige release op vinyl. Voor het eerst Alex op vinyl. De bijbehorende tour start meteen na zijn huidige tour voor Nieuwe Dromen. Van een pauze tussen de twee tours is niet echt sprake. Met het enthousiasme dat Alex in zijn muziek weet te leggen, was het tijd om samen het gesprek aan te gaan over Nachtcafé, over muziek, over het leven, de liefde en over wielrennen, de passie die Alex al van jongs af aan bezig houdt. Dit is deel 1 van een driedelig interview. Op 10 en 17 februari verschijnen het tweede respectievelijk derde deel.

WiM: Fijn om je te spreken. En bepaald in een drukke periode. Je bent nog volop aan het touren met Nieuwe Dromen en nu komt er een verzamelaar mét meteen een tour eraan gekoppeld. Hoe werkt dat voor jou? Wilde je geen pauze tussendoor? Eigenlijk niet, nee, geen pauze. De verzamelaar was bedoeld voor release in januari, om samen te vallen met het begin van de tour. Maar juist omdat de feestdagen er voor zaten, gaf Excelsior aan dat ze het album toch al eerder wilden uitbrengen. Dus dat is de reden waarom het eigenlijk naar mijn gevoel wat vroeg is. Nu loopt het even door elkaar. Na de voorstellingen van Nieuwe Dromen verkoop ik over het algemeen juist ook dat album. En als dan ook deze verzamelaar erbij komt, dan is dat wat veel. Ik heb hem wel bij me én als iemand echt aandringt, dan kan dat uiteindelijk wel, maar ik wil deze feitelijk pas verkopen vanaf de nieuwe tour.

Er zit zo weinig tijd tussen de twee tours enerzijds als nawee van Corona, anderzijds door het winnen van de Poelifinario-prijs. Dat maakte dat mijn impresariaat de tour van Nieuwe Dromen kon verlengen. Daar zitten we nu midden in. Normaal gesproken zou dat niet gebeurd zijn, dan hadden we iets meer tijd gehad. Juist omdat de nieuwe data al gepland waren, werd de tijd tussen de twee tours kleiner. Je kunt daar dan niet onderuit. Dat vind ik ook niet zo erg.

WiM: Hoe kijk je daar dan zelf naar? Nou kijk, ik ben toch al een hele tijd met die liedjes bezig, met het nieuwe programma ook,  juist om de verbindende teksten te schrijven tussen de liedjes. Dus dat maakt mij niet veel uit. Ik heb het wel in mijn hoofd zitten. We beginnen met een paar try-outs en dan zien we wel hoe het gaat. We gaan nog wat repeteren en dan kunnen we beginnen.  Ik heb goeie muzikanten en met een paar keer repeteren gaat dat lukken.

WiM: Als je kijkt naar de keuze die je gemaakt hebt voor de samenstelling van het album, dan zit er heel veel bij van Zachtaardig Vergooid , je eerste album bij Excelsior. Hoe heb je gekeken naar de verdeling van de nummers? Ik heb vooral gekeken naar de nummers die mij bevallen. Ik heb die platen beluisterd en als een nummer beviel, dan koos ik dat. Het mochten er maar 23 zijn in verband met de speelduur van vinyl, 25 minuten per kant. Ik heb me moeten beperken. Ik vind het nog steeds allemaal goeie nummers, waar ik iets mee heb en waar ik ook wel een programma mee zou kunnen maken.

WiM: Had je het programma al in je hoofd? Nee, ik heb eerst het album samengesteld en daarna pas bedacht hoe ik het programma wilde maken, bedacht welke liedjes samen het beste een programma konden vormen.

WiM: Je hebt een aantal erg mooie liedjes geschreven over wielrennen. Die komen niet op de verzamelaar terug. Hoe werkte dat dan voor jou? Ja, ja, schreef jij dat? Achteraf gezien had ik misschien toch wel Ik Ben Een Renner (van het al genoemde Zachtaardig Vergooid) willen toevoegen. Achteraf misschien wel. Dat is toch wel een goed nummer. Ik heb daar wel wat mee. Ik denk dat ik onbewust het gevoel had dat het niet in de setting paste, met Nachtcafé als titel. Dan zou dat nummer atypisch zijn. De nummers hebben een heel ander karakter. Onrust, verlangen. Ik denk dat het voor mij daarin zat. Maar toen jij dat schreef dacht ik wel “Misschien had het er bij gemoeten, het hoort toch bij mij.”

WiM: Wielrennen is meer dan een fascinatie. Het is ook wel een beetje een filosofisch nummer geloof ik. Ik weet wel dat ik eens tegen Bert Wagendorp heb gezegd -hij vindt  De Rode Vod het beste wielerlied ooit geschreven- dat ik deze toch echt wel beter vind. Maar ja, goed, als je keuzes maakt, dan kun je er achteraf altijd anders op terug kijken. Of spijt van hebben. Ik denk dat alles bij elkaar dat  deze verzamelaar een aantal hele mooie nummers bevat.

WiM: Je wielernummers misschien een keer verzamelen? Ook De Muur Van Geraardsbergen en Maar Ik Viel zijn immers erg mooi. Dat laatste staat inderdaad niet op een album.  De Onbekende Renner heb ik ook geschreven. Misschien moet ik die liedjes inderdaad nog eens een keer gaan verzamelen en dan uitbrengen. Frans Hagenaars van Excelsior is ook liefhebber van wielrennen, dus die zal dat vast een goed idee vinden. We hebben er al een aantal opgenomen. Dus een keer gezamenlijk uitbrengen zou best een aardige keuze kunnen zijn. Goed dat je het zegt. Ik ga er eens over nadenken.

WiM: Was dat wielrennen voor jou ook een afzetten tegen de katholieke kerk? Het was toch een tijd not done. In bepaalde kringen juist wel hè. Het was bij uitstek een katholieke sport ook en vooral in het zuiden dus, wel vooral een sport voor de arbeidersklasse. Als je van hogere komaf was, fietste je niet, dan ging je juist hockeyen. Ik herinner me nog dat  Gerben Karstens, de notariszoon uit Leiden nota bene, eigenlijk de eerste wielrenner was uit een andere sociale klasse. Het is heel gek. Mijn vader hield wel van wielrennen Maar ik denk niet dat hij mij ooit gestimuleerd heeft om te gaan wielrennen. Hij sportte zelf niet, maar we gingen wel naar de baanwedstrijden in het Olympisch Stadion.

Er is een enorme verandering in dat wielrennen gekomen. Ik was in 1963 naar Nijmegen gekomen om te studeren. Als kind was ik altijd al heel erg gefascineerd geweest door wielrennen en omdat ik mij niet zo prettig voelde in Nijmegen, leefde ik wel op toen ik op een gegeven moment in een winkel een Motobécane  racefiets zag staan. Dat vertelde ik aan mijn vader en  die leende me het geld voor die fiets. Ik was toen destijds in Nijmegen en misschien wel in Nederland de eerste student die ging wielrennen.

Later kwam Tim Krabbé met zijn boek, De Renner, en als je er nu naar kijkt, dan is elke wielrenner zowat student of student geweest. In België is dat voor een groot deel toch zeker zo.

WiM: Wat heeft dat fietsen je gebracht in je leven? Heel veel en dat is nog steeds zo, ja. Ik ben wel een aantal een paar keer onderuit gegaan op de fiets. Maar het heeft me wel wat gebracht, ja, gezondheid. Ik ben redelijk oud maar ik ben hartstikke fit.  Zolang als het nog duurt. Dat komt mede door het fietsen. Dat doe ik toch zeker een paar keer per week. Nu even niet, want ik ga nu vaker naar de sportschool. Als ik dan toch uur 1,5 uur heb, dan kan ik binnen een sportschool meer afwisseling in mijn beweging brengen. Armen, benen, buikspieren. Fietsen is toch een vrij eenzijdige beweging hè. En in de sportschool daar doe ik alles. Ik ben wel lekker bezig en ik voel me beter na de sportschool dan na het fietsen. Maar waar hebben we het over? Nou ja, jij fietst natuurlijk ook.

WiM: Als je kijkt naar je samenwerking met Reyer en met Jeroen, hoe zou je die karakteriseren? Ja, we spelen al heel lang met elkaar. Het zit als gegoten. Als we samen spelen, hoef ik niet na te denken of zo. Het is een warm bad. Ik vind het geweldig: ze zijn heel toegewijd en betrokken. En ze zijn muzikaal avontuurlijk. Ook van show naar show. Het is gewoonweg fijn spelen met hen. Met Reyer speel ik al vanaf Voort! en Jeroen kwam er ook al vrij vroeg bij Excelsior bij.

WiM: Als je nou kijkt naar je leven, hoe zie je jezelf dan? Zie jij jezelf dan meer als poëet, schrijver, zanger, muzikant? Ik zie mezelf als een combinatie van dat alles. Niet per se het een meer dan het ander.

WiM: Je hebt ook wel eens aangegeven dat er boeken van je hand zijn die nooit zijn uitgegeven, hoe kijk je daar dan nu naar? Nee, die durf ik niet in te kijken eerlijk gezegd. Ze zitten allemaal in dozen. Het lijkt me beter om ze weg te gooien.

WiM: Je bent kritisch naar jezelf. Hoe komt dat? Nou op de een of andere manier heb ik het niet zo hoog op met mezelf, ja. Dat is ook dubbel natuurlijk. Soms wel, als we een goed optreden hebben gedaan en het was te gek en het publiek is enthousiast. Of bij het winnen van een prijs. Ik heb er inmiddels al aardig wat gehad, alleen de Nobelprijs nog niet (lacht). Maar die komt nog wel. Twee Edisons, dus ik zou eigenlijk niet moeten klagen. Mijn zelfgevoel is niet zoals bijvoorbeeld bij een Mick Jagger of zo, weet je wel met een heel sterk ego met een heel sterk zelfbeeld. Ik blijf toch altijd wel een beetje twijfelen.

WiM: Tegelijkertijd, jouw muziek en jouw teksten worden breed gewaardeerd. Ik heb maar een relatief kleine groep fans en ik blijf vooral in de kleine zalen spelen. Natuurlijk, het leuke van kleine zalen, is dat we altijd wel met een zekere intimiteit spelen. Dat is fijn. Eens zijn we door omstandigheden – een juichende recensie van Jacques D’Ancona – in de grote zaal  van De Oosterpoort terechtgekomen. Dat is een joekel van een zaal, hè. Eigenlijk stonden we in de kleine zaal, maar die was door die recensie te klein. Een Amerikaanse zangeres die in de grote zaal geprogrammeerd stond, wisselde toen met ons. Zij was daar dus met een heel grote bus en haar hele crew en ik gewoon met mijn autootje. Ik vond dat wel grappig.

 

Deel 2 van dit interview met Alex Roeka kun je vanaf 9 februari hier lezen.

Alvast weten waar je Alex Roeka live kunt zien? Je vindt de speellijst hier.

 

Podiumfoto Alex: Theo Audenaerd