Ryley Walker
Deafman Glance
Na Golden Sings That Have Been Sung wil de Amerikaanse gitarist Ryley Walker het juk van de new golden folk guitar boy en de nieuwe, jonge Van Morrison van zich afschudden. Op zijn nieuwste, Deafman Glance moest het helemaal anders. Minder akoestische folk, meer experimentele weirdness. Maar ook en vooral : blijvend oprecht en puur. En zo komt het dat Deafman Glance een nieuwe etappe is in zijn inmiddels knappe oeuvre, met heerlijke uitschieters als Primrose Green.
De appreciatie voor de folkgeschiedenis is onmiskenbaar aanwezig. Maar deze keer neemt hij daar een al te gek loopje mee. De aandacht voor dromerige, wazige folk in het verlengde van Tim Buckley, Bert Jansch (die fingerpicking!) en zijn ultieme held John Martyn maakt hier plaats voor meer jazzy elementen. Met name een veel vrijere bewerking en interpretatie van folksongs. Dat maakt van zijn nieuwste album een best aangename ontdekking, vooral omdat Walker doelbewust afwijkt van wat fans willen. Die zijn namelijk vooral uit op een herneming van dat geweldige succesalbum Primrose Green.
Maar Walker evolueert (zowel als mens als artiest) en eist hier het recht op om nieuwe muzikale paden en wegen op te zoeken. Dat levert hoorbaar een erg interessant album op, met weliswaar herkenbare elementen zoals zijn tedere, dromerige, zachte stem en folkie gitaarmelodieën (Rocks On Rainbow,..). Deze keer echter wordt veel sterker de kaart van het avontuur getrokken. Zo hoor je veel meer improvisatie dan ooit, net als de instrumentatie die veel experimentelere dingen laat horen (zoals pakweg Accomodations en Can’t Ask Why) dan wat we van Walker gewend zijn.
Dat typeert Deafman Glance en maakt het ook zo aangenaam om naar te blijven luisteren. Een van de hoogtepunten op dit album is de single Telluride Speed, die goed de wat vrijere koersrichting aangeeft die Walker op dit nieuwe album, met dank aan producer LeRoy Bach, uitzet. Wie had gedacht dat hij die, net als opener Castle Dome overigens, ging versterken met dwarsfluit (!) ? Niemand. Maar: het wérkt. En dat is dan wat er echt toe doet, in de allereerste plaats voor Walker zélf, maar natuurlijk ook voor zijn fanbase, die per album en per liveconcert net wat groter wordt.
Het voormalige bohemienleven – langharig, mensenschuw tuig dat zich veel te lang niet gewassen heeft – heeft hij van zich afgeschud, een half jaar lang geen drank of drugs in zicht. En dan komt Walker ineens op album nummer vier op de proppen met zijn meest persoonlijke werk. Vooral omdat het een overgangsplaat is, wég van de troubadour/folksongs van weleer, dichterbij jazzrock met zappaëske improvisatie-uitstapjes naar psychedelica en fusion. Erg geslaagd, zo is onze ervaring. In tijd zal dit nieuwe album van de nog maar achtentwintigjarige gitarist/componist vast uitgroeien tot een van de absolute sterkhouders van zijn oeuvre.