×

Concert

22 augustus 2022

Museum Leuven stelt veel ingetogen muziek ten toon, maar ook De Schreeuw, rockende dino’s uit Boston en lawaailevens met fruit

Geschreven door: Marten Leurdijk

Leuven, topstad! Met deze aanbeveling van de baas van deze site stapte ik op de trein. En inderdaad, niets te veel gezegd: veel mooie gebouwen, straten en pleinen, relaxed, alles op loopafstand, ontelbare terrasjes, een paar bezienswaardigheden en een museum, M geheten. Hé, was daar niet een festival? Oja, daar ging ik voor. En vandaar die naam ook: M-idzomerfestival, geprogrammeerd in hartje zomer, van 27 tot 31 juli. Maar alleen in de avonden, zodat je overdag ook nog tijd had voor die topstad.

Onderweg bereidde ik me enigszins voor op de eerste avond, met voor mij veel onbekende bands, zoals ILA, het eerste bandje dat ging optreden. Nou, dat klonk erg leuk, zin in! Alleen door enige vertraging en geklooi met een sleutelkluisje kom je dus net te laat. Maar ik had ook niet verwacht alles te kunnen zien, er moest bijvoorbeeld ook nog gegeten worden, dus jammer dan. Uiteindelijk heb ik verder van alles wel iets gezien, op Sevens na. Daardoor ben ik helaas niet aan het kunstprogramma toegekomen, dat had mijn oordeel over het wat eenzijdige muziekaanbod misschien wat genuanceerd.

Een muziekfestival in een museum dus, apart. Met heel veel vrijwilligers/medewerkers, die vriendelijk doch streng de regels hanteerden (in bepaalde zalen mocht je geen rugzakken of drank meenemen). De binnentuin, met een mooie eik, fungeerde als festivalterrein, met een lange bar achterin en vooraan een podium waarop de grootste optredens plaatsvonden. En om de sfeer te beschrijven kom je toch al snel uit bij Belgische clichés als gemoedelijk en bourgondisch, zelfs iets té. Want er moest, onder het genot van menig pintje, wel héél veel bijgekletst worden. Dit hoort natuurlijk wel bij een festival, maar bij de meeste optredens was minimaal de helft van het niet heel grote veld daar druk mee en dat kon storend zijn. Ook viel het op dat het publiek, al dan niet gewild, vooral in de leeftijdscategorie 30-70 viel. Prima, daar hoor ik zelf bij, maar ook wel jammer, Leuven staat toch bekend als een studentenstad. En studenten gaan ook naar musea. Maar dat het vakantie was zal daar mede debet aan zijn geweest. Wel werd het met de avond ietsje gemengder.

Het muziekaanbod had dus wat avontuurlijker, diverser en internationaler gemogen, er waren ook wat veel Belgische dwarsverbanden. Maar daarmee wil ik niks afdoen aan wat er stond, want ik heb veel leuks en moois gezien en weer wat nieuwe muzikanten en bands ontdekt. Zoals Bobbi Lu, het eerste optreden dat ik zag, op het talentenpodium in de veel te warme bovenzaal Soundtrack Café, dat uitkeek op het hoofdpodium en de binnentuin. Zij stond er alleen voor, omringd door electronica: een bijzondere combinatie van piano, synths en zang, met autotune.

Van Sylvie Kreusch had ik wel ‘s gehoord (zij is bekend van Warhaus). Haar optreden op het buitenpodium was theatraal, maar beviel ook muzikaal. Daarna ging ik naar de museumzaal Forum, dat echt voor de luisteroptredens was, meer richting klassiek. Daar trad violiste Tsar B op, zittend aan een tafel met daarop een wit kleed, bloemen, kaarsenkandelaars en een schaal met – ik geloof – druiven. En in plaats van een bord had zij een ritmebox of synthesizer naast zich, ze keek natuurlijk wel de zaal in. En als ze haar stoel of hoofd draaide zag ze aan het andere hoofdeind een celliste. ‘Wat staat er nu op het menu?’ vroeg ze middenin de set. Maar zij waren zelf het hoofdgerecht, dat werd opgediend aan een zeer enthousiast publiek. Het deed me soms denken aan Dead Can Dance. Daarna was het een zachte overgang naar de ambient klanken van Son Lux, dat al begonnen was. Dit was niet echt aan mij besteed. Ik heb het geprobeerd, maar vond het gewoon te saai. Al werd het op het einde wel wat beter en was het in ieder geval een sfeervolle afsluiter van de eerste avond.

En zo ging het nog drie avonden door, met vijf optredens op een avond, waarbij de artiesten in de kleine zalen korte sets van een half uur speelden, maar wel twee keer op een avond aan mochten treden. Mooneye was een lekker festivalbandje (pop/rock/folk) om de vrijdag mee te openen. Zij mochten geen toegift spelen, er moest aan het tijdschema gehouden worden. Het intense optreden van zanger/gitarist Porcelain ID had een aandachtig publiek. Dat was ik ook, maar ik moest ondertussen nog naar Bert Dockx. Daar kwam ik in een blauwe/paarse gloed. Hier werd echt gemusiceerd, de frontman wel gewoon op elektrische gitaar, incluis solo. Om hem heen zaten een klarinettist, slagwerker en toetsenist. Voor het laatste nummer kreeg ie z’n gitaar niet gestemd door een – in eigen woorden – slechte gitaar en hij begon met de verkeerde bladmuziek voor zich. Maar toen volgde een gedragen Pale Blue Eyes van The Velvet Underground.

Ondertussen waren Ruben Block, bekend als frontman van Triggerfinger, en zijn begeleiders al begonnen. Ik viel in een lekker swingend nummer, maar daarna ging ik dus even eten, bij de pastaburen, waar het een vrolijke boel was. Terug zag ik een interessant en veelbelovend optreden van Cesar Quinn. Voor een beschrijving leen ik voor deze gelegenheid maar even de tekst van de site: etherische alternative en modern jazz in een absorberende mix van sferische muziek vermengd met flitsen van psychedelische post-punk. Waarvan akte. Daarna haalde ik een biertje en was ik helemaal klaar voor Buffalo Tom! Zij zijn de dino’s uit Boston, maar dat was alleen maar even leuk bedoeld voor de kop van dit stuk. Zanger/gitarist Bill Janowitz kwam met een lach op en gelijk vanaf de eerste riffs van Velvet Roof speelde het drietal de pannen van het dak. En het kan zomaar zijn dat zij, ook na 35 jaar, nog steeds beter gaan spelen. In al die jaren schreven ze zoveel goede songs, dat het eerste halve uur of nog langer elk nummer echt met gejuich werd begroet. En kippenvel! Tot die fans behoorde ook een groepje twintigers die vlak voor mij de songs woordelijk meezongen. Bleek dat ze hier met hun nonkel waren en die draaide altijd tapejes met hun muziek in de auto als hij met ze op stap was. Nu was er dan eindelijk de gelegenheid om ze live te zien. Mooi.

©135mm www.135mm.be

Ze deden dus gewoon waar ze goed in zijn. Bill Janovitz kon zijn bassist en drummer ook niet verleiden tot een solo, dat lieten ze aan hem over. En hun nieuwe single, jawel, was vintage Buffalo Tom. Ze komen dus zelfs weer met een nieuwe plaat. En Janovitz zit sowieso niet stil, want hij heeft net een biografie over de Amerikaanse muzikant Leon Russell afgerond. En in de coronatijd verblijdde hij zijn fans met lange sessies vanuit zijn kelder. De dag na dit optreden gingen ze trouwens op bezoek bij hun Nederlandse vriend Berend Dubbe van Bettie Serveert, met wie ze vroeger op het affiche stonden. Hun nummer Palomine werd gedraaid bij de bar op het eind van het festivalterrein, een kleine Nederlandse bijdrage aan dit festival.

Oké, de trip was dus geslaagd, maar ook de twee dagen daarna was het nog plezant toeven in zomers Leuven. Eerst bij de soundcheck van vier sympathieke jonge vrouwen uit België, die samen BLUAI vormen, genoemd naar de blauwe ogen van frontvrouw Cath(erine) Smet (‘megacool’ en ‘dikke merci om hier te zijn’). Maar leuk om te zien dat ze met hun verschillende karakters echt een bandje vormen. Zij waren de – volgens een aanwezige journaliste ook onomstreden – winnaars van Humo’s Rock Rally van dit jaar. En volgens een aanwezige muziekkenner spelen ze steeds strakker, zelfs op deze avond. Zowel hun samenstelling als dromerige indiepop is te vergelijken met het Nederlandse Loupe, het lieve Vlaamse zusje zogezegd. Des te verrassender en grappiger dat de ritmesectie opeens middenin een nummer begint te schreeuwen. Maar dan ook echt. De vriend van de bassiste, deze dagen tevens de dienstdoende chauffeur, vertelde dat ze ook trots was op haar oerschreeuw, die volgens hem bij het tweede optreden nog beter was dan bij het eerste optreden. Oefening baart kunst.

Hun relaxte optreden op het lage podium, waarbij ze vroegen of het publiek naar voren kwam, zodat je echt oog in oog met ze stond, was nogal een contrast met het optreden op het grote podium van de opener van deze avond. Zangeres Naimia Joris was zenuwachtig, vertelde dat ze zelfs een paniekaanval had gehad, want: ‘optreden is eng.’ Ja, dat lijkt me ook, maar daar staat natuurlijk iedereen anders in. Het was in ieder geval heel eerlijk. Ze had steun aan haar vier medemuzikanten, oa op contrabas en een soort tuba (?). Oh, ze had ook nog weinig geoefend, zei ze daarna. Maar ze sloeg zich er doorheen, al bleef de toon in mineur, bijvoorbeeld met een cover waarvan ze vond dat het oorspronkelijke nummer, over misbruik in relaties, negatiever kon. Of was dat nou het nummer daarna? In ieder geval zag ik toen ik opzij keek, toeval of niet, iemand met een shirt van Joy Division (Unknown Pleasures). En daarna vielen de enige regendruppels van het verder zonovergoten weekend… Ze speelden ook nog een jazz-achtig nummer dat over de dood ging en ze zei: ‘Dit is het laatste triestig nummer, dan verlos ik jullie.’ Maar toen viel er in het publiek iemand flauw. Na verzorging werd het laatste nummer toch nog gespeeld.

Er waren vandaag, zaterdag, ook kinderen op het terrein, onder wie die van de zanger/gitarist van Isbells. Ik geloof dat ie zei dat ze voor de eerste keer bij een optreden waren. Zijn avond kon dus niet meer stuk. Hun optreden verder viel onder mijn etenstijd, waarna ik ruim op tijd was voor het volgende optreden, want het is volgens de vrouw achter Sohnarr, Patricia Vanneste (zij heeft ook gespeeld in Balthazar) altijd wachten op de altviolist. Zij bracht en zong met haar medemuzikanten op piano, violen en electronica, nummers van haar persoonlijke plaat, geïnspireerd door de Scandinavische landschappen waar ze doorheen heeft gereisd. Ook weer mooi. Maar vervolgens kregen we de Tindersticks, wéér melancholie. Dit beklijfde niet bij mij, het was ook echt te veel. En ook hier hield het luisteren halverwege het veld wel op, men had zijn vrienden nog veel te vertellen. Dan nog maar even naar de afterparty.

Die ontbrak op de zondag, maar die bood dan weer een préparty, in het centrum van Leuven: Hapje-Tapje incluis een barmannenrace, bezocht door 60.000 mensen. Met frisse moed gingen we de vierde avond in. Die werd geopend door de zeer welwillend ontvangen indiefolkband Black Sea Dahu uit Zwitserland. Wat mij betreft kletsten ze iets te veel tussen de nummers door (waar die over gingen, ze dachten dat Leuven lion betekende en de hele merch werd bijvoorbeeld opgenoemd), maar ze kwamen ermee weg door hun charme. De vergelijking met Big Thief hoorde ik nog niet helemaal, maar de presentatrice vond ze de ontdekking van het festival.

Van een heel andere orde, verfrissend ook, waren drie drukke d(r)udes, geflankeerd door een coole gitariste. Haar hoorde ik later in het voorbijgaan vertellen dat ze altijd graag in een bandje wilde spelen. Nou, dat is dus gelukt, Nona Problemo. Ja, hoe moet je dit nou weer omschrijven: punkfunk ofzo, in ieder geval zeer dansbaar. En met een boodschap. Eén nummer werd opgedragen aan de vele verbrande bomen deze zomer. Waarna er nog twee ecosprookjes volgden.

De eik, ongeveer op tweederde van het terrein, stond gelukkig nog fier overeind. Ik weet alleen niet of Meskerem Mees ‘m heeft gezien. Want geconcentreerd speelde ze haar sterke songs, die ze zeer intiem, soms bijna fluisterend bracht. Dat was mooi, geeft extra dynamiek, maar het was wel op het randje van wat dit festival aankon. Ook zal ze de eik er niet mee bereikt hebben. Gelukkig kwam ze halverwege de set wat los en zag je ook het plezier en interactie met haar cellist Frederik Daelemans (die van Cesar Quinn!). Haar toegift was een nummer dat ze had overgeslagen: Seasons Shift, met de tekstfrase: Lonely in July, though you wouldn’t tell me why. En van het podium af was ze gewoon innemend, zoals ze ook overkomt in de media, en ging ze lachend en behulpzaam op de foto met fans.

©135mm www.135mm.be

En ik ging naar Camillle Camille, een singer/songwriter, ook uit België en ook nog nooit van gehoord. Op de site stond dat ze haar muziek omschreef als melancholische rustgevende folk: gaan we weer… Maar ik had van tevoren wat geluisterd, dat vond ik mooi en liet me hier dus niet door afschrikken. En ik vond haar optreden – Buffalo Tom niet meegerekend – het hoogtepunt van het festival. Wat een stem en ook nog mooie songs. Het nodigde koppeltjes uit tot tegen elkaar aanhangen en zelfs een dansje. Speelde ze tot voor kort solo, op akoestische gitaar (of keyboard), nu haalde ze uit het publiek een gitarist en drummer. Maar zij wisten precies wat ze moesten spelen, hadden dus eerder meegedaan, maar het was toch pas voor de derde keer hoorde ik later. En zij droegen zeker wat bij aan de totale sound. Bij de cover van Serge Gainsbourg’s La Javanaise mochten ze echter weer bewonderend toekijken.

Dan rest nog de publieksprijs, die gaat naar de Intergalactic Lovers, een populaire Belgische band, die wel vrijwel het hele veld wist te pakken met hun optreden, incluis publieksparticipatie. Ik heb het gedeeltelijk beluisterd vanuit het museum waar ik mijn telefoon aan het opladen was. Ondertussen liep de zanger van Nona Problemo langs. Hij had tijdens het eerste optreden een banaan gegeten en vertelde nu dat dat bij het tweede optreden een kiwi was geweest. En ze hadden van kleren gewisseld, om het spannend te houden. De gitariste had ook meegedaan, zag ik in de aftermovie. Zij had zijn bruine tuinbroek aangetrokken. Verrassend.

Het terrein stroomde deze laatste avond sneller leeg dan voorafgaande avonden en ook ik ging op mijn Airbnb-adres aan. Op het terras om de hoek werd nog druk gekletst, vanuit het café kwamen de klanken van De Bom van Doe Maar. Euh, oké. En daarna begon het echt te regenen, hoe doen ze het. De volgende ochtend, of om precies te zijn, het begin van de middag, was er nog tijd voor één rondje Leuven, gewoon weer in de zon. De hekken van Hapje-Tapje werden ingeladen en ook bij het museum zal men de laatste restanten van het festival hebben opgeruimd. Maar de terrassen zaten alweer vol. Dus sluit ik af met: Lang Leve Levendig Leuven!

 

Foto’s zonder vermelding van Marten Leurdijk