Solange
When I Get Home
Het was niet moeilijk om te houden van A Seat At The Table, het uitstekende album van zangeres Solange Knowles uit 2016. In het nu al legendarische muziekjaar dat bol stond van de grote (en goede!) releases van gigantische artiesten, moest je als artiest van goeden huize komen, wilde je nog enige rol van betekenis spelen in de jaarlijstjes. Solange, die tot dan toe eigenlijk niet meer dan wat middelmatige pop albums had uitgebracht, bleef maar opduiken in de jaarlijsten… En terecht! A Seat At The Table was uitstekend geproduceerd, warm, en bovenal soulvol. Rechtstreeks uit het hart.
Het is iets moeilijker om te houden van When I Get Home, de volledig uit het niets uitgebrachte opvolger van eerdergenoemde plaat. Het roer wordt weer behoorlijk omgegooid, en de koers wordt ingezet richting Zuiderse hiphopvibes en een wat experimenteler, minder harmonieus geluid. Het vergt dan ook wel enige moeite om de knop om te zetten en ook dit te kunnen waarderen.
De nieuwe ingezette weg komt dan ook niet zonder schoonheidsfoutjes. Solange waart zich in een landschap waar ze niet helemaal thuishoort, wat enerzijds wat matige episodes oplevert, maar anderzijds juist spannend is. In tegenstelling tot het toegankelijke en harmonieuze A Seat At The Table wordt When I Get Home gekenmerkt door dwarsliggende akkoorden en mineurtoonladders. Op sommige momenten levert dat wat botsingen op – en in het ergste geval zelfs valse zang, op Down With The Clique – maar over het algemeen maakt dat het album vooral een stuk boeiender. En op een aantal nummers (Almeda, My Skin My Logo) rapt Solange zelfs, en het resultaat is een beetje ongemakkelijk, maar ook fris en leuk. Ze rapt een beetje in de stijl van ‘Soundcloudrappers’ uit de Zuiderlijke staten van Noord-Amerika, en hoewel er daar al genoeg van te vinden zijn, is het verfrissend om die stijl eens te horen zónder een vrachtlading aan dikke 808-subs en kletterende snares, die vervangen zijn door jazzy akkoorden en ingetogen drums.
En dan heb je ook nog heel stiekem een heleboel gastartiesten verstopt in het album, die op de streamingplatformen geheel onvermeld zijn gebleven. Vanaf de openingsakkoorden van Almeda herken je al snel een productie van Tyler, the Creator, die sinds zijn fenomenale album Flower Boy uit 2017 een onmiskenbaar eigen geluid heeft ontwikkeld. Op hetzelfde nummer hoor je net zo stiekem ook nog Steve Lacy, en iets minder stiekem nog ‘Soundcloudrapper’ Playboi Carti. Laatstgenoemde lijkt een significante invloed te hebben uitgeoefend op het geluid van het album en (rap)stijl van Solange.
Het is altijd een genoegen wanneer een album rijk is aan gastartiesten, maar die geruisloos en zonder rare botsingen in het album verwerkt zijn, en op When I Get Home is dat absoluut het geval. Naast eerder genoemden zijn ook nog onder andere Sampha, Dev Hynes (van Blood Orange), Earl Sweatshirt, Pharrell Williams en Panda Bear te horen, maar zonder het nader bestuderen van de album credits zou je dat niet doorhebben.
Op When I Get Home klinkt Solange een stuk minder geremd, en het plezier straalt er een stuk meer van af dan op A Seat At The Table. Daarnaast groeit de zangeres weer een stukje verder als artiest, en vormt het album een interessant nieuw hoofdstuk in haar carrière: het album is een stap verder ten opzichte van zijn mooie voorganger, en bevat muziek die nog niet eerder op deze manier is gemaakt. Je kan altijd maar beter vóórdat je een muzikaal recept teveel hebt uitgevoerd overstappen naar een nieuw; helemaal als het resultaat When I Get Home is.