×

Recensie

02 november 2020

50 Jaar Toppop

Geschreven door: Edwin Wendt

De slogan klinkt als een klok: Toppop is vijftig. Inderdaad was het op 22 september 2020 vijftig jaar geleden dat de allereerste uitzending van AVRO’s Toppop op televisie werd uitgezonden. Van de vijf decennia die sindsdien verstreken, heeft het programma Toppop welgeteld zeventien jaar en negen maanden bestaan, pauzes in de zomermaanden niet meegerekend. Aan het begin van de zomervakantie van 1988 ging de laatste Toppop de buis op. In de decennia daarna waren er diverse terugblik-series en was er nog een korte periode Toppop 3 met actuele muziek gepresenteerd door Gerard Ekdom. 

In die achttien ‘kernjaren’ had Toppop een zonder meer iconische status opgebouwd, met name tussen 1971 en 1980. Presentator in de laatste twee jaar was Bas Westerweel, maar vanzelfsprekend is Mister Toppop zonder concurrentie Ad Visser, presentator vanaf de eerste aflevering en aangebleven tot mei 1985.  

Dat Toppop, zoals Ad Visser beweert, behoort tot het nationaal erfgoed, bleek uit de reeks programma’s die dit najaar werd uitgezonden bij de NPO. Artiesten van Henk Westbroek tot Bonnie St Claire tot The Dolly Dots tot Mark King van Level 42, blikten soms met het schaamrood op de kaken terug op hun eigen Toppopverleden en reageerden smakelijk lachend of met enorme bewondering op clips uit het Toppop-archief. In het programma Andere Tijden blikten de makers zelf terug op de geschiedenis van Toppop. 

En er is een boek verschenen met de pakkende, maar dus niet volledig de lading dekkende titel 50 Jaar Toppop. Auteur is Tom Steenbergen (1949), afkomstig uit de platenbranche en voormalig directeur bij Polygram, nu Universal Music. Drie jaar geleden schreef hij het boek Poppioniers over het ontstaan van het Nederlandse clubcircuit vanuit ooggetuigenverslagen van de eerste popconcerten in Nederland eind jaren zestig. Dit 50 Jaar Toppop is mede uitgebracht door zijn voormalig broodheer, in samenwerking met AVROTROS en Beeld & Geluid. 

Van het boek kan dus worden gesteld dat het is geschreven’ van binnenuit’. Artiesten en programmamakers die de auteur interviewde, werkten voor de organisaties die dit boek nu uitgeven, het archiefmateriaal ligt bij Beeld & Geluid, de YouTube-website met oude ‘Toppopfilmpjes’ (zo noemden we de latere videoclips in de jaren zeventig toch?) is blijkens het nawoord door Steenbergen zelf opgezet, waarvoor hulde. 

Het boek biedt een overzichtelijke terugblik op de achttien Toppopseizoenen, per jaargang gerangschikt, met een schets van hoe het programma er dat seizoen uitzag en binnen elk jaar korte verhaaltjes met anekdotes over artiesten of songs die dat popjaar ‘kleurden’.  

Grote foto’s van de helden van de vroege jaren zeventig als Mud en Slade in Toppopdecor, de eerste op de foto met oer regisseur Rien van Wijk. Uitgebreid wordt aandacht besteed aan de zeer succesvolle treinrit door heel Nederland in de zomer van 1976 ter gelegenheid van 250 keer Toppop, waar meer dan 200.000 mensen zagen hoe artiesten optraden op de stations die de roze Toppoptrein aandeed. Te lezen valt hoe deze feestelijke uitzending, een compilatie van drie opnamedagen, het einde betekende van de samenwerking tussen Toppopbedenker Rien van Wijk en de AVRO: terwijl heel Nederland Toppop omarmde, burgemeesters en Commissarissen van de Koningin de locatie-opnamen bezochten, beschouwde de AVRO-directe zijn kindje na zes seizoenen nog steeds als onvoldoende de moeite waard om eens even een kijkje te nemen. Na de jubileumuitzending verliet hij de AVRO met slaande deuren. 

Penney de Jager vertelt in het boek uitgebreid over haar ballet, dat mocht opdraven als artiesten niet naar de studio kwamen. Hoe zij complete choreografieën bedacht, van een boerensetting voor het operanummer Aunt Dinah Has Blown The Horn uit 1911 dat in 1976 een onverwachte hit werd tot een nachtclubdecor bij Cocaine in My Brain in 1977. Penney had destijds geen idee wat cocaïne was, vertelt ze. Ozzy Osborne vroeg haar na de Toppop-opname van Paranoid in 1970 mee naar de kroeg, maar daar was ze te verlegen voor. Vrouwenversierder Julio Iglesias kreeg in 1976 geen vat op de snelle danseres bij de opname van een clip in 1976 en kreeg, toen hij haar arm wilde grijpen, haar boa in zijn gezicht.  

Zo is het boek van Tom Steenbergen een heerlijk bladerboek met veel foto’s en op elke pagina wel een of meer leuke anekdotes en weetjes. De bekende verhalen staan er allemaal in – Iggy Pop die het decor sloopt, Margriet Eshuis die achtergrondzang playbackt bij The Babys – naast verhalen die de auteur voor het eerst kan optekenen.  

De belangrijke rol die Toppop speelde in de populariteit van de (euro-) disco wordt aangestipt, maar in andere gevallen is men (bewust) wat selectiever: de lange periode op nummer 1 van André van Duin’s Als Je Huilt wordt wel genoemd, dat zijn nummer 1-hit in 1976 Willempie door AVRO’s Toppop werd geweerd, blijft onbesproken. Dat Paradise By The Dashboard Lights in Nederland zo’n grote hit werd, komt niet door Toppop, zoals gesuggereerd: Veronica had het clipje verwerkt in een ledenwerfspot, daarna kwam er vraag naar en werd het een hit. Maar goed, dat past niet in een boek over Toppop. 

Wat het altijd goed doet en dus terecht wordt vermeld: David Bowie die zó tevreden was over de clip van Rebel Rebel dat hij die opnam op een overzichts-dvd. Voor Heroes kwam Bowie in 1977 uit Berlijn naar Hilversum. Typisch Toppop: al die artiesten die op locatie werden gefilmd, altijd met een Toppop-shirt of Toppop-logo pontificaal in beeld. Heel slim, want de belangstelling voor de filmpjes was internationaal.  

Helaas is de eindredactie niet overal even secuur geweest en moeten we bijvoorbeeld lezen dat België van Het Goede Doel dateert van eind 1992 (moet zijn 1982). Nu is dat nog een tikfoutje. Echt kwalijk is de vermelding van het project Pop In Je Moerstaal uit 1976. ‘een VARA-initiatief waarbij popartiesten gedichten van bekende dichters op muziek vertolkten’.  
De enige die het initiatief tot dit project nam, ter gelegenheid van de Boekenweek 1976, werkte niet bij de VARA, maar was toen al zes jaar lang presentator van het tv-programma Toppop van de AVRO. Ad Visser, door de auteur van dit boek zelf geïnterviewd! Dat Steenbergen het project abusievelijk ‘Zing IN je moerstaal’ noemt, is te vergeven, maar een project dat door de hoofdpersoon uit je eigen boek is bedacht – en waarvan de tv-registratie door het vaste Toppopteam van regisseur Rien van Wijk en producent Jessy Winkelman werd verzorgd – aan heel iemand anders toeschrijven, is echt een smet op het boek. 

Ad Visser was in 1985 de eerste die het einde van Toppop voelde naderen en stopte in het voorjaar met de presentatie. Al sinds midden jaren zeventig waren er steeds meer artiesten die niet meer naar de studio wilden komen en zelf een clipje rondstuurden: ABBA, dat voor de eerste paar hits nog wel was langsgekomen, net als Queen. Tegen een clip als die van Bohemian Rhapsody kon het team van Van Wijk niet op. Een van de grootste hits van 1975 was Love Is All, niet alleen omdat de door Ronnie James Dio gezongen compositie van Roger Glover zo catchy was, vooral door dat grappige tekenfilmpje met de zingende kikker. Concurrentie voor Toppop op de Nederlandse televisie kwam er vanaf 1976 in de vorm van Countdown (maandelijks) van Veronica en vanaf 1977 Disco Circus (later Rock Planet) bij de TROS.

Toppop bleef aanvankelijk onoverwinnelijk, maar toen Countdown in 1983 overschakelde van live-concerten op de hitparade, ontstond de claimcultuur die tegenwoordig uit de late light-talkshows bekend is: eindredacteur Lex Harding eiste exclusiviteit voor Countdown. Zo figureerden The Dolly Dots, die met al hun singles uitgebreide tv-exposure van Toppop hadden gehad, met hun eerste nummer 1-hit exclusief in Countdown. In de wetenschap dat hij ook belangrijk was voor de Alarmschijf en de Tipparade, op basis waarvan de Top 40 werd samengesteld die de platenwinkels gebruikten om hun inkopen op te baseren, kreeg Harding steeds vaker zijn zin, zeker ook met internationale artiesten. Bovendien wist Harding met achtereenvolgens Erik de Zwart, Adam Curry en Simone Walraven heuse tieneridolen als presentator aan te trekken, waarbij Ad Visser en zijn opvolgers toch wat bleek afstaken. 

Toppop sukkelde nog door tot 1988, met kijkcijfers die een fractie waren van de vroegere en ook van die van Countdown op dat moment. De tijd was voorbij dat Ad Visser op vrijdagavond, als het vooraf opgenomen op tv was, een willekeurige stad in kon rijden en in elke straat op een raam kon kloppen om de mensen daar te laten schrikken, in de wetenschap dat iedereen toch wel Toppop zat te kijken.