Chain Wallet
No Ritual
Chain Wallet maakt explosieve up-tempo dreampop met de nodige postpunk elementen. Het hoeft allemaal niet meer zo zwaar en treurig te zijn. Alsof men in Noorwegen zich niet wil mengen in de negatieve stemming die er in de rest van de wereld heerst. Deze band denkt op een positieve manier vooruit. Het is net een tikkeltje lichter dan hun soortgenoten. Breed uitwaaierende keyboardlandschappen bewoond door vriendelijk groetende gitaren. Soms komt er nog een wat norse bas voorbij, die weer door een voorbij sprintende drum ingehaald wordt. Stian Iversen is de zelfverzekerde alles kunnende gids die vol passie zijn verslag doet, waarbij hij bij de lastige passages door Chiara Victoria Cavallari bijgestaan wordt.
Het Noorse Bergen in voornamelijk bekend door de vele black metal bands die daar vandaan komen. Ook daarbij grijpen ze met regelmaat terug op duistere sages en legendes. Chain Wallet heeft tevens iets sprookjesachtigs, en roept vooral de wereld van feeën en elfjes op. Het is een fabelachtige mix van jaren tachtig dreampop en gothic. In het straatbeeld zie je dit in de donkere kleding terug. Zwart gekoppeld aan langere gewaden, gecombineerd met wit en paars en zelfs bloemenmotieven. Dracula verdreven door Peter Pan. Deze inleiding is van noodzaak om No Ritual te begrijpen. Met trots vermeld Chain Wallet dat Frode Bakken van de Yamaha DX7, Ronald Juno 60 en Korg Polysix synthesizers gebruik maakt en veel waarde aan dat bepalende jaren tachtig New Wave geluid hechten.
Op deze amper een half uur durende plaat, staan allemaal korte drie minuten lang durende sfeerschetsen. Lost Somewhere verwelkomt je met een dominante pompende diepe elektronische bas, heldere backing vocals en een opzwepende drum, die op het juiste moment aan de keyboards ruimte geeft. Stian Iversen staat met bas ook als basisspeler op Final Testament opgesteld met in de mix de dromerige koortjes, die best wat meer op de voorgrond mogen staan. Het evenwichtige Ride is het totaalplaatje, met op de juiste posities geplaatste instrumenten. Dit levert een zeer toegankelijke popsong op. Is er dan helemaal geen plek voor een wat slepender bombastisch geluid? Toch wel, Closer spelen op de diepgang en de emotie in. De gevoelige kant is veelal afwezig, Closer had net zo goed closed kunnen heten. De afwisseling zoeken ze in het degelijke What Everybody Else Could Find op, de track sluit erg op de eerste nummers aan, met het wezenlijke verschil dat de frontrol van de bas hier door de keyboard overgenomen wordt, verder scheelt het bar weinig in de opbouw. Het is het net een tikkeltje frisser.
Het korte instrumentale Liminality is dreigend. Helaas stoppen ze geen energie in een mooie overgang naar het springerige Knowing Eyes. Waar er flink wat echoënde gitaareffecten worden losgelaten . Op No Ritual voegt slagwerker Marius Erster Bergesen de nodige tribal elementen toe. Fijn om een echte vakman aan het werk te zien, het geeft een warmere invulling dan de mechanische drumcomputer. De World I Used to Call Mine zang is aangenaam vervormd om het meer in het tijdsbeeld van de postpunk periode te plaatsen. Een grote rol is hierbij voor producer Matias Teller weggelegd, welke deze feilloos aanvoelt. Inner Space is net wat rauwer en gedurfder dan de rest van de plaat, en vat de hoorbare ontwikkeling hier mooi samen. Een album inspelende op verlangen. Altijd bewonderingswaardig hoe bandleden die schijnbaar niet eens in de rumoerige jaren tachtig geboren zijn, dit tot zoiets geslaagds verwoorden.