×

Concert

22 oktober 2011

Goebaidoelina, Stravinsky & Varèse in het Concertgebouw

Geschreven door: Carl Puhl

Van 19 tot en met 27 oktober is Expats het thema van de AAA programmering. Dit viel samen met de verjaardag van de Russische componiste Sofia Goebaidoelina. Dat feestje werd uitbundig gevierd met een aantal uitvoeringen van haar werken. Vrijdag 21 oktober was dat Het gastmaal tijdens de pest uit 2005 door het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van Maris Jansons. Dit symfonisch werk voor groot orkest en tape is niet haar beste werk. Het bevat banale elementen die we eigenlijk niet van deze componiste gewend zijn. Desalniettemin werd het met verve uitgevoerd. De krachtige, moderne beat op de geluidsband die halverwege het stuk ingezet en een aantal malen herhaald werd, werkte zeer storend. De componiste wil onder andere hiermee de vervreemding binnen de moderne hedonistische maatschappij weergeven. Het stuk bevatte veel geweld en onrust en pas tegen het einde herkende ik de serene religieuze klanken die ik in haar werk zo waardeer. Sofia Goebaidoelina was zelf aanwezig bij dit concert en nam de staande ovatie op het podium in ontvangst.

Het Capriccio van Igor Stravinsky is een redelijk kort, maar virtuoos werk. Hoewel het een behoorlijk omvangrijke orkestrale bezetting vereist, klinkt het veel lichter dan zijn neobarokke Concert voor piano en blaasinstrumenten. Emanuel Ax zorgde voor veel ruimte in zijn spel, waardoor het gehaaste karakter van het pianospel wegviel. Er onstond rust in het werk, waardoor er meer aandacht voor de noten leek te ontstaan. Het Capriccio werd prachtig lichtvoetig uitgevoerd. Vooral de finale bevat gesyncopeerde rimes die schitterend uit de verf kwamen. Als toegift speelde Emanuel Ax nog een toegift in de vorm van een sierlijk dromerig walsje.

Hoewel er voor de pauze prachtig gemusiceerd werd, was het het werk van na de pauze wat mijn interesse voor dit concert gewekt had; Amériques van Edgar Varèse. Dit werk is gecomponeerd in 1921, maar was zijn tijd ver vooruit. Het vereist een orkest van ongeveer 140 muzikanten met onder andere zelfgebouwde instrumenten  als een trommel met een draad bevestigd aan het vel. Naast de muziek van Varèse zelf horen we verwijzingen naar werken van Debussy, Stravinsky en Mahler. Hierdoor heeft het af en toe het karakter van een muzikale collage. Critici beschrijven de welhaast cacofonische effecten in Amériques als de geluiden van de stad New York; politie-sirenes, verkeersgeluiden, misthoorns. De geluiden van een stad waar 24 uur geleefd en gewerkt wordt. De componist zelf zag dit echter anders; het stuk drukt volgens hem een zielstoestand uit, een meditatie over de oneindige mogelijkheden van de beschaving. Het werk werd met volle overgave uitgevoerd en zorgde voor een prachtig slot van een schitterend avondje moderne muziek in het Concertgebouw.