×

Concert

23 augustus 2023

Soulsista’s en snedige gitaren heersen op Swing Wespelaar

Geschreven door: Cis van Looy

Het afgelopen weekend werd in Wespelaar traditiegetrouw een stevig bluesfeestje gebouwd. Het is even wennen als we  zaterdagnamiddag langs de vertrouwde route het festivalterrein opzoeken en naast het pittoreske kerkje niet meteen het podium opmerken. De bomen op het kerkpleintje zijn ondertussen behoorlijk gegroeid, wellicht een van de redenen dat het podium zich nu even verderop in de straat bevindt, ter hoogte van de ondertussen helaas gesloopte eeuwenoude herberg De Zwaan.

Er is al behoorlijk wat volk samengetroept, een niet onaanzienlijk deel daarvan heeft hun campingzitje meegebracht om comfortabel te genieten van de muziek. We pikken nog een stukje mee van Muddy What?, een duo uit München waarbij gitarist Fabian Spang en de flamboyante Ina die op mandoline en andere snaarinstrumenten tokkelt, beurtelings het vocale voortouw nemen.

Het is een tijdje geleden dat we nog iets van Kyla Brox hoorden. Haar recentste werkstuk Pain & Glory dat samen met haar man, bassist en co-auteur Danny Blomeley en productionele hulp van broer Sam tot stand kwam, dateert uit 2019. Op het podium toont de Britse zangeres, voor de gelegenheid in felroze jurk gedrapeerd, haar klasse met soulgetinte blues etaleert. “It’ a beautiful day” begroet de innemende diva het publiek op een drijvende beat en knallende gitaarklanken. De zon breekt even door en dan wordt het blijkbaar toch iets te heet op het podium, gitarist Marchall Gill beschermt zijn kale hoofd tegen de ongenadige zonnestralen met een handdoek. Het combo uit Manchester zet door en pendelt van stomende funk in Devil’s Bride naar langoureuze slepende blues van Pain & Glory. Een ander hoogtepunt, Bluesman’s Child een ode aan haar vader Victor Brox, in de jaren zestig zanger bij Aynsley Dunbar Retaliation en als multi-instrumentalist in talloze takken van de Britse Blues en Jazzboom gesignaleerd. Op haar dertiende zong Kyla al in vaders band Victor Brox Blues Train waar ze haar al even jeugdige toekomstige man Danny ontmoette. Zes maanden geleden overleed vader Brox en tijdens dit eerbetoon diept Kyla de dwarsfluit even op, de overige bandleden laten zich evenmin onbetuigd met een solo. Na het door het publiek luid meegebrulde 365 en een strijdbaar, sociaal pamflet For The Many vormt de Leonard Cohen’s Hallelujah een mooie, verstilde apotheose van een sterke set.

Bij liefhebbers van het betere harmonica werk is de naam Mark Hummel wellicht niet onbekend, sinds de vroege jaren zestig actief aan de Amerikaanse Westkust en auteur van boeken en blues artikels en de drijvend kracht achter The Blues Harmonica Blow Out Tour die prominente smoelschuivers promoot. In Wespelaar wordt hij ondersteund door het trio van de Finse gitarist Tommi Leino, onlangs nog in Kwadendamme gesignaleerd en nu ten dienste van de harpman. Een combinatie die werkt, vanaf het ritmische My Back Scratcher, een onverwoestbare kraker uit de Blues Survivors periode. Hummel beperkt zich evenals in zijn uitgebreide discografie geenszins strikt tot de West Coast variant en verkent met zijn harmonica zowat alle mogelijke bluesvarianten. Onberispelijk vakwerk, als vocalist is het soms wat minder loepzuiver zoals blijkt in Stop Messin’ Around van Peter Green’s Fleetwood Mac.

Adepten van gitaarwerk komen in de vooravond uitgebreid aan hun trekken, Jonn Del Toro Richardson lardeert zijn snarenwerk met een flinke dosis Tex Mex. Daar zijn de Mexicaanse roots, met met het geblokte postuur en donkere teint niet te verloochenen en een verleden in latin combo’s in Houston niet vreemd aan. Met Blue Mercy de begeleidingsband van Diunna Greenleaf verzeilt hij in Memphis, samenwerkingen met Pine Top Perkins, Otis Taylor en James Cotton volgen. Invloeden die duidelijk aanwezig zijn op Tengo Blues. Richardson werkt zich samen met de drummer en bassist door een met een gelijkaardige variatie gekleurde set met een prominente rol voor de orgelman/pianist. Het zit meteen goed met Love If you Want It, afkomstig van het straffe Tengo Blues. “Summertime is here, it’s time for barbecue and beer”, zingt Richardson en met dat zwoele weer waan je je helemaal op een Texaans chicano feestje en de orgelman krijgt daarbij volop de ruimte. Behind The Curtain vormt even een fel contrast, de donkere song komt dicht bij het werk van de bloedbroeders van Los Lobos. Get Me Back To Texas leunt op karakteristieke, met de regio verbonden shuffles en gitaarloopjes. Tijdens het heftige met puntig snarenwerk en pianoboogie opgetrokken Wild Ride worden de registers nog eens opengetrokken. Na een met wolvengehuil gelardeerde passage is het sfeervolle latin getinte instrumentaaltje Tengo Blues de perfecte afsluiter.

De set van de alom bejubelde Britse gitaarman Laurence Jones spreekt me minder aan, weliswaar een getalenteerd snarenman die de onderscheidingen aan elkaar rijgt, maar zijn bluesrock is echt iets voor echte snarenvreters en daaraan is blijkbaar geen gebrek. Het ligt ongetwijfeld bij mezelf. Als de techniek het helemaal overneemt van het gevoel in een weliswaar spectaculaire, decibelrijke set hoeft het niet echt voor mij. Het publiek denkt er blijkbaar anders over en geniet met volle teugen, het is hen gegund.

Keeshea Pratt resideert evenals Jonn Del Toro in Houston na een verhuis vanuit Mississippi, zoals ze in Home To Mississippi onthult, meteen de stembanden even uittest om vervolgens meedogenloos uit te halen in I Can’t Stop Now. Even temporiseren met I’m In The Mood. Na een eigenzinnige interpretatie van Little Walter’s My Babe creëert de uitgebreide band een uitgelaten, naar New Orleans lonkend sfeertje, met de absolute knaller van de street parades When The Saints Go Marching In en het eveneens uit de Louisiana swamps afkomstige Messin’ With My Toot Toot van de betreurde zydecoman Rockin’ Siney. Het publiek geniet met volle teugen van de perfect bij de zwoele zomernacht passende soundtrack. Kapot gespeelde klassiekers worden nieuw leven ingeblazen, het rolt er als vanzelfsprekend uit: Have A Good Time, The Blues Is Allright, straffe Madam die Keeshea en een gedenkwaardige afsluiter.

Foto’s: Philip Verhaege