×

Recensie

28 april 2022

John McGeoch

The Light Pours Out of Me: The Authorised Biography of John McGeoch

Geschreven door:

Virgin

En zeer bijzondere biografie is die van Rory Sullivan-Burke over de Britse John McGeoch, één van de meest markante en inventieve gitaristen die in de nadagen van de Britse punkgolf einde jaren zeventig opkwam via het legendarische Magazine en zich vervolgens binnen Siouxie and the Banshees en daarna PIL tot één van de belangrijkste en invloedrijkste muzikanten van zijn generatie ontwikkelde.

Sullivan-Burke schreef The Light Pours Out On Me als ode aan zijn held die op de veel te jonge leeftijd van 48 jaar (25 augustus 1955 – 4 maart 2004) reeds het leven liet. Sullivan-Burke schreef een uitbundig verhaal over het rijke muzikale leven van McGeoch met de hulp van muzikanten die met hem speelden, hem op jonge leeftijd zagen spelen of gewoonweg idolaat zijn van zijn werk.

En als je muzikanten als Siouxsie Sioux, Howard Devoto, Johnny Marr, Billy Idol, John Frusciante, Keith Levene, Jonny Greenwood, Nick Launay, Ed O’Brien en Peter Hook laat praten weet je dat je mooie verhalen gaat krijgen. En natuurlijk laat Sullivan-Burke McGeoch’s vrienden en partners ook aan het woord die meer inzage in de geest en het karakter van McGeoch geven.

De eerste jaren van McGeoch in het uit Manchester afkomstige Magazine, met die zo briljante single Shot At Both Sides als start, maakte McGeoch een fascinerende entree in de muziekwereld. Hij en zanger Howard Devoto, de zanger die na Spiral Scratch, de eerste EP van Buzzcocks, die band verliet, waren samen de geluidsbepalers met de songs die ze samen schreven. Al hadden ze in toetsenman Dave Formule, bassist Barry Adamson en (latere) drummer Martin Jackson (later John Doyle) de beste band bij elkaar die je maar kon bedenken.

Magazine was een muzikaal onnavolgbare band die dan wel vanuit de punk voortkwam maar met prominent keyboardspel juist ook die scene snel achter zich liet (door de punkgemeenschap links werd gelaten). Hun debuut Real Life bleek een klassieker, opvolger Secondhand Daylight (door het vaak afwezig zijn van McGeoch om zijn diploma op Artschool te halen in Londen meer toetsen georiënteerd ) al net zo fantastisch goed en diep.

Hun derde album, het meesterstuk The Correct Use of Soap, leek de doorbraak van de band te betekenen maar toen dat niet gebeurde en McGeoch door Siouxie en Steven Severin (bassist van de Banshees) werd gevraagd kon hij, tot verdriet van zijn vrienden van Magazine, niet weerstaan. Sullivan-Burke schrijft er een goed en duidelijk verhaal over. Ook over het drankprobleem wat zich toen reeds bij McGeoch ontwikkelde en problematisch werd bij Siouxie and the Banshees.

Zowel het meeschrijven van McGeoch aan de songs van de band en zijn geniale altijd verrassende gitaarspel (waarnaast hij ook nog, net als in Magazine sax en toetsen speelde) brachten Siouxie and the Banshees met de albums Kaleidoscope (1980), Juju (1981) en A Kiss In The Dreamhouse (1982) tot de toppen van hun populariteit.

McGeoch ging aan het lange touren, de band speelde ook uitgebreide tours in zijn lievelingsland Amerika, en zijn drankinname er uiteindelijk aan onderdoor. Dat hij tijdens een optreden een fles vol in zijn gezicht had gekregen vanuit het publiek hielp daar ook niet echt aan mee.

Na een periode lang opgevangen te zijn, wat later een combinatie van alcoholgebruik en oververmoeidheid, besloten de leden van Siouxie and the Banshees zonder McGeoch verder te gaan. Een redelijk desastreuze stap die bij ieder binnen de band zijn sporen achter liet. Hoe belangrijk de eerste twee Siouxie platen ook waren geweest, het waren de platen met McGeoch die ze echt groot maakten.

Na zijn herstel vormde McGeoch samen met zanger Richard Jobson van The Skids, waar McGeoch eerder al een keer vast Skids gitarist Stuart Adamson had vervangen, The Armoury Show. Een band die eigenlijk heel groot had moeten worden maar door slechte promo nooit echt van de grond kwam. Ze brachten naast een ijzersterke eerste single Castles in Spain één album uit en daarna was de interesse alweer weg.

McGeoch vond daarna zijn plek in PIL, de band rond zanger Johnny Lydon (voorheen Rotten) waarvan hij altijd al groot fan geweest. Net als in Siouxie and the Banshees schudde McGeoch door zijn uitzonderlijke gitaarskills de band eens even flink op. Was naast Lydon, die alle teksten schreef, de belangrijke man met de rijke muzikale ideeën.

Hij was erbij met de live optredens die volgden op Album (1986) maar zijn eigen input kwam met de albums Happy? (1987), 9 (1989) en That What Is Not (1992). De band was eigenlijk vooral een trio met Allan Dias op bas en McGeoch naast Lydon als vaste bandleden. De band viel uit elkaar toen Lydon, zonder de andere bandleden te informeren, een solo-deal tekende in Amerika. Een solo carrière die nooit echt van de grond kwam).

En toen was het voor McGeoch eigenlijk genoeg. Zijn drankprobleem was over de jaren niet kleiner geworden, hij was ondertussen twee huwelijken en drie lange relaties verder en ook zijn studiowerk droogde op. Reeds in de Magazine dagen deed hij ook veel sessiewerk. Waarvan vooral de klus bij het zeer succesvolle Visage (Fade to Grey) hem een mooie bak geld had opgeleverd. Maar in de muzikaal flink veranderende jaren negentig was er maar weinig sessiewerk meer te krijgen. Hij verhuisde met zijn toenmalige vriendin naar Cornwell om een rustiger leven te gaan leiden.

Sullivan-Burke geeft een rijk verhaal geschreven en een levendig beeld van de persoon die McGeoch was. Open, energiek, vol ideeën en aardig naar iedereen. Hij was het die iedereen mee naar huis trok, in zijn huis liet inwonen, het eten maakte (hij was een uitstekende kok) en een lieve vader voor zijn dochter. Tegelijkertijd geeft hij, ook via andere muzikanten, aan hoe de alcohol zijn leven verwoeste.

McGeoch won uiteindelijk de strijd tegen drank maar lang mocht hij er niet van genieten. Er kwamen andere lichamelijke klachten en op nog maar 48jarige leeftijd overleed McGeoch in zijn slaap door onverwachte dood bij epilepsie. Veel te jong natuurlijk. Gelukkig schijnt zijn legende voort op vooral die geweldige en onverslijtbaar tijdloos geweldige Magazine en Siouxsie and the Banshees albums.