×

Concert

22 augustus 2013

Yannick Nézet-Séguin, Anna Caterina Antonacci: Passie

Geschreven door: Carl Puhl

Het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van Yannick Nézet-Séguin opende de concertavond op dinsdag 20 augustus met Romeo en Julia  van Pyotr Iljitsj Tsjaikovski, een fantasie-ouverture naar het gelijknamige verhaal van Shakespeare. Deze Russische componist heeft de prachtigste en een paar van de meest beroemde melodieën geschreven. Denk maar aan het Zwanenmeer, De Notenkraker, zijn viool- en pianoconcerten en zijn bekendste Symfonieën 4, 5 en 6. Ook in Romeo en Julia horen we schitterende melodieën die door het prachtige spel van het Rotterdams Philharmonisch Orkest prachtig tot uiting komen. Deze overture is geen favoriet van mij, maar gisteravond ervoer ik een geheel nieuwe dimensie aan dit hoog-romantische werk. De pathetiek was wat getemperd, waardoor het zangerige karakter van het stuk beter tot uiting kwam. Veel dirigenten stappen in de valkuil om de treurigheid van dit stuk te benadrukken, waardoor het goedkoop word. Tijdens de uitvoering in het Concertgebouw werd het een waardevol klassiek werk met meer diepgang dan ik ooit gehoord heb.

Als tweede werk voor de pauze werden de Wesendonck-liederen van Richard Wagner uitgevoerd. Sopraan Anna Caterina Antonacci, belcantospecialiste, waagde zich aan deze vijf liederen op gedichten van Mathilde Wesendonck. Het bleek een totale misser. Er ligt een gapende kloof tussen Wagner’s muziek en zanglijnen en die van Rossini en Verdi. Ik beweer niet dat Anna Caterina Antonacci lelijk zong, maar haar techniek paste totaal niet bij de liederen van Wagner. Ze legde veel meer de nadruk op de klanken dan op de woorden en bij Wagner moet het juist andersom.

Gelukkig zorgde Yannick Nézet-Séguin samen met het Rotterdams Philharmonisch Orkest na de pauze voor spetterend vuurwerk. Hun uitvoering van de Vijfde symfonie in Bes, op. 100 van Sergej Prokofjev was een regelrecht spektakel; alles klopte, elk detail viel op zijn plek, elk ritme was correct, nergens werd getwijfeld en alles werd met volle overtuiging en overgave gespeeld. De bizar ingewikkelde opening, de maniakale wals met zijn vervreemdende ritmes, het zweverig emotionele derde deel en de finale waarin alles tezamen lijkt te komen; het orkest knalde, knorde, ronkte, zong, dweepte en overwon. Onder de gedreven arm- en lichaamsbewegingen van Yannick Nézet-Séguin bereikte het Rotterdams Philharmonisch Orkest ongekende muzikale hoogten en verdween alle twijfel van voor de pauze in een kleurrijke explosie aan Russische muziek.