×

Concert

24 februari 2015

Nederlands Philharmonisch Orkest: Russische Reuzen

Geschreven door: Carl Puhl

Het Nederlands Philharmonisch Orkest is een graag geziene gast in het Concertgebouw; al jaren verzorgen zij daar prachtige reeksen van concerten. Tijdens de matineevoorstelling op zondag 22 februari staat het orkest onder leiding van chefdirigent Marc Albrecht. Op het programma staan de Symfonie nr. 6 ‘Pathetique’ in b, op. 74 van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski en het Vioolconcert nr. 1 in a, op. 77 van Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj. Tijdens het laatste werk speelt Christian Tetzlaff solo viool.

Het eerste vioolconcert van Sjostakovitsj is een zeer persoonlijk werk van deze zowel bejubelde als verguisde componist. Dit is één van zijn eerste composities waarin hij het DSCH-thema gebruikt, zijn muzikale handtekening. Dit vioolconcert bevat meerdere climaxen en de viool lijkt te schreeuwen, te gillen en te huilen. Soms ook worden wat meer vloeiende melodielijnen gevolgd, maar over het algemeen is de muziek hard en schril. Het spel van Christian Tetzlaff is zeer intens en hij lijkt de klanken met zijn gehele wezen uit zijn viool te persen. Het concert wordt vooral gedragen door de violist, terwijl het orkest voor een degelijke ondersteuning zorgt. Het cadenza wordt prachtig gespeeld en de spanning is werkelijk te snijden. Na de dood van Stalin maakte de Russische violist David Oistrakh zich hard voor dit vioolconcert. Sjostakovitsj kwam hierdoor meer in de bekendheid, maar hij zou de klap van de zuiveringsgolf van vlak na de Tweede Wereldoorlog nooit meer te boven komen.

Alle composities van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski zijn doorspekt met prachtige melodieën. En in veel gevallen zijn ze ook enorm dansbaar. Tsjaikovski is balletcomponist bij uitstek, hoewel hij ook enorm beroemd is om zijn soloconcerten en zijn andere symfonische werken. Zijn zesde symfonie is een groot raadsel. Het werk begint met een vloeiend adagio, gevolgd door een gracieus allegro, daarna komt een triomfantelijk allegro om vervolgens te eindigen met een adagio als een klaaglied. Na het derde deel was het applaus enthousiast en welgemeend overtuigd, maar na het vierde deel werd alle enthousiasme en overtuiging de kop in gedrukt. Een stroom van treurnis en tranen kwam over het publiek. Het applaus was weliswaar lang en vol van waardering, maar er klonk toch iets van de twijfel en verwarring in door na zulke dieptrieste klanken.

Marc Albrecht is een degelijke dirigent die een consistent hoog nivo weet vast te houden tijdens zijn optredens. Hij weet goed het karakter van de muziek weer te geven, maar gaat niet zo ver dat hij een belangrijke invloed op het werk zelf uitoefent. Hij lijkt meer de noodzaak van de muziek in te zien dan dat hij zijn ego op de voorgrond laat treden door zijn stempel op de uitvoering te drukken. Dit is een bewonderenswaardige houding, waardoor de compositie op de voorgrond treed en niet de dirigent.