×

Interview

10 november 2012

Interview met ‘lief rioolmonster’ John Coffey

Ken je de naam John Coffey niet als bandnaam, ken je ‘m waarschijnlijk wel als naam van het beroemde personage dat Michael Clark Duncan speelde in de dramafilm The Green Mile uit 1999. Niet lang nadat deze film uitkwam, in 2002 om precies te zijn, besloten de vijf middelbare scholieren Twan Eikelenboom en Alfred van Luttikhuizen (gitaar), Richard van Luttikhuizen (bas), Art van Triest (zang) en Carsten Brunsveld (drums) een keiharde rock ’n roll punkband op te richten die deze naam moest dragen.

Na een eerste ep (White Like The New Sky) in 2005 en debuutalbum Vanity in 2008 werden Twan Eikelenboom en Art van Triest in 2010 vervangen door respectievelijk Christoffer van Teijlingen en David Achter de Molen.

Anno 2012: met het nieuwe album Bright Companions wil de band de Nederlandse muziekwereld veroveren. Written in Music zocht David en Carsten van de band op voor hun optreden met Blood Red Shoes in Paradiso voor een interview over zinnig- en onzinnigheden.

WiM: Waarom hebben jullie je vernoemd naar juist dat personage in die film?
Carsten: The Green Mile vinden we gewoon vet, een erg indrukwekkende film.
David: John Coffey is een grote man met een klein hartje, net als wij.

WiM: Hebben jullie een snor omdat jullie de New Kids zo cool vinden of willen jullie er gewoon ruiger uitzien?
David: Toen ik in de band kwam, hadden Alfred en Richard al een snor. Ik vind het gewoon mooi staan, het maakt een man af als hij een snor draagt vind ik. Toevallig hebben we er bijna allemaal één.

WiM: Op welk album zijn jullie het meest trots?
Beide: Bright Companions is beter.
Carsten: Op het eerste album waren we nog echt op zoek naar een stijl, het liep totaal uiteen. Ik kan me beter identificeren met het nieuwe, het gaat allemaal één richting uit: hard. Er was een beter concept waarnaar we hebben gewerkt.
David: Op de nieuwe plaat klinken we volwassener en ruiger.

IMG_0946WiM: Hoe gaat liedjes schrijven bij jullie in zijn werk?
David: De muziek schrijven we altijd samen, de teksten komen voor de helft van mij en voor de helft van Alfred. We hebben altijd overleg over de teksten, als iemand iets niet goed vindt, zegt hij het ook.
Carsten: Dat is een belangrijk verschil met het eerste album. Toen speelden we gewoon wat ons werd voorgeschoteld en ik moet je eerlijk zeggen dat ik toen geen idee had waar de liedjes over gingen.

WiM: Jullie hebben jullie tweede album gefinancierd met hulp van fans en anderen die in jullie geloven omdat jullie het nieuwe album in Zweden wilden opnemen. Waarom?
David: In Zweden zit een vette producer (Pelle Gunnerfeldt, werkte o.a. met The Hives en Refused, red.) waar we heel graag mee samen wilden werken. Maar daarvoor moesten we veel geld ophoesten. Toen besloten we ons project op sellaband(.com, een crowdfundingwebsite voor bands, red.) te zetten. Het leverde ons vierduizend euro op, goed om een deel van het album mee op te nemen. Voor de rest van de cd moesten we nog heel wat krantenwijkjes lopen.

WiM: Waar halen jullie je muzikale inspiratie vandaan, hebben jullie helden?
David: Nou, John Bon Jovi is sowieso een held van ons allemaal. Zetten we ook vaak op ’s avonds. Zonder gein: één van mijn helden en voorbeelden is Keith Buckley van de band Every Time I Die.
Carsten: Dave Grohl en iedereen uit het grungetijdperk: Kurt Cobain, Eddie Vedder… Maar Damien Rice en Radiohead zijn ook goed.

WiM: En Blood Red Shoes, waarvoor jullie mogen openen?
Beide: Dat vinden we een erg toffe band. Wij kennen hun co-producer toevallig ook. Nee, erg goed.

WiM: Jullie traden onlangs op bij De Wereld Draait Door. Hebben jullie het gevoel dat het wat heeft opgeleverd?
David: Natuurlijk. Er kijken dagelijks 1,2 miljoen kijkers naar dus we wilden er natuurlijk ook graag staan, vooral als je kijkt naar onze positie in de muziekwereld. Onze boeker belde met de redactie en zo geschiedde. Het mooie is dat er eigenlijk nooit zulke harde muziek gespeeld wordt op tv en al helemaal niet op de publieke omroep. Maar we hebben aan de Band_Bench_HiResene kant mensen hun verleden laten herbeleven en aan de andere kant mensen wellicht positief verrast… – denkt even na – Het is in ieder geval mooi dat het monster in het riool zijn kop uit het putdeksel mocht steken. Wel een lief monster trouwens.
Carsten: Haha, waar haal je die beeldspraak nou weer vandaan?
David: Ik moest ook even denken maar vond het wel een goeie. Niet iedereen was even enthousiast trouwens. De schoonouders van mijn zus zeiden “wat erg voor je ouders” toen ze het hadden gezien. Gelukkig vonden m’n eigen ouders het wel tof, dus die hebben er ook wat van gezegd tegen hen.

WiM: Jullie doen dit jaar mee aan de Popronde. Hoe is dat jullie tot nu toe bevallen?
David: Heel erg goed, er komt veel publiek en we mogen voor nop voor ze spelen, dat is tof.
Carsten: We speelden in een piepkleine kroeg in Arnhem en daar stond het publiek tot buiten. Echt cool. Iedereen zou mee moeten doen.
David: De kroegen krijgen we vol, nu moeten we zaaltjes proberen en aanpappen bij de juryleden.

WiM: Over zaaltjes gesproken: waar willen jullie sowieso nog spelen de komende tijd met dit album?
David: Sowieso Lowlands, de hele dag, in alle tenten. Dus vier keer in tenten en nog twee keer op de campings.
Carsten: We zouden al blij mogen zijn met India denk ik. Maar als ik mag kiezen Grolsch.
David: En Groezrock, Noorderslag, Duitsland, Zwarte Cross… Duitsland hebben we vaker gedaan, er is daar een goede markt voor rockmuziek. Binnenkort doen we daar het voorprogramma van de laatste Duitse show van Face Tomorrow.