Dandelion
Everest
Ze zijn afkomstig uit het wereldberoemde vissersdorpje Volendam maar hebben niets te maken met een kweler als Jan Smit noch de palingsound van The Cats,… of toch een beetje. De muziek van de broertjes Frank en Paul Bond leunt op harmoniezang weliswaar in een folkgetint repertoire dat vooral naar de Amerikaanse Westkust lonkt , dat bleek duidelijk met de band AlascA.
Ondertussen evolueerde Paul meer naar popgetint werk en dat is te horen op Everest de eerste volwaardige langspeler van Dandelion na het vorig jaar uitgebrachte epeetje. Paul Bond is verantwoordelijk voor het songwerk terwijl oudere broer Frank nog nauw bij de productie betrokken blijft. Er is zoals eerder gezegd een link naar de Westkust sound en dan kom je bij Crosby Stills & Nash terecht in Year Of ’51 waarin fraai zangwerk zich ondersteund weet door een elektrische piano typisch voor die periode met uiteraard de nodige ruimte voor gitaarverrichtingen. Die krijgen bij het Aniuvak een Crazy Horse allure van de meer rebelse Neil Young die snel het inspirerende superkwartet de rug toekeerde.
De grootste verdienste van de jonge snaken van Dandelion is dat ze zich niet beperken tot folkrock uit vervlogen tijden maar verder kijken. Dat gebeurt in een repertoire dat voortdurend heen en weer pendelt van de akoestische folkpop in Call Me A Stranger en het prachtige Proteu. Na een dromerig instrumentaal intermezzo evolueren onverwachte erupties in de meer gebalde rock van Cease and Case om vervolgens bij het (h)eerlijk rootsy Greenville of in de broeierige southern rock van Riverman, met weerom funky pianootje, te verzeilen. Het lekker uitwaaierende Finnegans Wake, dat in een acapella-outro uitloopt, vormt de afsluiter van dit voortreffelijk debuut van een clubje meer dan beloftevolle jonge wolven.