De wereld luisteren: PROMETEO. Tragedia dell’ascolto
Een zeldzame kans om de uitvoering van dit centrale werk van de Veneciaanse componist Luigi Nono (1924-1990) te beleven en dan nog in de giga-dimensies van de oude gashouder van de Westergasfabriek in Amsterdam. Een monument van de vroegere industriecultuur als kathedraal van het luisteren: de wereld als klank ingaan, naar de wereld als klank luisteren (in zijn dubbele betekenis). Deze uitgelezen kans bood de uitvoering van Nono’s PROMETEO – Tragedia dell’ascolto tijdens het Holland Festival als onderdeel van de Trilogie Van Het Sublieme. Reden voor veel bezoekers van buiten Amsterdam en Nederland tot en met Australië toe om naar Amsterdam af te reizen om dit mee te kunnen maken.
De orkest- en koorgroepen als solisten zijn bij dit opus over de gehele ruimte verdeeld op verschillende hoogten geplaatst, van waar ze – gestuurd door twee dirigenten – elkaar afwisselend en naar elkaar toe ageren. De akoestische klank werd met behulp van vier mengpanelen volgens strict compositorisch plan subtiel elektronisch bewerkt. Binnen en door dit Gesamtensemble werd een staat van ultieme klank- en luisterconcentratie gecreëerd die aan het eind op een wijze wegstierf die luisteraars lang zal heugen.
De opzet van dit meer dan 30 jaar terug ontworpen opus klinkt actueel en hip maar is qua luisterervaring bijna het tegenovergestelde van de tegenwoordig uitbundig, overstromend en vooral suggestief gepresenteerde elektronische klankgolven. Prometeo doet een beroep op dieper luisteren op grensgebieden van klank, schemergebieden van het opkomen van klanken, het vergaan van klanken en zich herhalende exclamaties van bijna ritueel karakter, gebaren van hoge zuiverheid, onverzaadigd. Men kon zijn oor te luister leggen naar wisselwerkingen tussen erratische delen en delen die zich bij elkaar voegen, zijn oor te luister leggen binnen wisselwerkingen van broze schoonheid wiens innerlijke logica zichzelf niet prijsgaf. Er viel slechts te gissen volgens welke visie en langs welke door intuitie gevoede compositorische berekening dit klinken tot stand werd gebracht.
Een doorlopende markante bijdrage aan het geheel werd door tuba, basklarinet en fluit geleverd. Hun extended sounds zijn inmiddels gangbarder dan in de tijd van het ontstaan van het werk. Ze krijgen hier betekenis in een groter en dieper geheel waardoor ze een uitzonderlijk sterke impact hadden. De verlorenheid en het ongedetermineerde van deze klanken is onder meer het resultaat van uitgebreid en uitgekiend elektronisch experimenteren met klanken door Nono en zijn medewerkers. Een belangrijke rol hierin speelde de experimentele Studio van de Südwestdeutsche Rundfunk (Heinrich-Strobel-Stiftung).
Van grote fascinatie was ook het dirigeren van deze marginaal-sonoriteit door dirigente Matilda Hofman. Gedragen door exacte tekening van een basislijn leek het aanduiden van modulaties en slierten het meeste op het bespelen van een theremin. De tweede dirigent, Ingo Metzmacher, was voor het publieksgebied waarin ik mezelf bevond, alleen van de zijkant in profiel zichtbaar waardoor met name de gebaren voor fanfare-stoten en crescendo’s zichtbaar waren. Metzmacher had het geluk om in zijn vroege formatieve jaren met Nono te mogen werken.
Het auditieve, visuele en ruimtelijke treffen in Prometeo op zeer specifieke manieren op elkaar. De verrichtingen van de meeste musici waren vanwege de afstand niet zonder meer visueel te volgen. De musici zijn decentraal geplaatst en de klank kwam als gevolg van de elektronische bewerking vaker uit een andere richting dan de visueel waarneembare klankbron. Het is een heel ensemble van ingrepen en configuraties dat klankqualiteiten voortbrengt die een diepere beluistering provoceert. Het geheel riep op een gegeven moment ook een behoefte op, de complexe interacties fotografisch in beeld te brengen. Dat werd door een – uitermate zinnig – algeheel fotografeer-verbod voorkomen.
Karakteristiek in dit werk waren o.a. de vaak nauwelijks nog uit te maken overgangen tussen sirenenachtige zang en elektronica. Het heeft te maken met wat Nono ooit aanduidde als ‘Confusion’. Andre Richard van de SWR Experimentele Studio, die nauw met Nono samenwerkte en ook verantwoordelijk was voor de geluidsregie van deze uitvoering, belichte de ontwikkeling van dit concept aan de hand van partituren tijdens het Nono-symposium dat rond de concerten plaatsvond.. Het is indrukwekkend hoe Nono zijn aandacht op deze klankkarakteristika richtte en niet alleen deze sonoriteit ontwikkelde maar ook hun ‘generieke’ dramatische zeggingskracht in samenspel met de vokalen, zodanig vorm gaf en implementeerde dat de luisteraar zich procesgericht midden in de confuderende klanken kan vinden.
Een vaak aangehaalde notie in de tegenwoordige discourse over muziek is de notie ‘silence’, ‘stilte’. ‘Silence’ duidt de afwezigheid van klank-activiteit aan. Kenmerkend voor akoestische ruimten is echter het tegenovergestelde. Permanent activiteit heerst er verbonden met continu ruizen. ‘Silence’ is zo gezien een dichotomisch (0/1) artefact. Het essentiële zijn juist allerlei soorten van overgangen in de ruis met daarin schuilende en evolverende vormen (in nuce).
In de tweede helft van uitvoering leken klanken en het luisteren vloeiender en soepeler van aard. Maar was het echt zo of was het ‘slechts’ een gevolg van het intensieve luisteren dat eraan vooraf ging? Hoe dan ook, het was in zijn geheel een muzikale luisterervaring van een speciaal soort met een enorme in- en nawerking. Indrukwekkend en onvergetelijk!