Blues Peer opnieuw springlevend
Na een lang aanslepende, gedwongen retraite wegens de wereldwijde pandemie en een geslaagde crowdfunding werd het festivalterrein in de Deusterstraat nog eens opengesteld voor een ‘reguliere’ driedaagse van Blues Peer. De verhuis naar de overkant van de straat aan de Deusterkapel op een kleiner maar gezelliger locatie blijkt een goede zet. De introductie van een tweede podium, een te verwachten maar in Peer lang tegengehouden evolutie in Peer zorgde evenals het verdwijnen van de zitjes in de kleinere tenten bij de oudere festivalganger voor enige ongenoegen, al bij al viel dat nog mee.
Voor de gratis toegankelijke ouverture van vrijdagavond die door Nederlandse bands gedomineerd werd bleef het bij het podium van Club Mississippi. In de bescheiden tent prijkten foto’s van overleden blueslui en sista’s die ooit op het Peerse podium passeerden aan de wand. Ian Siegal stelde zijn project B.L.U.ES voor. De begeleiders met gitarist Mischa Den Haring en harmonicaman Big Pete en overige bandleden zoals de Ciggaar broers figureerden voordien al in diverse combinaties op het Peerse podium.
Dat geldt ook voor Siegal, het was zijn zesde passage en de flamboyante Britse blueshond trapt na een harmonica-introductie van Big Pete scherp af met het van Muddy Waters geleende Walkin’Thru The Park, met een gastpianist klinken de boogies sterker dan ooit. Big Pete, Misha en de pianist krijgen solospotjes met onder meer een door drummer Darryl gezongen swingende uitvoering van The Crawl. Siegal preekt de blues met ijselijke screams en shouts in lang uitgesponnen dialogen met de duivel, bezwerende verhalen over drank en drugs in Champagne and Reefer en laat opvallend veel ruimte voor de bandleden. Naast Howlin’Wolf komt ook zijn belangrijkste songleverancier Willie Dixon aan bod, If The Sea Was Whiskey vormt een sterke afsluiter.
Met de vrijgevochten viervoeter zijn ze ondertussen vertrouwd in Peer, de bijna gelijknamige Nederlands Limburgse formatie DeWolff trad voor de eerste keer aan. De broertjes Pablo en Luka zijn zo’n vijftien jaar actief en debiteren samen met orgelist Robin Piso een soort psychedelisch getinte southern bluesrock, te beluisteren op tien langspelers. De interactie tussen Pablo’s gitaarescapades, het Hammondorgel en percussie staan centraal en resulteren niet zelden in uitgesponnen jams dat was vrijdagavond weerom het geval vanaf het meeslepende epos Sugar Moon.
Op eerdere edities vormde het al een vast onderdeel van de openingsavond, een tribute band ter afsluiting. Een formule die altijd werkt. In het geval van The Bruce Band, een collectief dat na twintig jaar een getrouwe reconstructie van een Springsteen concert met The E-Street Band weet neer te zetten blijkt die keuze geheel terecht. Het gezelschap zorgde, met een frontman die ook fysiek gelijkenissen met een jongere Springsteen vertoont, voor een spetterende muzikale marathon, enkel door The Boss zelf te overtreffen.
Zaterdag pikten we nog een stukje mee van de gitaarblues van het Stef Paglia Trio en repten ons naar dat andere, Uptown podium voor de set van DylanLe Blanc. Na de scheiding van zijn ouders woonde Dylan bij zijn moeder in Louisiana als jonge tiener kwam hij bij zijn vader, een countryman die die in Muscle Shoals, Alabama als songwriter overleefde, een gedroomde leerschool. Na de onvermijdelijke schoolbandjes in de plaatselijke punkrockscène verzeilde LeBlanc junior met zijn band Abraham in de Fame studio van Ben Tanner van The Alabama Shakes.
Die pianist nam de eerste songs van LeBlanc stiekem op en speelde nadien een niet te onderschatten rol als muzikant en producer bij de evolutie van zijn solowerk. De set was grotendeels opgebouwd rond Renegade dat recent in samenwerking met zijn tourband tot stand kwam. Die muzikanten legden vanaf de opener Bang Bang een gelaagde harmonische achtergrond bij de ijle, klagende zang van Le Blanc die warme, naar Neil Young lonkende, golvende duels met zijn gitarist aanging. Een knap opgebouwde set in een magnetiserend melodieus southernrock idioom zonder akoestische rustpunten.
Boogie Beasts vormen al een tijdje een perfecte symbiose tussen Limburg en het aangrenzende Luik die over de taalbarrières heen reikt. Gert Servaes zit nog altijd aan de drumkit en de eveneens uit Voodoo Boogie stammende Jan Jaspers vormt samen met Patrick Louis de gitaartandem en Fabian Bennardo zorgt voor rauwe harpscheuten. “Are you ready to boogie with The Beasts?” Geen woord te veel, “I ain’t no Dylan I aint no Young I Just want you to hear my song”, in een compromisloze opzwepende set passeren oudere prijsbeesten als Mad, Night Time Hero en Trouble naast de recente single Bring It On De rauwe exploten hebben een verslavend effect in de broeierige clubtent.
De benen stil houden is evenmin een optie bij Southern Avenue, een relatief jong combo dat haar naam ontleend aan de straat die naar Soulsville in Oostelijk Memphis leidt, de oorspronkelijke thuishaven van Stax. De dames voeren het hoge woord Tierinii Jackson die samen met gitarist Ori Naftaly het song werk aanlevert, krijgt vocale assistentie van de pezige Tikyra Jackson aan de drumkit en een extra backing vocaliste. Als een volleerde, ontketende Ikette sleept de onvermoeibare zangeres met lenige dansposes het publiek moeitelees mee in haar enthousiasme.
Van een strak funky Push Now en Switch Up, even een rustpunt met slowburner We’re Gonna Make It om voluit te gaan met diep brommende bas in Rock Steady van Aretha Franklin. Slipped, Tripped and Fell in Love is een Memphis Soul klassieker van die andere soulqueen Ann Peebles. Ongenaakbare soullady’s maar Jackson imponeert met haar interpretaties zoals in Don Covay’s Chain Of Fools eveneens door Fraklin vereeuwigd, de gitarist haalt daarbij telkens uit met verschroeiende outro’s. De zangeres lijkt al even tevreden als het publiek dat Southern Avenue met een terechte daverende ovatie beloont.
De rest van de avond was het podium van Club Mississippi gereserveerd voor zwarte blueslui. King Solomon Hicks met zijn 27 de jongste, zoekt met soepele shuffles zijn weg in een gevarieerde bluesrepertoire. Hicks herinnert met zijn soepele snarenspel en zang bij momenten aan de jonge Robert Cray maar houdt het vanaf I’d Rather Be Blind bij een doordachte selectie uit het oeuvre van de blues uit de diverse regio. in Further Up On The Road toont hij zich naast begenadigd gitarist even een voortreffelijk crooner, nadien volgen nog uitstapjes naar Memphis en Louisiana. We onthouden Parchman Farm en The Seventh Son en de van Tony Joe White afkomstige swamper Polk Salad Annie. Een jukebox boordevol gevuld met R&B en blues die uitermate charmeert.
Robert Finley is een laatbloeier, hij stuurt in 2016 Age Don’t Mean A Thing de wereld in, een bijzonder toepasselijke titel voor de man uit Louisiana, hij was destijds de kaap van de 50 al even gepasseerd als hij terug zijn muziek weg vindt. Ondertussen bereikt de bluesman uit Louisiana met hulp van Dan Auerbach (Black Keys) na de sountrack bij het stripverhaal Murder Ballads een ruimer publiek met Going Platinium! en Sharecroppers Son. Met afwisselend rauwe zang en ijle falset preekt hij vanaf zijn krukje de blues ondersteund door zangeres en ritmesectie.
Cedric Burnside, zoon van de betreurde Calvin Jackson en kleinzoon van RL Burnside zet de traditie van de Mississippi Hill Country Blues, de ritmische variant van de Delta blues verder samen met zijn oom Garry en jongere halfbroer Cody die helaas in 2012 overleed. Na Descendants Of North Hill Country, verkent hij het solopad. Het akoestisch beginluik wordt helaas ontsierd door de luidruchtige soundcheck in de grote tent. Als de drummer opduikt verruilt Burnside de akoestische gitaar voor een elektrisch exemplaar en sleept de liefhebbers mee met een portie rudimentaire, verhalende blues die het verleden uit Mississippi oprakelt in een avontuurlijke respectvolle benadering.
Guy Swinnen is een vertrouwde gast In Peer, we herinneren een akoestische soloset voor de radio, op het grote podium triomfeerde hij met The Scabs, nog met Willy Willy en op de laatste, pre-corona editie maakte hij deel uit van ‘50 Years Neil Young’. De rocker uit Diest, ondertussen de zestig gepasseerd, brengt met zijn trio een nostalgische trip met oudere Scabs klassiekers en fragmenten uit het solorepertoire, Bart Buls en Marcus Weymare vormen de ritmesectie. Een harmonica intro leidt Don’t You Know in, met het toepasselijke, van John Hiat geleende Perfectly Good Guitar etaleert gitarist David Piedfort zijn klasse. Na de door Cash geïnspireerde versie van Depeche Mode’s Personal Jesus volgen I Need You, het aan Blues Peer opgedragen Nothing On My Radio, Robbin’ The Liquor Store en een onvermijdelijk Hard Times.
The Sore Losers speelden eveneens een thuismatch. Het Limburgse kwartet sinds is met Electronic Rock,de vijfde met nerveuze bijtende rock gevulde langspeler helemaal terug. ‘Losers’ zijn het geenszins Jan Straetemans en Cedric Maes weten hoe je een rockende met massieve gitaarrifs gevulde set opbouwt. De energieke verrichtingen van de lievelingen van radiozender Willy, een van de nieuwe festival sponsors, worden door een flitsende lightshow ondersteund.
Een meer geraffineerde lightshow ondersteunde headliner 10cc een eerder statisch gebeuren zo’n legende uit de jaren zeventig. De eerste barsten in het kwartet van multi-instrumentalisten vertonen zich in 1976 als LoL Creme en Kevin Godley uit artistieke onvrede opstappen bij 10CC, vervanger, Paul Burgess komt erbij en even later gitarist Rick Fenn Als Eric Stewart het in ’95 voor bekeken houdt, leidt 10cc een toerend bestaan. De formatie is ondertussen onder leiding van Graham Gouldman ruim twintig jaar onderweg en brengt een perfect klinkend overzicht, een feest van herkenbaarheid waarin popklassiekers over elkaar tuimelen, Wall Street Shuffle, Arts For Artsake , Silly Love Songs en de ingenieuze pop van I’m Mandy Fly Me, I’m not in love klinken na al die jaren nog overtuigend. De ideale soundtrack voor de nachtelijke uren vormde in combinatie met de mooi uitgelichte bomen rond de Deusterkapel een betoverend decor.