Various Artists
Kent's Cellar Of Soul (volume 3)

Souljazz is tegenwoordig een goede tweede, maar de compilaties van het Britse duolabel Ace/Kent Records vormen al een jaar of twintig zonder concurrentie de absolute top als het gaat om historisch soul- en rhythm & blues-materiaal.
Dankzij de Mods was de soulmuziek in de tweede helft van de jaren zestig zeer populair in het Verenigd Koninkrijk, waar een hele subcultuur bestond van discotheken die zeldzame, uit Amerika geïmporteerde soulplaten draaiden. De bezoekers werden van lieverlee zelf ook soulkenners en bestookten de deejays met hun eigen vondsten. Als een groep als The Who of The Small Faces een soulcover op het reportoire nam, wilde dat ook helpen. Maar het overgrote deel van het repertoire was en bleef obscuur.
De serie Kent’s Cellar Of Soul is gemodelleerd naar het voorbeeld van de verzamelalbums die wijlen Dave Godin midden jaren negentig wijdde aan de zogeheten ‘Deep Soul’, de over het algemeen op trieste onderwerpen gebaseerde soulballads. Voltrok de ‘Deep Soul’ zich grotendeels in mineur, in Kent’s Cellar Of Soul is het overwegend een vrolijke boel.
Op het onlangs verschenen derde deel is een mooie verdeling gemaakt tussen de nummers die, in navolging van de VS, ook in Engeland grote hits werden, zoals Gimme Little Sign van Brenton Wood, dat begin ‘68 de Britse Top-10 haalde en wat minder bekend tot zeer obscuur materiaal. The House That Jack Built kent iedereen van Aretha Franklin, het nummer deelde in het najaar van ‘68 een single met I Say A Little Prayer. Het origineel stamt ook uit 1968, maar dan van een paar maanden eerder. Thelma Jones uit North Carolina heeft met haar versie hoorbaar model gestaan voor Aretha, die toen nog pas een paar maanden bij Atlantic werkte aan haar reputatie van Queen of Soul.
Nog zo’n gevalletje ‘wie was nu echt de eerste?’ Tramp van Lowell Fulsom verscheen in 1967 vrijwel tegelijk met Papa Was Too van Joe Tex. Beide nummers lijken onder dezelfde mal gelegen te hebben. Maar wie nu wat van wie heeft geleend, is 45 jaar later niet meer te achterhalen. Sowieso associeert elke soulliefhebber Tramp tegenwoordig vooral met Otis Redding en Carla Thomas. Hun versie verscheen aantoonbaar later, maar werd uiteindelijk toch dé hit in zowel de VS als in het Verenigd Koninkrijk en op talloze andere plekken op de wereld.
Opvallende aanwezigen op dit album zijn twee acts die hun commerciële gloriedagen in de tweede helft van de jaren zestig allang achter zich hebben gelaten: The Platters en The Ad Libs. Die laatste groep scoorde sowieso maar één keer echt, met The Boy From New York City, een Amerikaanse Top-10 hit begin 1965. The Platters hadden tientallen hits, maar wel allemaal in de jaren vijftig en vroege jaren zestig. Op dit album figureren The Ad Libs met Giving Up, een zeldzame cover van een al even obscure Gladys Knight-single uit 1969.
With This Ring was in de VS in 1966 de laatste hit van The Platters. Hun doorlopende rij grote hits was in 1961 opgehouden, in 1966 kwamen daar nog twee nakomertjes achteraan. Afgezien van de naam hadden de makers van deze floorfiller overigens weinig te maken met The Great Pretender en Twilight Time een decennium eerder.
Op de cd is ook een voor Engeland vrij obscuur nummer aanwezig dat in Nederland in de jaren zeventig zeer bekend werd: The Horse van Cliff Nobles & Co, een single uit 1968, was jarenlang de tune van de Veronica Drive In Show en in die hoedanigheid jarenlang dagelijks te horen op de zeezender Veronica en later nog enkele jaren op de publieke omroep. Overigens had Nobles een triest lot: hij was de zanger van de vocaler versie van het nummer, maar de instrumentale werd een (Amerikaanse) hit. Zodoende stond de zanger op een instrumentale plaat te dansen waar hij niets mee te maken had.
Hoor je dit hele album achter elkaar, dan valt op dat veel opnamen zich bevinden op het grensvlak tussen soul en pop. Toch slaat de weegschaal onmiskenbaar door richting soul. Een van de beste bewijzen daarvan is Funky Fever van Clarence Carter. Nergens een hit, omdat in Amerika Atlantic-baas Jerry Wexler verordonneerde dat de andere kant van de single moest worden geplugd. Dat was in commercieel opzicht een terechte keus, omdat Slip Away daar de Top-10 haalde. De UK was eigenwijs, daar bleven ze Funky Fever pluggen. Een hit werd het niet, maar wel een groot succes in de discotheken. Dat zou dit 36 jaar oude nummer nog steeds kunnen zijn.