Daughn Gibson
Carnation

De Amerikaanse singer-songwriter Daughn Gibson houdt er een vreemd ritme en- gevoel voor humor op na als het gaat om sfeerschepping en het vertellen van verhalen. Nergens geeft hij de luisteraar een compleet verhaal, maar gaandeweg besluipt je al snel een gevoel van onbehagen; iets klopt er niet. Zonder dat je daar direct wijzer van wordt, zijn de teksten essentieel voor het begrijpen van dit in meerdere opzichten tegenstrijdige album. Met uitnodigende warmte, op haast romantische toon worden onderworpen bezongen zoals: verlangen naar de dood, een uit het gekkenhuis ontsnapte man met seksuele fantasietjes, dronkenschap en de duivel .
Waarom deze teksten zoveel toevoegen binnen de context van het album wordt duidelijk als we naar de muziek luisteren. Een vreemde mengelmoes van countryachtige pedalsteel-gitaar, synthpop, strijkers en 80’s kitsch klinkt opzichzelfstaand pretentieus lachwekkend. Gekoppeld aan de macabere sfeer die Gibson met zijn teksten neerzet ben je geneigd te zeggen dat het de enige juiste muzikale invulling is. Het resultaat is vreemd, grappig, angstaanjagend maar vooral onguur. Onguur is het woord dat in het Engels — lees: sleazy — meer gewicht krijgt en duidelijker dit album aanduidt. Denk aan donkere, verlaten steegjes en een cynische wereldvisie.
Zo is Carnation een album geworden dat op meerdere vlakken had kunnen falen. Het romantiseren van dergelijk belachelijke verhalen in combinatie met bombastische, muzikale kitsch is op papier vragen om problemen. Op dit album werkt het en dat is knap.