Matt Schofield is nog altijd onzeker over zijn vocalen
Far As I Can See is het nieuwe album van de Britse bluesgitarist Matt Schofield. Normaliter zien we hem met het Matt Schofield trio, maar voor het vijfde album heeft hij een andere aanpak. Waar hij het precies over heeft, lees je hieronder.
Kun je vertellen hoe Far As I Can See begonnen is?
“Voordat ik met Far As I Can See begon, was ik bezig met een deal met platenlabel Mascot/Provogue Records. Ik heb een gesprek gehad met het label over enkele veranderingen die ik graag wilde invoeren. Normaliter speel ik namelijk met een drummer en toetsenist die ook de baspartijen speelt, maar voor het nieuwe album wilde ik een geheel ander concept presenteren. Ik wilde iets produceren wat we nog niet hebben gedaan. Zo had ik al enige tijd bassist Carl Stanbridge op het oog, die ik sinds 1998 ken. Het trio met een toetsenist en drummer werkte goed, maar na jaren platen opnemen en concerten geven wil je wel iets anders. Naast Carl Stanbridge op basgitaar heb ik toetsenist Jonny Henderson gevraagd of hij zijn bijdrage wilde leveren op Far As I Can See. Mijn mening is dat een formatie weer nieuwe energie krijgt wanneer de juiste personen zich toevoegen. Dat was hier ook het geval. We hebben Far As I Can See opgenomen in de Modern World Studios, een studio in het Engelse Tetbury. Het was overigens een logistiek karwei om drummer Jordan John met zijn drumstel, bekkens, snaredrums en toebehoren vanuit het Canadese Toronto naar Engeland te halen [lacht]. Maar nadat ik de juiste personen bij elkaar heb gevonden, heb ik het platencontract getekend.”
Wat waren de redenen om dit album in Modern World Studios op te nemen?
“Ik heb daar al eerder albums opgenomen, dus voor mij geeft de studio een comfortabel gevoel wanneer ik daar weer terugkom. De opnamestudio is redelijk groot, maar ook weer net genoeg om iedereen in dezelfde ruimte te krijgen met alle instrumenten, versterkers en het drumstel. Ook is het zo dat Simon Law, mijn gitaartechnicus, co-producer en geluidstechnicus de studio ondertussen op zijn duim kent. Dat heeft zo zijn voordelen, want hij heeft regelmatig bruikbare tips over de akoestiek van de studiozaal die we kunnen gebruiken. Ik ken hem inmiddels meer dan twintig jaar. De bedoeling was om de opnames zo veel mogelijk live te spelen, zodat de authenticiteit op het album aanwezig blijft. Daarom zijn Red Dragon en The Day You Left van begin tot het einde live ingespeeld. Die nummers hebben we zelfs niet eens twee keer gespeeld. Het gaat ook om dat eerste moment, de zuiverheid van het nummer.”
Hoe verliepen de opnames?
“Zoals ik het van tevoren had ingeschat. Alle nummers zijn zonder problemen live opgenomen. Daarnaast heeft mijn co-producer de plaat gemixt. We hebben er voor gekozen om het album tijdens de opnames te mixen, zodat het puur blijft. Nadat mijn gitaren, drums, toetsen en baspartijen waren ingespeeld heb ik mijn vocalen gedaan. Zo ga ik overigens altijd te werk. Er zijn dus geen andere geluiden of effecten aan de plaat toegevoegd. Alles is op dat moment gedaan. De mastering hebben we overigens wel na de opnames gedaan, maar dat ging meer over de volumeregeling.”
Je hebt het album voor een groot deel zelf geproduceerd, wat waren de voor- en nadelen?
“Alle albums die zijn opgenomen zijn geproduceerd door mij, op één na. John Porter heeft mijn vorige plaat geproduceerd. Als ik me niet vergis heeft hij inmiddels negen Grammy Awards, ’s werelds meest bekende blues producer. Hij is zeer ervaren, heeft onder anderen albums van B.B. King en Buddy Guy geproduceerd. Het was minder stressen met een producer in dienst, want normaal gesproken zing ik, speel gitaar en produceer het hele gebeuren. Maar deze keer was anders. Het was prettig om het album te produceren, omdat je dan meer overzicht krijgt. Ik ben eerlijk gezegd nog altijd onzeker over mijn vocalen. Daarom vraag ik ook iedere keer aan mijn co-producer of het goed was of niet [lacht].”
Liep je tegen (technische) problemen aan tijdens de opnames in Modern World Studios?
“Ja, dat wel. Tijdens de opnames hadden we last van een vreemd geluid dat constant aanwezig was. Het kwam uit mijn gitaarversterker en de buizen microfoon van de kickdrum. Het was schijnbaar een technische storing in de studio. Zodoende hebben we een paar nummers niet kunnen spelen. Maar dat was gelukkig ook het enige probleem in de studio.”
Vertel eens waar je de bandleden hebt ontmoet en waarom je graag met hen wilt samenwerken op Far As I Can See.
“Het komt er op neer dat vertrouwen in een band het belangrijkste voor mij is. Daar kan ik namelijk op bouwen. Ik ken toetsenist Jonny Henderson van kleins af aan. Ik weet dat hij al heel vroeg verliefd was op zijn piano. Carl Stanbridge heb ik in 1998 ontmoet tijdens een optreden in Londen. Ik heb hem toen een voorstel gedaan om bij mij in de band te spelen. Dat kon hij natuurlijk niet negeren [lacht]. Drummer Jordan John ken ik inmiddels ook alweer vijftien jaar. Het is moeilijk om de juiste mensen bij elkaar te vinden die bij je passen. Ik heb namelijk bandleden nodig die mijn muziek begrijpen. Dat is voor mij het belangrijkste. Vergelijk het met een fundering van een huis.”
Hoe was de sfeer tijdens de opnames?
“De studiotijd was vermakelijk. We zijn werkelijk geen enkel moment serieus te werk gegaan. Als we op het podium verschijnen voor een concert, zijn we bloedserieus, maar in de studio is dat wel anders. We gedragen ons ook echt als een stel kinderen. Ach, het schept een band [lacht].”
Klopt het dat het schrijf- en opnameproces is geëvolueerd sinds je eerste release in 2004?
“Ik moet zeggen dat ik het niet echt als een proces zie. Ik zou wel willen, maar iedere plaat is voor mij anders. Ieder nummer is geschreven op een andere locatie met een andere gedachte. Ook kan ik niet zeggen dat mijn opnames geëvolueerd zijn of beter zijn dan mijn eerste release. Het verschilt per plaat. Zo gebruiken we nog altijd het montageprogramma Protools voor mijn albums. Met dat programma kunnen we zeer gemakkelijk verschillende takes snel achter elkaar opnemen en fouten uit de opnames halen. Met een analoge taperecorder gaat dat niet zo snel. Daarnaast hebben we twee weken in de studio gezeten. We kregen reacties dat we er veel te lang over deden [lacht]. Ik geef ze geen ongelijk, want de meeste bluesplaten worden opgenomen binnen drie dagen. De reden dat het bij ons langer duurde dan verwacht, had te maken met het feit dat we de mixing en mastering graag meer aandacht wilde geven. Iedere solo in de studio is overigens geïmproviseerd en dus ook bij de opnames. Het is niet zo dat ik de perfecte technische solo eruit heb gepakt, ik ging namelijk op mijn gevoel af. Als we in de studio of live spelen gebruiken we een frame. Vergelijk het met een canvasdoek. Wanneer wij spelen, kleuren wij het doek. Wat ik zo geweldig vind aan mijn bandleden, is dat ze weten waar de kaders zijn. Zo kunnen we elkaar in evenwicht houden.”