Het rijke muziekleven van Robert Jan Stips (deel 1)
Zodra de Nits aan het begin van het jaar met winterslaap gaan breekt voor toetsenist Robert Jan Stips traditiegetrouw de tijd aan om via een aantal solo-optredens zijn eigen, unieke muzikale erfenis aan te doen. Gezeten aan de piano speelt hij verrassende versies van songs uit heden en verleden. Bezoekers worden aangenaam heen en weer geslingerd tussen pop, rock, klassiek en vele anekdotes. Stips kan hierbij natuurlijk rijkelijk putten uit zijn verleden met Supersister, Golden Earring, Gruppo Sportivo, Sweet d’Buster, Transister, Nits en Freek de Jonge. Om over de vele andere (solo-)zijsprongen nog maar te zwijgen. Een mooie gelegenheid om via een uitgebreid interview nog eens door Stips’ lange en boeiende carrière te hinkstapspringen.
‘Het zijn losse optredens die ik nu doe. Dermate los dat ze allemaal verschillend zijn (bezoekers kunnen van tevoren ook verzoekjes indienen). Ik kan niet iedere keer hetzelfde avondje afdraaien. Het is ook best arbeidsintensief. Je moet toch weer achter de teksten van de nummers aan en nummers instuderen, de juiste toonsoort zoeken. Dingen die door anderen zijn gezongen moet ik soms in een andere toonsoort spelen. En dat is natuurlijk ook het leuke eraan: het frist je hoofd op. Je neemt nu drempels die je op jezelf niet zou nemen. Sommige mensen graven altijd diep zodat ik soms lichte vrees heb als er een mailtje van zo iemand binnenkomt! Er is weleens een nummer gevraagd waarvan ik niet meer wist dat ik het gemaakt had. Soms kunnen nummers lang in de set blijven hangen omdat ze eigenlijk hartstikke leuk zijn.’
Jonge jaren
‘Toen mijn vader met een piano thuiskwam (in 1955) was dat een grote verrassing. We hadden nog geen geld om de groenteboer te betalen en hij kwam met dat ding thuis. Het rare was, mijn vader bleek ook goed te kunnen spelen: Mozart, Bach, Beethoven… Eigenlijk wist ik dat helemaal niet. Als klein jongetje zat ik onder die grote piano, het was een soort kathedraal voor mij. Daar heeft ‘het’ toegeslagen.’
Robert Jan Stips ging in de jaren zestig naar het conservatorium en werd gegrepen door het popvirus dat in Den Haag welig tierde. Hij kocht onder meer een Ace Tone- en (later) een Farfisa-orgel.
‘Ik wilde een orgeltje. Ik denk dat die modellen op die momenten gewoon net in de winkel stonden dus zijn die het geworden. Je wist natuurlijk wel iets van The Animals en The Doors. Ik wilde wel zo’n soort orgeltje. Ik was niet op zoek naar een Hammond. Vond ik toentertijd een vreselijk instrument. Ik was een van de weinigen overigens. Ik was ook redelijk eigenwijs en ging niet alleen maar naar Servaas (befaamde muziekwinkel). Ik had ook wel sympathie voor die kleinere muziekwinkeltjes. Den Haag was beat/popstad. Dat was gewoon zo. Je had duizenden bandjes. Je had ook gangs: artistiekelingen tegen de bullen. Voor het eerst werd de jeugdcultuur serieus genomen. Op een gegeven moment wilde je toch verder dan op brommers racen en de meisjes achternagaan. Muziek kwam erbij.’
Supersister
In 1967 ontstaat de band Sweet OK Supersister, naar een ‘gigafantastic-spaced-out-event’ in Den Haag, dat uiteindelijk nooit had plaatsgevonden. Vanaf 1968 heet de groep Supersister en bestaat uit Sacha van Geest (fluit, zang), Ron van Eck (bas), Marco Vrolijk (drums) en natuurlijk Robert Jan Stips (toetsen, zang).
‘Er was in Utrecht het festival Campingflight to Lowlands Paradise. Op de een of andere manier hebben we ons daar ‘ingeluld’. We speelden op de grond, tussen de podia waarop onder meer Pink Floyd speelde, echt grote namen stonden daar. We hadden een grote gloeilamp mee die aanging als we gingen spelen. Die namen we wel vaker mee, daar konden we ook eitjes op bakken… Het was een ongeorganiseerd maar onschuldig psychedelisch zooitje. We dachten: ‘Waarom hebben we in Den Haag eigenlijk niet zoiets?’ Dat feest had Sweet OK Supersister moeten worden maar het is nooit doorgegaan.’
‘Als je het hebt over raakvlakken met Supersister is Soft Machine een terechte vergelijking. Daar heb ik heel veel ideeën van gekregen, heel veel sleutels naar andere soorten muziek. Het sloeg meteen toe destijds, het was op een feestje. ‘Wat is dit?!’, dacht ik. Ik ben dat gaan analyseren: orgel met fuzz en wah wah. Goed idee! En ze gebruikten veel kwartafstanden in de harmonieën en melodieën in plaats van tertsen. Die gegevens heb ik opgeslagen en daar ben ik zelf mee aan de slag gegaan. Dingen die op het conservatorium niet mochten ging ik juist onderzoeken. Zo van: ‘Oh ja? Hoe klinkt dat dan?’
‘Nederland was eind jaren zestig ook wel klaar voor een band als Supersister. We vielen blijkbaar in een soort gat dat er voor ons was. Radio Veronica pakte het ook op. Daar ben ik eigenlijk nog steeds verbaasd over. In 1971 maakten we balletmuziek voor het Nederlands Dans Theater. Dat was succesvol, met een aantal concerten in schouwburgen. We speelden – half zichtbaar – in de orkestbak zodat het publiek de band ook kon meemaken. Ik was blij met die muziek en dat werd dus het nummer Pudding en gisteren.’
‘We speelden op zaterdagmiddag op het Holland Pop Festival in Kralingen (in juni 1970, met onder meer Jefferson Airplane, Santana, The Byrds, T. Rex, Focus, Pink Floyd, Fairport Convention). Onze single She Was Naked was net uit. Het optreden was laat bij ons binnengekomen, pas in mei of zo en we hadden al een optreden staan die dag. Dus was het: zaterdagmiddag spelen op Kralingen en zaterdagavond spelen in een klein clubje in Vlissingen voor 20 man’.
‘Bij het opnemen van die eerste Supersisterplaten hadden we Hans van Oosterhout erbij. Hij was muzikaal bijna niet onderlegd, meer van: ‘doe dit maar’ of ‘dit is interessant’. Het was nogal een beest, hij hield van extreme dingen. Dat merk je aan de platen. Elk idee van ons gaf hij aandacht. Daardoor heerst er een geheel eigen sfeer op die platen, naast de muziek. Er zat ook meligheid in. Soms leuke humor, soms flauwe humor. Op Iskander (1973, opgenomen in Engeland en geproduceerd door de eerder dit jaar overleden Giorgio Gomelsky) werd het iets bezadigder. Ik moest ook meer zingen, als zanger. Voor mij was de zang altijd het vijfde instrument, om het instrumentale af te wisselen en helemaal niet om er dik er bovenop te leggen. Ik was het er dan ook helemaal niet mee eens. Het ging tegen mijn gevoel in, ik vond het niet leuk. En in die tijd waren er natuurlijk andere bandleden (Sacha van Geest en Marco Vrolijk hadden Supersister na 3 geslaagde albums verlaten) zoals Herman van Boeyen, Elton Dean… Charlie Mariano deed ook mee, een fantastisch mens en lieve man. Het was te gek dat hij zich met zijn 50 jaar bij ons aansloot. Hij was toch een grote naam in de jazz. Maar hij nam wel zijn eigen ding mee. Het werd allemaal jazzier. Ik heb niets tegen jazz maar ik beschouw mezelf toch als popmuzikant, weliswaar met allerlei invloeden, maar toch…’
In 1974 viel Supersister uiteen om in 2000 weer in de originele bezetting bij elkaar te komen. Dit na een onverwachte uitnodiging voor het ProgFest in Los Angeles die Nits-manager Aad Link had ontvangen. Het optreden in LA bleek een groot succes en had veel meer impact dan de bandleden ooit hadden durven denken. Vooral omdat driekwart van de groep na 1974 eigenlijk niet of nauwelijks meer had gespeeld. In 2000 speelde de Supersister ook in Paradiso, een optreden dat is vastgelegd op de dvd Sweet OK Supersister. Een mooie bekroning op een succesvol reüniejaar.
Robert Jan Stips solo live:
- 03-04: Austerlitz, Beaufort Huis (eerste drie Supersister lp’s integraal op drie vleugels)
- 08-04: Hilvarenbeek, Elcerlyck
- 16-04: Almere, de Meester
- 28-04: Rijswijk, Rijswijkse Schouwburg
- 27-05: Ferwert, it Heech
- 28-05: Ferwert, it Heech
- 10-07: Première Parterre, Den Haag
Foto Robert Jan Stips: Jan-Willem Bullée
Lees ook: het rijke muziekleven van Robert Jan Stips deel 2 en deel 3.