×

Concert

18 november 2021

Duoconcert Taborn & Koo: eentje voor de boeken

Geschreven door: Jordi De Beule

Het knetterde al weken in de Brusselse lucht: de jonge, lokale piano wizard Alex Koo zou na een recent concert met Ralph Alessi nu ook optreden met zijn held Craig Taborn. Hier moest je bij zijn, zeker aangezien Taborn dezelfde avond nog eens optrad met een trio om U tegen te zeggen.

Taborn & Koo

Alex Koo vertrok als aanstormend talent al snel naar het buitenland. Na omzwervingen in Nederland en Scandinavië, trok de pianist naar jazzmetropool New York. Daar wist hij als laatstejaarsstudent zowaar twee van zijn docenten te overtuigen om samen muziek op te nemen. Toen hij weer naar huis vloog, zat er bij gevolg een album in de koffer met de enige echte Mark Turner en Ralph Alessi… Een binnenkomer van formaat in België, zeker toen ook Downbeat de lovende woorden niet spaarde voor Appleblueseagreen – een boeiende bundel moderne composities met veel ruimte voor improvisatie en een tikkeltje Spielerei.Agenda’s en corona stonden de zo verlangde optredens jammer genoeg in de weg. Tot Alessi afgelopen januari Koo vergezelde in Flagey voor een online concert met dat andere door impro gedreven project van hem: Identified Flying Object. Het was een internationale erkenning van Koo’s lef en kunnen achter het klavier. Maar wel een feest in isolatie dus.Dan werd het afgelopen weekend wat anders. Koo noemt Taborn al jaren als één van zijn belangrijkste invloeden en volgde zelfs privé-les bij hem in New York. Een ervaring die zijn benadering van muziek en de piano als instrument voorgoed veranderde. Het geplande duoconcert met Taborn in Flagey was dus niets minder dan een jongensdroom die werkelijkheid werd. Een moment dat je haast kon vastpakken, net zoals toen Brussels hiphopfenomeen Zwangere Guy voor het eerst de AB uitverkocht. Een galamatch, in een pracht van een arena, daar moest je bij zijn. Want, vrij geciteerd, Koo doet die dingen die jullie niet doen.Zoveel bleek ook meteen uit het begin. De piano’s in elkaar gehaakt en met wat elektronica binnen handbereik, bracht het duo een verrassende ode aan McCoy Tyner’s Passion Dance. Zonder de snaren te laten trillen, timmerde Koo droog op zijn toetsen, waarop Taborn er spaarzaam enkele elegante noten tussen legde. Geen pianolawine noch haantjesgevecht, maar een aanstekelijke dans om hart en oor aan op te warmen. Meteen werd duidelijk: samen een cadans vinden en alle kleuren van de piano verkennen, daar zou het deze avond om draaien.Onderweg kregen we 9 knappe composities te horen die Koo schreef in opdracht van Flagey. Net als zijn inmiddels gouwe ouwe Doritos Everywhere, die Koo ook met zijn karakteristieke humor inleidde. Zo diepgaand hij was in zijn spel, zo ontspannen was Koo in zijn bindteksten. “Isn’t sperm whale a weird name for a fish?” vroeg hij verderop aan een geanimeerde Taborn in zijn intro voor Sonar. De potvis, zo legde hij uit, is een roofdier dat zijn prooien doodt met welgerichte geluidsgolven. “And that’s what you will hear in the song.”Klasse gekoppeld aan knotsgekke invalshoeken, het bleek telkens weer een recept voor spannende muziek. Al kwam de inspiratie soms ook van dichter bij huis. In een lied voor Koo’s pasgeboren dochter spreidde het duo een prachtig deken van ambient klanken. Ontroerend en tegelijk een kijkje op die andere Koo, de bedroom producer achter Kimono Garden, hier in gesprek met de man achter de moderne klassieker Junk Magic.

En zo was het hele concert een demonstratie, zij het zonder ego. Gul, gezellig, gek en geniaal. Het Brusselse publiek zag een lokaal talent dat onder het goedkeurend oog van Taborn gezwind een trede hoger klom.

Een overdonderend applaus klonk zelden zo warm.

Taborn, Reid & Smith

Terwijl het eerste concert nog nazinderde (en dat zal het nog eventjes doen), besteeg Craig Taborn alweer opnieuw het podium. Van de Amerikaan is geweten dat hij erg geïnteresseerd is in klankexperimenten  en daarvoor liet hij zich ideaal omringen in Flagey.

Met de dwarse celliste Tomeka Reid werd hij geflankeerd door iemand die net als hem ervaring opdeed bij het Art Ensemble of Chicago-icoon Roscoe Mitchell. Iemand met de muzikale lenigheid om ook te bassen of de strijkstok enkel te gebruiken voor frictie, een zachte ruis op de lijn naar die derde landgenoot: Ches Smith. De drummer (bekend van werk met John Zorn, Marc Ribot, etc) trok de meanderende nummers zowel richting hiphop als avant-garde en zelfs de kindertijd dankzij dromerige interventies op de xylofoon en vibrafoon. Dit alles terwijl Taborn wel eens bleef hangen in één hoek van het klavier, dolverliefd op een riedel, of zich te goed deed aan de elektronica om hem heen. Virtuoos in al zijn zachtheid, groots in het minimalisme.

Aan het einde van deze betoverende, haast ononderbroken rit doemde uit een klankenmist plots een bekende melodie op. Was dit…? Jawel, zowaar een uitgepuurde, losse versie van Love in Outer Space. Na al de boeiende vernieuwing deze avond was dit even heerlijk thuiskomen – en stilletjes dansen.

In de naam van Sun Ra, amen.