×

Interview

25 februari 2024

Henk Hofstede over de kleurrijke wegen van de Nits

Geschreven door: Edwin Hofman

Label: Werf

Dit jaar bestaan de Nits 50 jaar. Een absolute mijlpaal die de band met concerten, releases en diverse projecten luister bijzet. Zo lijkt 2024 een feestelijk jaar te worden, iets wat niet vanzelfsprekend leek. De band kreeg de afgelopen jaren immers te maken met grote tegenslagen. In mei 2022 brandde studio en oefenruimte De Werf af, al meer dan veertig jaar de thuisbasis van de band. Het jaar erna kreeg Henk Hofstede te maken met de spieraandoening Myasthenia gravis (MG), die spreken en zingen aanzienlijk kan bemoeilijken. Hoe mooi is het dan dat we, ondanks dit alles, toch de ep Tree House Fire konden verwelkomen en ook nog eens kunnen uitzien naar concerten in binnen- en buitenland.

WiM: 50 jaar NITS dit jaar! En de tour is inmiddels gestart. Spannend… Het eerste optreden was een try out in Goirle.
Ja, in een kleine zaal, vlakbij Tilburg. Het was voor mij heel erg spannend. We hadden al wel twee kleine radio-optredens gedaan. Eerst bij Leo Blokhuis en later bij Spijkers met Koppen, dat waren vijf nummers. Het is altijd leuk om daar te spelen. Voor mij was dat wel een test: hoe blijf ik overeind? Ik kreeg in de gaten dat als ik maar ontspannen blijf het wel goed gaat, als ik maar geen stress heb, me niet druk maak. Als het echt niet gaat of werkt, helpt niets. Dan blokkeert het, dan is het op.

Het waren twee sets in Goirle, van vijftig minuten en een uur. Ik moet wel een pauze nemen, ja, absoluut, maar dat hebben we altijd al gedaan, in theaters dan. In clubs niet. Die pauze heb ik ook wel nodig. Ik moet altijd kijken wat de balans is. Hoeveel inspanning kost het? Maar zingen is ook ontspanning. Praten is lastiger voor mij dan zingen.

Wat ik achteraf hoorde, is dat de meeste mensen er helemaal niets van merken. Hoe laconieker ik ermee omspring, dat is ook een andere manier van zingen, hoe beter het gaat. Dan heb ik er meer greep op en dan wordt het niet zo serieus of zwaar. Er zitten wel nummers in de set met heel veel power, die heel hoog gaan; Nescio bijvoorbeeld is een killer. Dan moet ik wel uitkijken dat ik niet uitglijd.

WiM: Jullie gaan ook weer de grenzen over, naar jullie vertrouwde landen en steden. Mooi dat dat toch ook daadwerkelijk weer gaat gebeuren in het jubileumjaar. En ook mooi dat je vanaf vorig jaar herfst weer naar een oefenruimte/studio kon gaan.
Ja, inderdaad. We spelen in La Laiterie in Straatsburg en in het Volkshaus in Zürich, bijvoorbeeld. In België zijn de Roma en de Ancienne Belgique al uitverkocht. La Laiterie was ook uitverkocht maar die is toen nog wat ‘groter gemaakt’. Dat is natuurlijk ontzettend leuk om te horen.

Het belangrijkste vond ik dat ik weer dingen kon maken. Ik wist wel dat ik altijd zou schrijven en voor mezelf zou opnemen. Dat we ook weer in studio konden werken, in oktober, dat was wel een belangrijk moment: oké, wat er ook gebeurt, als dit mijn beperking blijft, dan kan ik in ieder geval dat. Dan heb ik toch de ‘Brian Wilson-route’ genomen, haha.

Mijn dochter woont in Andalusië met haar man en dochter. Ze hebben een landje daar. Ik kom daar al een jaar of acht heel graag. Ik ken de omgeving, ik houd van dat gedeelte van Spanje: Córdoba, Sevilla, Granada… Málaga is ook heel mooi eigenlijk. We huren wisselende huizen waar ik kan tekenen, werken. Ik houd van hitte, haha. Ik vind dat een heel aangename drug, een heel aangename verdoving. Ik heb in Andalusië na de brand de eerste dingen geschreven, mijn herinneringen aan De Werf.

We hebben inmiddels een oefenruimte die we huren. Het is vlak in de buurt van De Werf, iets noordelijker. Daar huren we een kleine ruimte, die is groot genoeg voor ons om te staan, onze spullen neer te zetten én te laten staan. Daar omheen zijn nog twee grotere repetitieruimtes waar ook anderen repeteren. Dat gaat van kindertoneel tot heel ingewikkelde muziek.

WiM: Hoe pijnlijk de brand ook is, hierna ligt alles weer open. Sommige keuzes hoef je niet meer te maken.
Opruimstress heb je niet meer. Die hele zolder van de Werf was, zoals zoals bij iedereen, de opbergplek van je verleden, je souvenirs. Instrumenten die niet meer gebruikt werden, computers, enzovoort. Alles ging naar zolder. Die zolder was eerst helemaal leeg en die vult zich dan. Ik had daar bijvoorbeeld twee kleine banjo’s van mijn oom liggen. Er lagen ook twee Turkse saz-instrumenten, een was elektrisch, daar heb ik vaak op gespeeld. En oude synths… Die kun je niet meer krijgen maar daar hebben we wel veel mee kunnen doen.

Robert Jan heeft heel veel sounds die we eind jaren tachtig, begin negentig maakten bewaard. Geluiden die hij maakte met de PPG en daarvoor de Oberheim, de hele reeks. We waren net als de mensen die een Fairlight hadden, Kate Bush, Peter Gabriel, Trevor Horn, de Engelse studio’s… Wij gingen ook sounds maken, maar dan kwamen er bijvoorbeeld fietsbellen in terecht.

WiM: De clip van de huidige single The Tree is vast en zeker hier in Amsterdam-Oost opgenomen.
De clip is hier in het Oosterpark opgenomen, ja. Ik film hier vaak. Aan het begin van de herfst viel mijn oog weer op de boom die ik al jaren fotografeer. Ik fietste vanuit de studio altijd door het park en kwam dan langs die boom. Die stond altijd heel erg zijn best te doen de allermooiste boom van de wereld te zijn, met al die kleurschakeringen. Dus die heb ik heel vaak gefotografeerd. Op een gegeven moment dacht ik: ik ga daar gewoon filmpjes maken, mijn Vogelman-filmpjes, die ‘fladderfilmpjes’. Dat was nog voordat we The Tree hadden.

Van het een kwam het ander. Ik ging elke keer met de gitaar voor de boom staan, met de weer gevonden Jazzmaster, de teruggekeerde verloren zoon. Toen kwam er een dag dat het mistte, de meest prachtige mist. Ik keek ’s ochtends het park in en dacht: wow… Ik heb altijd mijn camera-statief klaarstaan. En bijpassende kleding, haha. En ik ben gaan filmen in het park. Ik zette het statief neer; ik ben op dat moment niet het oog van de camera. Er waren heel weinig mensen, het was vrij vroeg, een goede tijd. Er was wel hond, een Dobermann, die met me wilde spelen. Dat kwam in beeld. Later zijn we met de band teruggekeerd. Ik heb gewacht op mist maar die kwam nooit meer zo mooi terug. Toen er een keer wel een klein beetje mist was, heb ik aan onze lichtman gevraagd of hij een rookmachine kon gebruiken.

WiM: De ep heeft met The Tree een echte signature track, een mooi visitekaartje dat zich kan scharen bij de vele memorabele singles.
Het is een nummer dat meteen binnenkwam; hier gebeurt wel iets. Het ontstond aan het einde van een dag, toen ik eigenlijk te moe was. Ik had een idee’tje dat we probeerden, maar het ging niet zo. Het was aanvankelijk ook even een reggae-achtig nummer, iets wat we normaal nooit doen. Laten we het nummer nog een keer gaan proberen, op een heel andere manier, twee keer zo langzaam. Toen zijn we gestopt, ik was ook moe en dacht: we doen nog één gooi. Toen rolde dit eruit. Ik had een gedeelte van de tekst, het andere gedeelte heb ik ter plekke geïmproviseerd. Er kwamen allerlei dingen tevoorschijn die mij bezighielden. Ik las bijvoorbeeld het interviewboek met Nick Cave, een erg goed boek. Vandaar dat ook de jurk van Vampire’s Wife erin kwam. De vrouw van Nick Cave is ontwerpster, haar bedrijf heet Vampire’s Wife.

WiM: Month of May is het mooie, emotionele begin van de plaat. Een blik op de overblijfselen van de keuken in de Werf. Een begrijpelijke opening van de ep, die geboren werd uit de brand.
Ja, om de plek en de tijd aan te duiden, en het bijbehorende drama. Op de dag van de brand is het grootste deel van het gebouw gesloopt en neergehaald. Die keuken was een zijkamer, die bleef staan met een groot gat. Het leek wel een soort oorlogsfoto. Alles in de keuken was natuurlijk gevallen, verpulverd, aangetast, vooral ook door het water. We hadden aan de wand altijd van die weekkalenders hangen die je af kunt scheuren. Die hingen altijd om ons heen. We zagen zo de maanden van het jaar en ons tour- en werkschema. Dat was natuurlijk weggevaagd. Die clipjes met ‘mei’ en ‘juni’ hingen nog wel aan die verwaterde, verweerde muur. Het was een soort kunstwerk en juist díé maanden hingen daar. Ik heb nog foto’s gemaakt. Die zijn behoorlijk heftig maar ook mooi. Alle mokken die er ooit stonden, mokken die we hadden gekregen bij radioshows, lagen allemaal op de grond. Dat hele stilleven zat in mijn hoofd. Ik heb ook ooit die muren beschilderd in de stijl van Sol LeWitt, die Amerikaanse minimal artist. Dit waren de eerste dingen die ik opschreef. Het was ook het eerste nummer dat we opnamen.

WiM: Het nummer The Attic is indringend, beklemmend en aangrijpend. Maar vooral ook mooi; het zit ook vol geluidsmagie. Robert Jan lijkt de rol van allerlei instrumenten over te nemen.
Het is een grabbelton aan geluiden. De demo was heel anders. De tekst was er ook nog niet echt. Het was de enige take die we deden. Het rolde door, het vulde zich met geluiden. Je luistert het terug en denkt: maar dát gaan we niet meer overspelen. We hebben bijna niets meer toegevoegd. Robert Jan heeft nog wel zijn grote basmondharmonica meegenomen naar de andere studio. Dat geluid hoor je heel duidelijk, dat kennen we ook goed uit bijvoorbeeld The Boxer. Ik vind dat geweldig, het is ook dreigend maar het blijft wel een mondharmonica. The Attic is het meest ‘gevulde’ nummer. Ik hoorde in dit nummer eigenlijk alle rommel van de zolder die nog aan het ‘kletsen’ is.

WiM: Jullie hebben een geweldige lijst van al jullie optredens online staan. Een kleine greep uit jullie live-verleden, de jaren vóór de grote Nederlandse en Europese doorbraak. In 1975 speelden jullie bijvoorbeeld in het Huis van Bewaring. Dat lijkt wel een soort Johnny Cash-ervaring…
Eigenlijk wel, ja. Ik denk dat we toen al de Nits waren, al hebben we er met de voorloper Midas, waar Rob en Ronald Brautigam in zaten, ook gespeeld. Ronald is een grote pianist geworden. Het was de gevangenis bij Paradiso, dat is nu allemaal weg. Daar reden we met al onze spullen naar binnen. Die mannen zaten daar, die hadden een uitje. We waren geen bekende band. Het was niet echt een succes, haha. Op een gegeven moment stond er een man op. Die zei: ‘Mannen… klappen!’. Toen ging iedereen klappen. Dat was, hoorden we later, Pistolen Paultje, een bekende crimineel. Die had het voor het zeggen daar. We vonden het wel een avontuur.

WiM: Op die lijst staan natuurlijk ook veel tenten die niet eens meer bestaan of die in de vergetelheid zijn geraakt. Boddy’s Music Inn bijvoorbeeld?
Dat was een plek waar bijna iedereen speelde, op de Lijnbaansgracht. Herman Brood kwam er, maar ook buitenlandse bands en muzikanten, Nick Lowe en Steve Miller bijvoorbeeld. Het was in handen van een hotel op de Prinsengracht. Daar verbleven heel veel artiesten. Heel veel artiesten die in Paradiso hadden gespeeld gingen daarna nog jammen in Boddy’s Music Inn.

WiM: De ‘Elfstedentocht’ met The Tapes, die hun debuutplaat bij het jonge Plurex Records hadden uitgebracht, in de winter van 1979 moet heroïsch zijn geweest. Het was zo’n beetje de strengste winter van de eeuw.
Het was heel spannend, ook wel eng soms, als we met ons busje over de weg gleden… Het was ook wel historisch om met de ‘strenge’ Tapes op pad te zijn. Ze repeteerden ook in de Werf. Het was een heel goede band. Een fascinerende band ook, in hun filosofie, hun geluid. Het was een heel interessante combi. Het was spannend. Wij vertegenwoordigden toch een beetje de lichtere kant: lonken naar new wave, de sixties, Beatles. De liefde voor XTC deelden we dan wel.

Wally van Middendorp (o.a. Minny Pops, Plurex Records) was wel een belangrijke schakel in die tijd. Ondanks dat we niet dezelfde school waren, was hij wel een bewonderaar van de Nits, van ons spelen en onze organisatie. Van onze reislust vooral. Wij wilden naar Duitsland, Frankrijk en België. Wally verzuchtte weleens dat hij al moeite had om zijn muzikanten naar Zuid-Limburg te krijgen. Het avontuur zat wel in hun muziek maar niet in hun beweging. Zijn mooie, extreme muzikanten waren nogal honkvast. En de Nits stonden wel in Keulen, Hamburg, soms voor anderhalve paardenkop. Een jaar later kom je terug en dan staan er 100 en daarna staan er 1400. Zo kan het dus ook. Je kunt ook wachten tot je door de NME of een ander blad op een schildje wordt gehesen maar dat gebeurt vaak niet, haha.

Ik verzamelde al die Plurex-platen. Ik houd erg van hun vormgeving: Minny Pops, Nasmak… Ik zat daar op dat punt wel dichtbij. De Rietveld Academie… Al was ik van een andere generatie, mijn route was wel vergelijkbaar. Factory… geweldig. Dat heeft mij als vormgever, stylist erg gevormd. Die vormgeving, de mensen die hoezen maakten voor Joy Division bijvoorbeeld. Dat zijn allemaal keerpunten. De Hipgnosis documentaire van Anton Corbijn is ook echt een must.

Een gedeelte van de ‘architectuur’ van de Nits ligt in mijn handen. Hoe geef je alles vorm? Op singles als Tutti Ragazzi, New Flat zie je hoe ik daarmee flirt. Bij de hoes van Vermillion Pencil zie je een overstap. Daar heb ik zelf geschilderd. De muziek veranderde toen ook, ten tijde van Omsk.

WiM: Terug naar het concertverleden. De tv-registratie van Veronica’s Countdown in 1980 moet essentieel zijn geweest.
Veronica was zeker belangrijk voor ons. En dat optreden was héél belangrijk, het was het eerste moment dat we konden laten zien wat we aan het doen waren. Het ging niet alleen de muziek, al was dat het belangrijkste natuurlijk. Het ging er ook om hoe we er uitzagen. Voor het grootste deel van de mensen was het de eerste keer dat ze de band zagen, in een setting, gefilmd. Onze opstelling was met de drummer aan de zijkant en de synths in het midden. Tijdens de repetities waren er al moeilijke gesprekken geweest met de regisseur. Ik zei: Dit is onze opstelling. De reactie was: ‘Maar jongens, de drummer zit toch midden achter? Dat is zoals wij het doen.’ Ik zei: ‘Maar dat is niet zoals wij het doen.’ Toen begon het te kantelen… Ik dacht: hier kom ik de andere wereld tegen. De wereld die wil ingrijpen. Als je dingen maakt, vinden mensen altijd wat. Als luisteraar vind je wat. Prima. Als maker, regisseur, programmamaker vind je wat en wil je wat veranderen. We zijn altijd tegen traditioneel denkende mensen aangelopen, ook in de studio. De pop- en rockwereld zit vol met mensen die eigenlijk heel behoudend denken. Het zijn geen uitvinders, ook geen wetenschappers. En zeker geen dichters… Een band kan al heel gauw die rol nemen: dat je het hele gebied tussen poëzie, wetenschap en vormgeving bewandelt en anders uitlegt.

WiM: Vanaf 1982 gingen jullie vaker Europa in, bijvoorbeeld naar Duitsland, net als Gruppo Sportivo en Herman Brood in die jaren. Die stonden zelfs bij Rockpalast.
Wij gingen in de voetsporen van Gruppo Sportivo. Zij gingen bijvoorbeeld ook naar Finland en Duitsland. Herman Brood zat ook vaak in Duitsland. Na Finland kwamen Denemarken – Roskilde – en Zweden. Dat waren allemaal stappen in het noorden. Maar we zetten ook stappen naar het zuiden. Frankrijk werd belangrijk. Dat betekende overigens dat we ook in het Franstalige gedeelte van België konden spelen en niet alleen in Vlaanderen, zoals de meeste Nederlandse bands. Die scheiding daar was heel streng. De radio/tv in Brussel is altijd heel erg ‘DDR’ geweest, twee identieke gebouwen met een loopbrug ertussen. Het ene is Frans het andere Nederlands. Maar wij gingen op een dag met onze spullen naar beide kanten!

WiM: Vijf optredens op rij in de Parijse Olympia, als voorprogramma van Marianne Faithfull is ook opvallend natuurlijk. Frankrijk werd een belangrijk land voor jullie.
Dat was in 1982. In 1981 hadden we al in een discotheek in Parijs gespeeld. Daar heeft Bernard, onze promotor in Frankrijk, ons toen ontdekt. En daarna begon het te rollen. Voorprogramma Marianne Faithfull in de Olympia, een heel avontuur, om daar te staan! Dan komt heel langzaam die Franse bekendheid, komen er steeds meer plekken bij; La Cigale komt tevoorschijn, geweldig. Later ook theaters, de Bataclan, Café de la Danse, L’Européen en Le Trianon – dat vind ik een van de mooiste theaters.

WiM: 50 jaar NITS. Tien jaar geleden, toen jullie 40 jaar bestonden, verscheen er al een verzamelalbum. Dan is het leuk om deze keer wat anders te doen dan een single-compilatie. Een 10 inch, een podcast…
Het kwam wel ter sprake, maar ik wilde dat nu niet weer doen. Iedereen kent die nummers. Dan heb je alleen een iets andere verpakking. Het gaat natuurlijk ook om de urgentie. Zo’n dramatische gebeurtenis als de brand vond ik belangrijker, om dat af te sluiten. Om dat gebouw van steen een ander gebouw te geven: een album.

Robert Jan woont in Delft. We ontmoetten daar, op het plein, een Zwitserse muzikant. Die had net een 10 inch gemaakt. Die gaf hij aan mij. Ik zag dat formaat weer en toen werd ik weer wakker: dat is een mooi formaat! Dus we besloten iets te maken wat kort is, zes nummers, een mini-album. Het formaat 10 inch is eigenlijk wel het mooiste. Eigenlijk al vanaf het moment dat Mathilde Santing die 10 inch plaat uitbracht (in 1982, red.) wilde ik dat ook een keer doen.

De Dial Nits podcast … Dat worden 25 episodes. Er komt nog heel wat aan, ja. Het wordt gedaan door Eric Facon, een bevriende journalist uit Zwitserland. Hij zag in 1982, als beginnend radiomaker, ons eerste concert in Zwitserland, in Zürich. Er waren bij dat concert allemaal mensen die nog steeds van invloed zijn, journalisten maar bijvoorbeeld ook Dieter Meier van Yello. Eric is ons blijven volgen. Hij is nu gepensioneerd en maakt podcasts. Zijn grote passie is de muziek van de Nits. Dit is voor hem een soort levenswerk.

WiM: Dan komt er ook nog een mooi boek met meer dan 9000 stills van het Nits film- en videoarchief: Iceberg. Een verfrissende terugblik op het visuele aspect van de band.
De beelden komen vooral van VHS banden en Super 8 films die ik maakte tijdens het toeren vanaf 1980. Ik sleepte de diverse camera’s eindeloos mee door Europa en de wereld. De clips die wij maakten waren van oorsprong 16mm films. Die rollen zijn verbrand. Ik had nog wel de VHS met de time codes die ik altijd naar huis bracht om te monteren. Iceberg is eigenlijk een film in een boek. Er zijn beelden uit Artisound tijdens de opnamen van Tent, beelden uit Engeland: Preston, Penny Lane, Strawberry Fields en veel meer… De clip van Adieu, Sweet Bahnhof, beelden uit Moskou, de clip van In the Dutch Mountains, in Jisp … De roeiboot, het moment dat ik daar sta te filmen in Jisp, dat is heel belangrijk voor ons geweest.

De hele videoclipcultuur heeft ons zeker opgetild. Het was in die MTV-jaren ook nogal eens vorm boven inhoud, ja. Dat heeft te maken met de ideeënrijkdom/armoe van de makers. Heel veel mensen zijn clips gaan maken met reclameregisseurs en dat pakt niet altijd goed uit. Soms ook wel hoor, het hangt ervan af in welke handen je valt. Maar ik wilde gewoon mijn eigen filmpjes maken. We doen clips dus nog steeds helemaal zelf. Zoals bij The Tree: we zetten een camera hier in het park neer. Zo hebben we het al vaak gedaan.

Ik wil nog heel graag een totaalboek maken met al onze vormgeving door de jaren heen, maar dat is zó veel werk, dat kost een paar jaar. Dan kun je niets anders meer doen. Iceberg heeft al een jaar gekost en dat is maar een periode van 20 jaar, het stopt in 1996. Maar ik wil heel graag een tweede deel maken. Ik vind daar nog wel een vorm voor…

Foto Nits: Wim van de Hulst