×

Concert

15 maart 2017

Elvis Costello, still The King (Of Belgium)

Geschreven door: Gust van de Wouwer

Elvis Costello heeft iets met de Belgen. Zo veel zelfs dat hij zijn debuutplaat destijds (inmiddels al 40 jaar geleden) The King Of Belgium wilde noemen (gelukkig voor ons bedacht hij zich). Bovendien speelde Costello zijn eerste concert op het Europese vaste land op het Jazz Bilzen festival, de moeder aller Europese festivals. Dat legendarische concert zou het eerste worden van een lange rij memorabele optredens van Elvis op Belgische bodem. Neem nu die onvergetelijke avond van 16 juni 1978 in de Brusselse AB toen Elvis het concert na 45 bloedhete minuten voor bekeken hield, daarbij een ziedend publiek achterlatend dat zijn woede uitwerkte op het interieur en de zaal vakkundig sloopte. Of neem die passage op het Werchter-festival van 1986 waar Elvis en zijn Attractions topact waren en, vlak na het verschijnen van King Of America, een droom van een set speelden. En wat te denken van die andere stop die hij maakte in Werchter, in 1989, toen hij in zijn eentje, enkel bijgestaan door een beatbox, zijn publiek een uur lang bij de strot greep en de concurrentie (Pixies, Nick Cave, R.E.M. en Lou Reed deelden toen de affiche) een les gaf in rock-‘n-roll. Ik mag vooral ook die adembenemende avond in Gent niet vergeten, 2007 was het, toen hij samen met New Orleans-legende Allen Toussaint één van de allermooiste concerten gaf dat ik ooit heb mogen meemaken. Niet alleen het publiek was toen razend enthousiast, getuige de 40-minuten durende set bisnummers die hij toen ten beste gaf. Mag ik het tenslotte ook nog even hebben over zijn Spectacular Spinning Songbook-tour die hem ooit naar de AB bracht en waarbij mensen, door Elvis uit het publiek geplukt, draaiend aan een reusachtig rad, de setlist mochten samenstellen. Stuk voor stuk avonden die niet licht vergeten zullen worden door zij die het geluk hadden er bij te mogen zijn. Afgelopen weekend breidde Elvis een vervolg aan dit indrukwekkende lijstje door 2 opeenvolgende avonden voor een uitverkochte Roma te spelen. En, kan ik nu al verklappen, ook nu hadden de afwezigen ongelijk.

Costello had dit keer gekozen voor een sobere aanpak, alleen hijzelf op het podium, geen begeleiders. Songs graaiend uit zijn immens oeuvre, weinig crowd-pleasers, veel minder-bekende songs (een aantal kraaknieuwe zelfs). Daarbij tussen de songs door ronduit vertellend over zijn verleden, zijn ouders, zijn grootvader maar vooral ook over de songs zelf. De reden voor deze nieuwe aanpak zal wellicht het boek zijn geweest dat al een tijdje in de winkelrekken ligt, Unfaithful Music and Disappearing Ink heet het ding (een aanrader), waarin Elvis op onnavolgbare wijze gedetailleerd relaas doet over zijn leven voor en na zijn legendarische debuutplaat die in de bloedhete punkzomer van 1977 verscheen. Voor het concert werden we al aangenaam verrast door het reusachtige tv-scherm dat achteraan op het podium was geplaatst en waarop onafgebroken video-clips uit Elvis’ carrière werden geprojecteerd, iedereen er nog eens attent op makend wat een fenomenale set van songs El ooit bijeen heeft geschreven. Toen tijdens de grappige clip van Monkey To Man de lichten doofden verscheen Costello eindelijk op het podium. Geen idee of het door de eerste mooie lentedagen kwam maar Elvis was duidelijk goed gemutst (met een felrode hoed), excuseerde zich uitvoerig voor de vorig jaar afgelaste concerten en begon een uiterst eigenzinnige set. Less Than Zero, Poison Moon en Accidents Will Happen waren de openers. Allemaal ontdaan van alle ballast en allemaal van commentaar voorzien door de meester zelf. Zo vertelde hij dat Poison Moon de eerste van zijn songs was die op de radio werd gespeeld terwijl hij in de keuken in het donker luisterde en zijn eigen stem niet herkende. Accidents Will Happen was dan weer geïnspireerd door een kortstondige romance die hij ooit beleefde met een bloedmooie taxibestuurster die hem van Tuscon naar Mexico bracht. Een romance die prompt door Elvis werd beëindigd toen ze een Pink Floyd-fan bleek te zijn. Andere fascinerende verhalen kregen we te horen bij Ascension Day, een song die hem terugvoerde naar de tijd toen hij als kind in Londen woonde, niet ver van Eel Pie Island, waar een club was waar The Who en The Yardbirds songs van Allen Toussaint speelden. En hoe hij nooit had durven vermoeden dat hij ooit die man zou ontmoeten, op het moment dat hij werkte aan een plaat met Yoko Ono dan nog wel. In de aanloop naar Church Underground vertelde hij hoe hij als jongeling gefascineerd was door Amerikaanse films noir en ontgoocheld was toen hij later een eerste keer een club in Los Angeles binnenstapte en er aan de bar helemaal geen mysterieuze, cocktail-drinkende schone te bespeuren was zoals dat in zijn dromen wel het geval was. Bij Toledo vertelde hij hoe zijn vader ooit als orkestleider de affiche deelde met Marlene Dietrich en een zeker Burt Bacharach die toen haar begeleider was terwijl ergens halfweg de affiche een groepje geprogrammeerd stond dat zich The Beatles noemde. Bij 45 vertrouwde hij ons dan weer toe dat hij van in den beginne eigenlijk al voorbestemd was om muzikant te worden aangezien zijn ouders elkaar een eerste keer hadden ontmoet in de platenwinkel waar zijn moeder werkte. Jimmy Standing In The Rain was dan weer opgedragen aan zijn grootvader die ooit het lef had gehad om, ergens aan het einde van de twenties, een handtekening te vragen aan Duke Ellington toen die een eerste keer Europa bezocht. Ter illustratie van al die verhalen werden op het tv-scherm beelden getoond uit lang vervlogen tijden, foto’s van toen Elvis nog Declan MacManus heette of affiches van lang vergeten gangsterfilms (zoals tijdens een fantastisch Watching The Detectives) of foto’s van zijn vader (waarvan hij zei dat die een beetje op Peter Sellers leek, in zijn psychedelische periode). Leuke verhalen is één ding maar hoe zat het met de muziek hoor ik u vragen. Een kort overzicht: Accidents Will Happen was akoestisch haast even onstuimig als de studioversie, Watching The Detectives was zeer elektrisch, een zee van feedback en zeer indrukwekkend, Shipbuilding was tegelijk adembenemend en dramatisch, Deep Dark Truthful Mirror was een wel zeer aangename verrassing, Stripping Paper was een plechtige, klassieke prachtsong die op een plaat van zijn idool David Ackles had kunnen staan, A Face In The Crowd was kraaknieuw en bevestigde dat El’s schrijverstalent nog lang niet opgedroogd is, Beyond Belief was ontdaan van al het bombast van de studioversie en klonk als herboren, Alison werd onversterkt gebracht en was daardoor nog sterker, I Can’t Stand Up For Falling Down klonk als gospel zoals die soms ook door zijn illustere naamgenoot werd bedreven, She was simpelweg de mooiste song van de avond en I Want You was een brok snoeiharde, van feedback doordrenkte agressie en tevens een afsluiter met een ultrahoog kippenvelgehalte.

Conclusie: 40 jaar na het verschijnen van My Aim Is True is Elvis Costello nog altijd a force to be reckoned with, zowel in de studio als op het podium (je hoeft me niet te geloven, vraag het gewoon aan de mensen die erbij waren in De Roma). Hij heeft de gave die enkel de allergrootsten bezitten, namelijk zijn songs in hun allernaakste versie brengen en ze daarbij niks aan kracht laten inboeten, integendeel. Achteraf bekeken is het onvoorstelbaar dat iemand 40 jaar geleden het potsierlijke idee (maar vooral ook het onbeschrijfelijke lef) had om Declan MacManus Elvis te noemen (en dat terwijl de oude Elvis toen nog leefde), het is verbazingwekkend dat de oude Elvis stierf op haast hetzelfde moment dat de nieuwe Elvis ten tonele verscheen maar het is simpelweg verbijsterend om vast te stellen dat de nieuwe Elvis in niets moet onderdoen voor de oude Elvis.

Elvis Is Still The King.