Anthony Laguerre
Myotis
Veel valt er niet over de Franse drummer Anthony Laguerre te melden behalve dat hij van Nancy afkomstig is. Voorheen actief in de noiserock van FiliaMotsa is geweest, waar ook ene G.W. Sok een belangrijke rol in vervuld. Ja, hij is goed bevriend met de oude frontman van The Ex. Alleen daarom is het interessant om meer te weten te komen van de muzikale uitspattingen van deze excentrieke geweldenaar. Hij houdt het zelf het liefste zo eenvoudig mogelijk. Geen tracktitels, maar verfijnd tot de aanduiding van Romeinse cijfers. Zo telt Myotis zeven totaal verschillende nummers. Als je een album naar het geslacht der vleermuizen noemt, dan verwacht je iets duisters wat het beste in het donker af te spelen is. Zo min mogelijk licht binnen laten en de totale concentratie bij de zintuigen, met het gehoor als belangrijkste informatiebron.
Is Like It Is, de meest verse plaat van FiliaMotsa nog goed tot een gemakkelijk verteerbaar product gearrangeerd, bij Myotis is dit een stuk minder het geval. Het ondergrondse eerste hoofdstuk kan zich zo diep mogelijk in de voor publiek ontoegankelijke grotten afspelen. De schuilplaats van de gevleugelde familie, die vooral als gevaarlijke ziektebron bekend staat. Een minder vriendelijke uitstraling werkt ook niet in het voordeel. Dat is ook precies wat deze track oproept; onheilspellend en onbetrouwbaar. Luister je daar doorheen dan hoor je een sterk herhalend ritme en prachtige noise collages.
De geluidsstorm van het tweede gedeelte vergt al meer van het inlevingsvermogen van de luisteraar. Door een hoop gedraai aan knoppen waan je jezelf in het beklemmende gevoel wat totale weersverandering oproept. Is de eerste track nog gitzwart, deze is moerasgroen. Niet te doorgronden. Met de spaarzame slagen van het korte derde passage komen mijn gedachtes niet verder dan de glasbak naast de kerk, waar kwajongens op oudjaarsavond stiekem rotjes in gooien. Een hoop geknal, maar totaal stuurloos.
De vierde compositie is een terugkerende nachtmerrie. Meegesleurd de dieptes in. Door het minimale gebruik van industrieel geweld speelt het juist nog meer op de innerlijke angst in. De kunst van het weglaten met horribel effect. Door het opgevoerde volume wordt het nog minder draaglijk. Dat lijkt mij precies de doelstelling van de kunstenaar. De schrikbare aanpak moet afschuw oproepen, waarin hij treffend slaagt. De passage die het meeste bijblijft. Dan is er onverwachts die explosieve overgang naar het zwaar industriële vijfde werkstuk. De roots van Laguerre komen tot uiting in de performance op oorverdovend weerkaatsende krachtig olievaten drumwerk.
De totale stilte van de zesde track wordt door snel opeenvolgende percussie omgezet, geen rekening houdend met maten en ritme. Juist die dwarsheid roept het beeld van de free jazz op, waar men ook zo min mogelijk aan de geregelde structuur en vaste akkoordschema’s vasthoudt. Die vrije invulling domineert ruim een kwartier lang in de door gongslagen introducerende finale. De hardheid staat synoniem aan de levensklok. Bij elke krachtige slag komt het definitieve einde dichterbij. Steeds doordringender en luider. Pas na ruim vijf minuten versuft de inleiding om voor gillende aanvallen op de geluidsbarrières plaats te maken. Met een hoop pijnlijk gepiep en klotsende drumpartijen overtreden ze bijna strafbaar de experimentele grenzen. In de laatste vijf minuten gebeurt er iets wonderbaarlijks. Onverwacht sleurt Laguerre mij mee in zijn meesterlijke drumstel veldslag. Anthony Laguerre kiest voor de minst gemakkelijke methode om zijn muziek aan de man te brengen. En eigenlijk kan je na veertig minuten nog steeds niet concreet benoemen waarvan je getuige van bent geweest.