×

Recensie

06 maart 2024

Barry Adamson

Up Above the City, Down Beneath the Stars

Geschreven door: Dick Hovenga

Barry Adamson, de legendarische bassist van Magazine en de eerste versie van The Bad Seeds, maakt onderhand al ruim 25 jaar op eigen kracht bijzondere albums. Onder de uitgebreide titel Up Above the City, Down Beneath the Stars: Magazine, the Bad Seeds, into the Underworld and Beyond heeft hij nu zijn opvallende biografie geschreven.

De Manchester Moss Side was de plek waar hij opgroeide in een gezin waar de vader zwart en de moeder blank was. Samen met zijn zus groeide hij op in een stad die in verandering zat. Het naoorlogse zwaar industriële tijdperk was nog volop aanwezig maar de stad zat ook in een voorzichtige moderne ontwikkeling.

In Adamsons tienerjaren, de jaren zeventig, zat Manchester juist vanwege die verandering volop creatief in ontwikkeling. Veel clubs betekende veel concerten. Van veel startende muzikanten bleken de optredens van Manchesters eigen Buzzcocks en de Londense Sex Pistols de perfecte start om een eigen band te beginnen.

Adamson had nog maar net een eerste bas gekocht toen hij door zanger Howard Devoto, net uit Buzzcocks gestapt nadat die band met hun eerste EP Spiral Scratch de punk mede hadden opgestart, om een nieuwe revolutionaire band te beginnen. Middenin de punkexplosie een band te beginnen die met de punkdrive gelijk een heel andere muzikale kant opdook: Magazine.

Alsof  Devoto na die eerste EP met Buzzcocks gelijk al klaar met de punk was, en met diezelfde punkenergie en met een rijke muzikale invulling een nieuwe kant opdook. Noem het postpunk, al werd het toen gewoonweg new wave genoemd. Adamson schrijft geweldig over die eerste tijd voordat eerste single Shot by Both Sides uitkomt en hun debuut Real Life daar op volgt.

De enorme opwinding om nieuwe songs te spelen die in die eerste dagen tot stand komen. Songs als Shot by Both Sides, The Light Pours out of Me, Motorcade en Definitive Gaze. Eerst vooral met Devoto en al snel ook met medeoprichter/gitarist John McGeoch, van wiens fascinerende spel Adamson gelijk al volledig achterover slaat.

Met Martin Jackson en eerst Bob Dickinson (die als snel vervangen zal worden door toetsenwonder Dave Formula) vindt de eerste Magazine line-up zijn vorm. Als zal de band even later met drummer John Doyle zijn definitieve vorm vinden. De legende van Magazine blijft een vreemde, ook zoals Adamson het vertelt. Drie geweldige platen (na Real Life (1978) volgen nog Secondhand Daylight (1979) en The Correct Use of Soap (1980) in dezelfde line-up) maar het succes laat op zich wachten. Hun songs en albums zijn toch te vreemd voor het grote publiek. Europese, Amerikaanse en Australische tours (waar Adamson veel optrekt met Nick Cave, dan nog zanger van The Birthday Party) ten goede.

Vlak voordat The Correct Use of Soap, hun meesterstuk, uitkomt vertrekt McGeoch naar Siouxsie and the Banshees om daar wederom met zijn gitaarwerkwerk hun drie beste platen te maken (Kaleidescope (1980), Juju (1981) en A Kiss in the Dreamhouse (1982). Zonder McGeoch blijkt de energie en creativiteit uit de band. Er volgt nog één album (Magic, Murder and the Weather (1981)) en dan trekt Devoto de stekker eruit.

Niet alleen heeft Adamson ondertussen een behoorlijke verslaving opgelopen (van spliffs naar coke naar heroïne), ook trekt Cave hem bij zijn nieuwe band, als The Birthday Party is opgeheven. Adamson speelt daar veel meer dan alleen bas als dat hij zich ondertussen steeds meer als multi-instrumentalist heeft ontwikkeld. Adamson speelt mee op het vermaarde eerste kwartet platen die Nick Cave met zijn The Bad Seeds uitbrengt.

From Here to Eternity (1984), The Firstborn Is Dead (1985), de coverplaat Kicking Against the Pricks (1986) en Your Funeral… My Trial (1986) is een onstuimig kwartet albums met een band (Blixa Bargeld (gitaar), Mick Harvey (drums), Hugo Race (gitaar) en Adamson (bas)) die druk bezig is de muzikale bakens te verzetten. Adamson voelt zich als een vis in het water.

Tegelijkertijd lopen zijn liefdesrelaties zware deuken op door de grote hoeveelheden drugs (bekend is dat hij binnen die band niet bepaald de enige was). Adamson spaart zichzelf niet in deze verhalen. Het leven ging gewoonweg te snel. Hij was nog maar in zijn late tienerjaren toen hij tot Magazine toetrad en veranderde moedwillig zijn ‘veilige’ leven.

Nog geen dertig jaar oud was hij toen hij The Bad Seeds verliet om een solocarrière te starten, die met de ode aan zijn buurt in Manchester Moss Side Story een prachtige start kende. Muzikale allesvreter die hij is (en waarover hij uitgebreid en prachtig vertelt) gaat hij vervolgens zijn eigen muzikale weg die van eigen albums naar soundtracks doorloopt.

Up Above the City, Down Beneath the Stars is een magnifiek boek. Wervelend geschreven ook met veel meer super interessante details dan ik in dit verslag kan opschrijven.

In eerste instantie verhalend over zijn ouders en zus en zijn jeugd en met zijn toetreding tot Magazine legt hij een superrijk muzikaal sfeerlandschap neer. Van de eerste verwarrende seksuele stappen naar de grote liefdes van zijn leven, alle belangrijke mensen die hij onderweg ontmoet (zoals de vroege ontmoeting met de grote Mick Jones van The Clash die hem complimenteert over zijn bas-spel op de eerste Magazine tracks) en die heftige verslaving die hem van afkickkliniek naar afkickkliniek brengt.

Ondanks alle heroïne-ellende die halverwege het boek opduikt houdt hij zich, bizar genoeg, muzikaal staande en eindigt het boek vlak na zijn eerste eigen muziek met en trip naar L.A waar je het idee krijgt dat hij nu toch echt de weg naar een leven zonder drugs gevonden heeft. Up Above the City, Down Beneath the Stars is daarmee niet alleen heel persoonlijk als ook een fascinerend tijdsdocument. Absolute must-read.