Getalenteerde muzikale zonen domineren de openingsavond van (Ge)Varenwinkel
Donkere wolken dreigen de hele avond boven het festivalterrein in Varenwinkel, het moet vrijdag zowat de koudste nacht van de afgelopen zomermaanden geweest zijn. Gelukkig zijn er twee tenten voorzien en in de kleinere tent zien we Greenwood. Aandachtige muziekliefhebbers kunnen uit de naam het repertoire afleiden. Het betreft hier inderdaad een eerbetoon aan Fleetwood Mac maar met de uitsluitend gefocust op de bluesperiode met Peter Green. De destijds vanuit het Verenigd Koninkrijk opererende formatie steunde op de stem van Green en zijn gitaarwerk aangevuld met de slidepartijen van Jeremy Spencer. Dat duo werd in ‘68 versterkt met de piepjonge Danny Kirwan en dat resulteerde meteen Albatross dat weergaloze instrumentaaltje zat uiteraard ergen in de set. Kris ‘Kirri’ Valvekens vormt samen met Luc Canters en zoon Zenn een niet onaardig muzikaal triumviraat. Het gitaristen trio brengt ondersteund door de oerdegelijke ritmetandem Marc Rosso Van Puyenbroek en Herman Cambré in een eerste set stevige uitvoeringen van Rattlesnake Shake
Kirri die al eerder overtuigde als alter ego van Neil Diamond kruipt met evenveel overgave in de huid van de zanger Peter Green en concentreert zich op de ritmische interventies van zijn Telecaster terwijl Luc en Zenn beurtelings soleren op de Les Paul. Instrumentaaltjes als Jigsaw Puzzle Blues wippen haasje over met de ondertussen klassieke bluesstuff als Black Magic Woman en rockende interventies van Long Grey Mare en Looking For Someboy met de ritmesectie prominent op de voorgrond, Coming Your Way loopt uit in een inventieve strakke drumsolo. De tweede set van Greenwood met Oh Well, weliswaar enkel met het eerste rockende deel en een magistraal zweverig Albatross, een reconstructie van het magnifieke psychedelishe epos The Green Manalishi (with the two Prong Crown) wordt een feest van herkenning.
Dat is eveneens het geval voor Dan Baird, zo’n dertien jaar geleden al op (Ge)Varenwinkel met een reunie van Georgia Satellites. In de jaren tachtig injecteerde hij met die formatie de destijds tanende southernrock traditie met een fikse scheut adrenaline. The Georgia Satellites verwerkte in een back to the basics attitude de rock van Chuck Berry. Een rauwe benadering waarin onmiskenbare sporen van Stones en Faces terug te vinden zijn, naast de evidente invloeden uit de thuisbasis Atlanta in Georgia. Het in’86 uit het officiële titelloze debuut geplukte Keep Your hands To Yourself reikte geheel terecht verder dan de alternatieve scène, na Open All Night komen helaas de eerste barsten in het muzikale verbond. Baird gaat onverstoorbaar verder, in de jaren negentig scoort hij nog met I Love Period en overleeft met de hulp van Eric Ambel en bassist Keith Christopher met The Yayhoos en overbrugt het afgelopen decennium met Homemade Sin.
De laatste tijd circuleren alarmerende berichten over Bairds gezondheid, eind vorig jaar moest hij zelfs even afhaken voor enkele concerten met Homemade Sin. Vrijdagavond is hij als vanouds met zijn, hoge hoed op het lange ravenzwarte geverfde haar, present en zet de tent meteen in de fik met een ongemeen hels rockende rollercoaster gegenereerd door een zich uitslovende ritmesectie met Bairds oude vriend Maurie Magellan aan de drumkit en bassist ??? die zich evenmin onbetuigd laat. De riffs die Baird uit zij telecaster perst worden fraai aangevuld door de overrompelende interventies van Warner E. Hodges een stergitarist die lange tijd bij Jason & The Scorchers figureerde. I love You Period zit vroeg in de set, opgebouwd met oud en nieuw werk dat onveranderlijk in een helse overdrive passeert en dat mist zijn uitwerking niet, een klepper als Keep Your Hands To Yourself blijft ongenaakbaar maar ook het minder bekende recentere en nieuwe werk overtuigd de liefhebbers van rauwe rock moeiteloos.
Devon Allman , de zoon van de ondertussen betreurde Gregg aanvoerder van de legendarische Allman Brothers kwam eerder naast eigen solowerk met The Royal Brotherhood aanzetten nu is er het Devon Allman Project. Omringd door drie superieure gitaristen en een uitgebreide ritmesectie die hun plaats zoeken in Mahola een uit de Honeytribe-periode daterende instrumentale intro duelleert Devon met zijn vaste gitarist Tyler Stokes Jackson. Met viriele poses hitst de blonde gitaargod het publiek op maar krijgt vooral respons van het publiek wanneer de met soulvolle licks opgebouwde fijne seventies disco hit I’llBe Around van The Spinners passeert, inclusief wat houterige danspasjes.
Slide-gitarist John Stachela klimt op het podium en meteen volgt I Left My Home In Memphis, een countrynesk restant van Royal Brotherhood. Devon beperkt zich daarna tot akoestische gitaar en Duane Betts de getalenteerde zoon van Allman gitarist Dickey Betts vormt een geïnspireerde tandem met Stachela. In Blue Sky benaderen ze onwaarschijnlijk accuraat de sound van The Allman Brothers. Het duo gaat onverstoorbaar verder terwijl Devon een break neemt, wat later zal hij al spelend vanuit het publiek terug opduiken, enge overacting is hem niet vreemd. Toetsenman Nicholas David zorgt even voor een goed onthaald intermezzo met Bill Withers’ Lean On Me. De gitaristen nemen plaats op in een halve cirkel geplaatste stoeltjes en meteen passeren een eerste hoogtepunt met Friend Of The Devil , de countygetinte roadsong van Grateful Dead. Als Devon daarna de eerste akkoorden aanslaat op zijn akoestische gitaar stijgt hier en daar voorzichtig herkenningsapplaus op van Allman-connaisseurs voor een betoverend mooi Melissa. “Crossroads, seem to come and go, yeah the gypsy flies from coast to coast” Voor de echt toegewijde adepten volgt nog de epische jazzy instrumental van vader Betts In Memorium Of Elizabeth Reed, uiteraard in een behoorlijk uitgesponnen versie. Als we de ondertussen stilaan leeggelopen tent verlaten en de parking opzoeken klinken de tonen van Midnight Rider door de koude nacht.