×

Interview

21 oktober 2022

Mary Halvorson, jazzheldin op gitaar die nog veel te onbekend is

Geschreven door: Dick Hovenga

Label: Nonesuch

2022 kan de jazzboeken in als het jaar dat de Amerikaanse gitariste Mary Halvorson eindelijk de weg naar een groot publiek vond. Na twintig jaar alle hoeken van de wereld bereisd te hebben en handenvol albums via, merendeels, kleine platenlabels uitgebracht te hebben heeft ze dit jaar met het meesterwerk Amaryllus & Belladonna, verschenen op het ‘grote’ Nonesuch Records, een album gemaakt waarop alles wat haar al jaren zo goed maakt, zowel als muzikante als componiste, volledig samenvalt. Natuurlijk is dit dan ook het juiste moment om Halvorson eens uitgebreid te spreken. Zeker over die nieuwe prachtplaat maar zeker ook over de afgelopen twintig jaar daar naar toe. We spreken haar terwijl ze nog even thuis is in Brooklyn, New York zit voordat ze naar Scandinavië zal vertrekken voor festivaloptredens.

‘Je zal het wel de hele tijd horen maar door de pandemie had ik eindelijk eens de tijd om optimaal aan het grote project te werken dat ik al jaren in mijn hoofd had: Een plaat maken met strijkers’, zo vertelt Halvorson als we haar als eerste vragen naar de ambitieuze output die haar nieuwe album Amaryllus & Belladonna is. ‘Het schrijven voor strijkers is een heel bijzondere maar ook intensieve klus voor iemand die het niet gewoon is te doen. Met de volledige concentratie, zonder tour interruptie, schreef ik de arrangementen op de nieuwe composities die ik geschreven had. Vervolgens legde ik die aan het geweldige Mivos Quartet. Want als ik met één strijkkwartet wilde samenwerken was het dat van Olivia De Prato (viool), Maya Bennardo (viool), Victor Lowrie Tafoya (viola) en Tyler J. Borden (cello)’.

‘Zij zoeken in hun vrije spel precies dat onverwachte wat ik ook in mijn eigen spel stop. De arrangementen had ik dus zo geschreven dat ze wel strak binnen de structuur van de composities waren maar net zo goed een flinke mate van eigen interpretatie hadden. Puur zolang de composities er maar beter van werden. En dat werden ze met hun inbreng optimaal. De opnamen van mijn strijkersplaat, die ik na de opnamen Belladonna noemde, waren zo bijzonder dat ik het kwartet daarna vroeg of ze ook op een aantal stukken van de net daarvoor opgenomen plaat, die ik Amaryllus had gedoopt, met mijn band wilden spelen. Patricia Brennan (vibrafoon), Nick Dunston (bas), Tomas Fujiwara (drums), Jacob Garchik (trombone) en Adam O’Farrill (trompet), de leden van mijn band, wisten niet hoe ze het hadden toen ze opnamen die we dus al gemaakt hadden ineens in een aantal gevallen met strijkers verrijkt hoorden. Het was een magische ervaring’.

‘Het was trouwens pas na de opnamen met het Mivos Quartet dat ik besloot om de twee platen aan elkaar te verbinden. Het Mivos Quartet was daarin dus de verbindende factor. Omdat ik op de strijkersplaat Belladonna akoestische gitaar speel en op Amaryllus, de bandplaat met strijkers en elektrisch, komen er twee kanten van mijn muzikale persoonlijkheid naar buiten die ik graag aan elkaar wilde verbinden. De platenmaatschappij wilde er niet per se een dubbelaar van maken dus we hebben er nu twee losse cd’s van gemaakt en een dubbelvinyl (lacht). Een tussenoplossing, zo zou je het kunnen noemen. O ja, en voor ik je vergeet te vertellen, de albumtitels komen van mijn vader die hovenier is’.

‘Hij heeft me over de jaren al heel veel albumtitels gegeven waarvan er heel veel met bloemen te maken hebben. Grappig hoe hij zijn werk, de liefde voor de natuur, dus op die manier in mijn muziek herkent. De amaryllis en de belladonna komen dan wel van dezelfde plantenfamilie maar waar Amaryllis voor een door de liefde veroverd meisje uit de Griekse mythologie staat is Belladonna de vergiftigde schoonheid waar je niet de dichtbij kunt komen.’

Al meer dan twintig jaar in de jazz, één van de grote sterren uit de jazz, maar minder bekend bij het grote publiek, hoe voelt dat? ‘Eigenlijk prima’, lacht ze. ‘Sinds ik van het conservatorium Wesleyan University (Middletown) en New School (New York) afkwam wilde ik vooral heel veel spelen, steeds weer beter worden. Daarna kwam het moment dat ik met heel veel muzikanten die ik bewonder, wilde spelen en toeren. Hoewel ik vaak onderdeel uitmaakte van projecten en of bands werd ik eigenlijk best wel snel bekender in de jazzscene en wereldwijd. Ook door de vele festivals waar ik speelde en dan weer terug gevraagd werd voor steeds weer avontuurlijk, uitdagende projecten. Dus ik leerde heel veel mensen kennen en werd vervolgens ook voor heel veel festivals op eigen naam uitgenodigd’.

‘Er werd eigenlijk best veel over me geschreven maar ik deed niet veel interviews, ik wilde me echt concentreren op de muziek, zoveel mogelijk en divers mogelijke projecten doen. En dat is goed gelukt de afgelopen twintig jaar vind ik (lacht). Ik was een erg verlegen kind en dat is eigenlijk in mijn tienerjaren zo gebleven. Mijn eerste optredens waren verschrikkelijk omdat ik zo zenuwachtig was en nauwelijks mijn handen op de gitaar kon krijgen als ik voor publiek speelde. Daar ben ik gelukkig iets overheen gegroeid. Al vind ik het nog steeds moeilijk om tegen publiek te praten en dat ik maar weinig interviews geef heeft daar zeker ook mee te maken, ik was dat meisje dat altijd stil was in de klas en nooit haar hand opstak ook. Maar ook daar ben ik beter in geworden denk ik, hoop ik. En het heeft zeker geholpen dat mijn gitaarleraren me altijd hebben gezegd dat ze vertrouwen hadden in mijn kwaliteiten, mijn talent, en me daarmee het zelfvertrouwen gaven om na zo’n zenuwachtig optreden toch weer het podium op te stappen.’

‘Alles in jazz draait om beter worden als muzikant’, praat ze verder. ’Ik was een enorme Jimi Hendrix fan toen ik jong was en aangezien hij linkshandig speelde wilde ik dat eigenlijk ook. Rechts spelen bleek echter gemakkelijker voor me, hoewel rechts mijn mindere hand is bij het spelen. Ja, eigenlijk nog steeds en daar ben ik me na al die jaren nog steeds in aan het verbeteren. Als muzikant moet je alles waarmee je speelt optimaal in vorm houden en de spieren in beweging en dagelijks oefenen is echt noodzakelijk. Niet dat elke dag spelen ook inspiratie betekent. Ik heb dagen waar ik eindeloos kan doorspelen en steeds weer met op voor mij spannende passages stuit die echt opgenomen moeten worden om te onthouden. Dan heb ik weer dagen dat er helemaal niets uitkomt. Inspiratie kun je gewoonweg niet activeren’.

‘Ik word er vaak op aangesproken dat ik zittend speel, iets wat sommige mensen niet cool vinden. Nu ken ik veel gitaristen die zittend spelen of dat het liefst doen, juist ook omdat dat het gemakkelijkst speelt. Let maar eens goed op bij concerten. Iemand als Bill Frisell zit ook het grootste deel van het concert. Bij mij heeft het ermee te maken dat ik twee pedalen gebruik waarmee het heel lastig balanceren is als ik staand zou spelen. Over Hendrix gesproken, ik was me er eigenlijk kortgeleden pas echt goed van bewust dat mijn voorbeelden vooral mannen waren’.

‘Daar waren er meer genoeg van om inspiratie uit te putten kan ik eerlijk zijn. Maar er waren vrijwel geen voorbeelden van vrouwen die binnen de jazz op gitaarspelen toen ik begon. Gelukkig merk ik dat er sowieso heel veel meer vrouwelijke muzikanten de afgelopen jaren echt de aandacht krijgen die ze verdienen. Voorheen waren dat vaak vooral zangeressen die die aandacht kregen, alsof vrouwelijke muzikanten er niet echt toe deden. Best raar als je daar goed over na gaat denken. Maar niemand kan er nu meer omheen. Ik hoop dat ik met mijn albums en concerten daar ook een stukje aan meegeholpen heb.’

We krijgen het nog even over haar deal met het grote platenlabel Nonesuch waar Amaryllis & Belladonna op uitkomt. ‘Dat was een langlopend verhaal. Ik heb over de afgelopen twintig jaar voor heel veel labels platen gemaakt, onder mijn eigen naam en in samenwerking met anderen. Mijn droom was natuurlijk wel een album uit te brengen voor een label dat het echt veel aandacht kon geven, wereldwijd. Dat is echt wel een probleem met kleine labels die natuurlijk minder geld hebben voor promotie. Dus vaak kwamen mijn platen bijna Amerika niet uit. Ik had al langere tijd contact met David Bither, de grote man achter Nonesuch waar natuurlijk ook de albums van Brad Mehldau en Joshua Redman op uitkomen en hij vertelde me steeds dat ik hem moest bellen als ik iets speciaals voor hem zou hebben. Dit project paste hem precies.’

Hoe belangrijk en opvallend Mary Halvorson als muzikant is gesproken: Halvorson ontving in 2019 een grote bijlage van 625.000 dollar van de MacArthur Foundation (een private stichting opgezet door John D en Catherine T. MacArthur die vanuit Chicago in 60 landen non-profit organisaties helpt) om speciale projecten mee te gaan doen. Geld dat vooral besteed dient te worden om echt speciale projecten die normaliter te duur zijn om te kunnen verwezenlijken. Daarnaast om voor een periode lang echt aan muziek te kunnen werken zonder je zorgen te hoeven maken of je de rekeningen kunt betalen. De pandemie betekende uitstel voor de vele projecten die Halvorson is haar hoofd had maar ze heeft beloofd het geld de komende jaren op verschillende al geplande, maar nog niet aangekondigde, projecten los te laten.