×

Interview

12 oktober 2021

In Harmony – beluisterd met Jean-Paul Estiévenart

Geschreven door: Jordi De Beule

Op de laatste Record Store Day kon je het prachtige In Harmony op de kop tikken: een unieke bundeling live opnames van wijlen Roy Hargrove en Mulgrew Miller. Het betrof een limited edition die nog steeds niet te streamen valt door de nieuwsgierige jazzliefhebber. De ervaring van deze krakers nog eens aan het werk te horen, wilden we echter niet voor onszelf houden. Met de dubbele vinyl onder de arm trokken we daarom naar het huis van trompettist Jean-Paul Estiévenart voor een ouderwetse luistersessie.

Een toren CD’s aan de ene kant van het salon, een vintage geluidsinstallatie aan de andere, naast de sofa rust een trompet op een staander. Het Brussels appartement van Estiévenart ademt liefde voor muziek. Dat hoeft niet te verbazen, zowel zijn toon als zijn lyrische stijl maken van de blazer een niet te negeren stem in de jazzscene van de Lage Landen. Zijn werk als leider en als lid van bands als Urbex volgen we hier dan ook al jaren op de voet. Maar maakt hem dat ook de geknipte kandidaat om samen nooit eerder gedeelde opnames van Roy Hargrove te bespreken? Ons vermoeden wordt snel bevestigd…

“Toen ik jong was, ging ik echt al zijn CD’s lenen in de mediatheek. Mijn hele generatie wilde zijn zoals Roy. Ik ook,” bekent Estiévenart terwijl hij de hoes van In Harmony met iets van ongeloof bekijkt. “Ik trok zelfs naar Zwitserland om bij de instrumentenbouwer van Roy dezelfde trompet en bugel te kopen.” 

Of Estiévenart hem dan vaak live aan het werk zag? “Ik zag hem tijdens enkele jams in New York en nadien ook in Barcelona, in het Palau de la Música. Een fenomenale zaal en Hargrove was in grote doen, onvergetelijk. Ik was ook op een concert op Jazz à Liège, maar daar was hij duidelijk al behoorlijk ziek. Hij zag toen lijkbleek.”

Hargrove zou inderdaad jarenlang worstelen met nierproblemen. Op zijn 49ste gaf een hartaanval de finale slag. Het nieuws veroorzaakte in 2018 een kleine schokgolf onder de vele muziekliefhebbers die hem leerden kennen via zijn Grammywinnende latin jazz, zijn passages op albums van D’Angelo, Common en Erykah Badu of zijn vele verkenningen van de Real Book aan de zijde van Jackie McLean, Roy Haynes, Oscar Peterson,…

Ook pianist Mulgrew Miller, zijn compagnon op In Harmony, werd niet ouder dan 57. Stellen dat ze geen muzikanten als deze twee meer maken, zou overdreven zijn. Maar rijk bezaaid zijn ze ook weer niet. “Miller heeft echt geweldige muziek gemaakt met Woody Shaw,” deelt Estiévenart nog terwijl hij de eerste plaat oplegt. En dan:  “Zet je wat verder, daar hoor je het beter.”

Roy Hargrove – copyright Mark Sheldon

Kant 1 en 2

What is this Thing Called Love is de eerste van vele standards op deze plaat, een verzameling van twee live opnames uit 2006 en 2007. We horen geen big band waar Hargrove zo graag mee speelde, enkel een trompettist, een pianist en al de bagage die ze doorheen de jaren verzamelden. “Je hoort veel Clifford Brown bij Hargrove. En ook een beetje Miles. Wat Roy zo straf maakte, was zijn dynamiek. Tegenwoordig spelen veel muzikanten erg berekend om zeker te passen binnen een bepaald hokje dat ze voor zichzelf bepaald hebben. Maar Roy speelt gewoon. Het is rauw, vol emotie. Lee Morgan had dat ook. Het doet me denken aan die quote van Sonny Rollins: you can’t play and think at the same time.”

Op This is Always schakelt Hargrove over op de bugel. Estiévenart smelt: “Wat een geluid… Weet je, Roy was extravagant in zijn klederdracht, maar in feite was hij heel introvert en gevoelig. In New York zag ik hem op een jam, verstopt onder een hoodie. ‘Who’s that? It’s Roy!’ Of ik zelf nog bugel speel? Nee, dat vereist in feite een heel andere techniek. Vandaag probeer ik die sound te benaderen op mijn trompet, net zoals Ambrose Akinmusire. Dat Roy het alletwee kon, verdient respect.”

Plotse bochten in solo’s, frases van Dizzy Gillespie,… Ze ontlokken regelmatig een verbluft lachje aan Estiévenart. Ook het repertoire kan op goedkeuring rekenen. “Con Alma… Dat geeft me zin om weer aan mijn standards te werken. Ik weet wat ik straks nog ga doen.” Vrolijk tokkelend op tafel, bladert de trompettist door het mooie boekje vol getuigenissen dat bij de platen zit. Sonny Rollins, Ron Carter, Ambrose Akinmusire, Christian McBride,… Eén voor één halen ze herinneringen op aan Hargrove en Miller. Het zijn vaak ontroerende teksten, die ook schuifjes openen bij Estiévenart: “Kijk! Sean Jones’ favoriete album van Roy is With the Tenors of Our Time. Hij heeft 100% gelijk. Dit is Hargrove op z’n best met Joe Henderson, Johnny Griffin, Branford Marsalis,… Ik heb het destijds grijs gedraaid.”

We wijzen hem op de anecdote van Jon Batiste: na een lange tour met Hargrove door Europa, zag hij de Texaan na afloop van een concert doodleuk aanschuiven aan een kampvuur om in het holst van de nacht nog te jammen met Franse manouchemuzikanten. “Roy was een echte,” klinkt het bij Estiévenart vol ontzag. We vragen of dat wel degelijk Wynton Marsalis is die we zien in de fotokader boven de platenspeler. “Ja, in een club in Molenbeek. Marsalis is ook zo iemand die tourt over de hele wereld en toch nog overal gaat jammen. Dat vind ik mooi. Die foto is ook een dagelijkse herinnering dat ik nog veel moet oefenen (lacht).”

Mulgrew Miller

Kant 3 en 4

“Ah, de klassieker!” De tweede plaat van het album opent met Never Let Me Go, een ballad die Hargrove inderdaad maar al te graag speelde. De ontroering effent het pad voor andere onderwerpen. De fanfares uit Estiévenart’s geboortestreek die één voor één verdwenen (zowel zijn grootvader, nonkel, vader en moeder waren lid), de lockdown die niet veel langer had moeten duren (als mens en als muzikant), hoe het weer even wennen was aan publiek (maar dat ze o zo belangrijk zijn) en de manier waarop Estiévenart zijn stijl ontwikkelde. “Ik heb heel veel geleerd op het oor. Trompettisten die ik goed vond, ging ik ontleden. Wat doet hij daar? Hoe doet hij het? Waarom? En dat probeerde ik dan na te doen. Nu ik lesgeef, heb ik ook liever dat mijn studenten met zulke vragen afkomen dan dat ik ze oefeningen moet geven. Luisteren en naspelen tot het lukt, gaandeweg vind je zo je eigen stem.”

Plots valt zijn oog op het label dat In Harmony uitbracht: “Grappig, ik heb net een nieuwe trompet van een merk dat ook Resonance heet. Het instrument is volledig uit brons en geeft veel minder weerstand. Het is prachtig, maar ik moet er nog altijd aan wennen. Tijdens de lockdown gaf me dat alleszins meer zin om te oefenen. Nu we ook weer kunnen optreden, voel ik me helemaal herboren.” Net op tijd voor zijn residentie op het Brussels Jazz Festival in januari dus. “Ik heb nog wat schrijfwerk voor de boeg, maar dat kan snel gaan,” zegt hij zelfverzekerd voor hij zich weer overgeeft aan de muziek. “Die twee geven echt alles, he. Weergaloos. Weet je, zo’n optreden waarbij je veel improviseert, kan werkelijk uitputtend zijn. Mij kan je na een concert soms bij mekaar vegen. Maar Miller en Hargrove leggen zoveel emotie in hun spel… Knap.”

Wanneer de naald tijdens Fungii Mama plots gaat slepen, breken we de sessie af. De interpretaties van Monk op de laatste kant komen niet meer aan bod, maar Estiévenart heeft duidelijk genoeg voer voor het repetitiekot. “Ik denk dat ik eens ga oefenen,” lacht hij. “Bedankt, dit was mooie muziek. Puur spul.”

We laten nog even een semantisch ballonnetje op. Hoe het Engelse woord ‘record’ ook ‘document’ betekent en dat deze opnames van twee echte jazzcats die we te snel verloren dat op een ontroerende manier onderstrepen. Maar dit is duidelijk praat na de vaak. De muziek trilt nog na en moet beantwoord worden. Wat dat geeft, zal je hier in de toekomst ongetwijfeld lezen. En ondertussen:

Leve Mulgrew.

Leve Roy.