×

Interview

05 juli 2012

Julian Sas: ‘Gitaren zijn voor mij net mensen, ik krijg er iedere dag meer respect voor’

Geschreven door: Ella-Milou Quist

Al enige tijd is Julian Sas’ album Bound To Roll uit, al maanden toert hij volop en overal waar hij komt krijgt hij lovende reacties op zijn nieuwste plaat en zijn live performance. Written in Music sprak een tijdje terug met hem in Nijmegen over zijn album, gitaren, helden en zijn liefde en passie voor muziek.

Bound To Roll is opgenomen in de Rodisc studio van Rob Orlemans in Tiel. “Ik heb altijd al een plaat bij hem willen opnemen, maar iedere keer kwam ik ergens anders terecht. Nu ik vader geworden ben wilde ik dichter bij mijn gezin zijn, en toen ben ik bij Rob terecht gekomen. We hebben één middag gitaargeluiden uitgeprobeerd. De hele cd is opgenomen met een Fender-versterker en één microfoon. We zijn teruggegaan naar een soort Sunstudio’s van ’56, denk aan Elvis Presley en Johnny Cash, dus een hele basic opstelling. De hele band [naast Sas, bestaande uit bassist Tenny Tahamata en drummer Rob Heijne, red.] was, nadat het gemixt was, super tevreden over het geluid dat we gecreëerd hadden. We hadden zoiets van schrijf dat op en dan komen we over twee maanden terug wanneer we echt tijd hebben en dan beginnen we met op nemen. En dat hebben we gedaan. Over het algemeen zijn het live opnames met af en toe een gitaar erbij, of een solo. Het was maar net hoe de ‘feel’ was. Ook qua songkeuze zijn we teruggegaan naar een soort basic oervormen vanuit de rock- en bluesmuziek met riffs en zanglijnen erover heen, aangevuld met gitaar. De solo’s zijn niet al te lang gemaakt, wat ik live natuurlijk wel doe, dus uiteindelijk hebben we voor ons doen vrij korte nummers geschreven die overzichtelijk zijn. De opnametechniek hebben we teruggeleid naar een heel eenvoudig proces. In het verleden werkte ik wel met Marshall stacks en het stapelen van versterkers, maar dit keer was het alleen de 45 watt Fender bassman versterker, ongelooflijk eenvoudig.”

Rijpingsproces

“Mijn band is gruwelijk goed op elkaar ingespeeld. Als ik naar links ga dan weet de drummer dat er een roffel moet komen bij wijze van spreken. Aan de nummers voor dit album heb ik wel anderhalf jaar lopen sleutelen en ik heb ook veel weggegooid. Ik vond dat het tekstueel gezien een autobiografische plaat voor mij moest worden. Ik wilde dat dit een spiegel was van wat ik de laatste twee jaar heb meegemaakt. Dat heb ik besproken met de bandleden, want we zijn best democratisch en die zeiden ook ‘Juul, als jij de emoties van jezelf af moet schrijven, dan moet je dat vooral doen, dat is alleen maar goed.’ Zo zijn de teksten ontstaan en ik denk dat we wel 55 nummers hadden. Een deel daarvan is weer op de plank gekomen, anderen zijn gecombineerd of weggegooid, maar zijn later weer teruggekomen. Het is een heel proces geweest. Normaal waren wij aan het toeren en dan pakten we een studio voor drie of vier weken, namen een cd op en gingen weer verder. Er zat een heel anders tijdsbeeld omheen. Het was voor mij meer een rijpingsproces dan echt een werkproces.”

“Ik ben iemand die denkt in gitaarriffs en grooves. Wat ik interessant vind aan de muziek die ik zelf besluister, bijvoorbeeld Jimi Hendrix, is dat er nooit zes of zeven dezelfde grooves op één LP staan. Je luistert naar een muzikaal beeld met allerlei verschillende technieken. Bij standaard bluesbands is het toch een boogie, een shuffle of een slow blues, dat hebben wij nooit gehad. Op deze plaat staan twaalf nummers die voor mij de belangrijkste grooves bevatten die we gespeeld hebben in de afgelopen twee jaar in het creëren van de nieuwe muziek. Wat ik er zelf interessant aan vind als ik de cd terughoor, dan luister ik er nog steeds gemakkelijk doorheen. Dan denk ik bij mezelf ‘en daarom is Bound To Roll voor mij een geslaagd album’, want voor één nummer afgelopen is, verlang je alweer naar de sfeer van het volgende nummer. Dan is voor mij een plaat goed. Dat hoor ik ook van mij fans en zij zijn voor mij het beste klankbord dat er is.”

Gitaarpatserij

Bound To Roll heeft een andere klank dan Sas’ vorige platen. Het is puurder, rustiger en eigener. “Op de platen hiervoor was het veel meer een kwestie van laten zien wat ik op de gitaar kon. Uiteindelijk weten de mensen dat wel en willen ze mooie muziek horen. Dat is denk ik het verschil met Bound To Roll. Voor mijn gevoel staat er gelukkig nog steeds veel gitaarwerk op, maar op die andere albums was het toch meer gitaarpatserij.”

Rory Gallagher

Eén van Sas’ grootste helden is de in 1995 overleden Ierse bluesgitarist Rory Gallagher. Al 15 jaar vroegen fans hem om een nummer van Gallagher op te nemen, maar nooit vond hij een goede reden om dat te doen, tot nu. “Het mooie is dat ik Shadowplay niet heb opgenomen vanwege de gitaarpartij, maar vanwege de tekst. Shadowplay gaat precies over een periode in mijn leven dat je hinkt op twee benen en dat je twijfelt of je door moet gaan en nadenkt over wat er gebeurd is in je leven. Mijn vrouw en ik hebben een kindje verloren en Shadowplay ofwel schaduwspel ‘feeling like mister Jackyll, feeling like mister Hide’ dat is precies in die lijn van dat verhaal. Het is een ijzersterke gitaarriff, maar de tekst was voor mij nog doorslaggevender dan de muziek. Je neemt een cover op omdat het bij je past en omdat het past in het verhaal van een plaat. Ik zou ook wel Madonna of Duran Duran kunnen coveren, maar dat is gewoon niet mijn ding. Stel dat ik Papa Don’t Preach zou coveren van Madonna, dan zou ik met die tekst niets hebben. Shadowplay was gewoon voor mij DE keuze. Of ik al mijn nummers zo gekozen heb? 30 Days in a Whole is een muzikantenkeuze. Die riff vond ik zo ontzettend bombastisch, de grootsheid van de riff was doorslaggevend om dat nummer op te nemen, de tekst niet want die gaat over drugsgebruik en ik ben echt anti drugs, dus dat past totaal niet bij me. De titel zelf, 30 Days in a Whole, zou een reflectie kunnen zijn van dingen die ik heb meegemaakt, maar de tekst gaat over cocaïnemisbruik, hasj, dope en vastzitten in de gevangenis, dus nee die tekst past echt helemaal niet bij me, maar die heb ik voor lief genomen bij die grootsheid van die riff.”

Opnames

Voor de opnames van Bound To Roll heeft Julian Sas het zo simpel mogelijk gehouden. “Ik heb opgenomen met maar één microfoon, niet meer. Wel heb ik zeven verschillende gitaren gebruikt, maar dat doe ik altijd omdat ik van klankkleuren houd. Het zijn Fenders en Gibsons geweest, een akoestische Guild en Patrick Koopman gitaren. Voor de rest heb ik heel basic instrumenten gebruikt: een Leslie cabinet, een fazer, distortion en een wahwah pedal, dus geen rare digitale shit. Het zou eigenlijk een rock & roll plaat kunnen zijn uit eind jaren 50 qua eenvoud. Dat is ook waarom er trots op ben, dat het in deze tijd nog zo kan worden openomen. Er zijn heel veel mensen die aan mij vragen hoeveel Marshalls ik gebruikt hebt of ik twee dingen heb doorgekoppeld of dat het een combinatie is van versterkers, meestal zeg ik daar niet al te veel op want ik vind het wel grappig dat men daar naar zoekt.” Toch verklapt hij hoe hij zijn sounds opgenomen heeft. “Het is een Fender bassman en een Super Reverb eveneens van Fender. Ze hebben alleen een Marshall-achtige sound, dat komt omdat mijn speakers altijd richting Marshall zijn afgetuned. Voor de rest is er niets aparts bijgekomen.”

Voor Sas en zijn band is het gebruikelijk om na alle serieuze opnames gewoon wat te jammen. Tijdens zo’n jamsessie kwam daar Hear My Train A Comin’ van Jimi Hendrix uit. “Gelukkig heb ik die opname thuis want halverwege die opname veranderde de gitaar en toen begon het echt op Hendrix te lijken. Dat vonden we een fantastische take! Het is een jam geworden van zeven minuten. We hadden vier nummers opgenomen ’s avonds en daarna speelden we even vrijuit en namen naast Hear My Train A Comin’ ook Born Under A Bad Sign op van Albert King. Dat zijn beide hele lange jams en dat was weer zoals de mensen ons kennen. Dus thuis heb ik de cd met bonus disc”, lacht Julian.

Beste vriend

Zowel Jimi Hendrix als Albert King waren grote blues gitaarhelden. Toen Sas echter zes jaar oud was kwam hij in aanraking met de muziek van Chuck Berry, een andere gitaarheld. “Mijn moeder nam me mee naar een feestavond in het dorp waar ik geboren ben en in een filmzaaltje draaiden ze de film Toronto Rock and Roll Revival, een festival in Toronto in 1969. Daar zag ik Chuck Berry met zijn Duckwalk en die dikke Gibson gitaar en immense Fender versterkers. Ik had zoiets van: ‘Wat is dit?’ Ik kon het niet geloven. Ik heb zes jaar moeten zeuren bij mijn ouders om een gitaar en ik kreeg toen eindelijk een Ibanez Les Paul. Ik heb HBO gedaan en op de universiteit gezeten, maar dat had eigenlijk allemaal geen nut meer, ik moest gewoon spelen. Dat was mijn ding. Die liefde voor de gitaar is nooit veranderd, dat is alleen maar meer geworden. Voor mij zijn gitaren net mensen, ik krijg er iedere dag meer respect voor. Weet je wat het is, gitaren maken mijn hoofd leeg, ze bieden me creativiteit en de gitaar is mijn beste vriend in tijden van nood. Het heeft mij een doel gegeven in dit bestaan. Voor mij is een gitaar dus niet zomaar iets, het is een wezenlijk iets voor mij. Ik kan ook niet begrijpen dat mensen gitaren weggooien. Altijd nog als ik naar huis rijd en ik zie een gitaar bij het grofvuil staan dan stap ik uit om hem mee naar huis te nemen of om te kijken of het nog wat is en anders vind ik dat hij eerbiedwaardig begraven moet worden. Hij kan niet zomaar bij het vuil staan. Dat is ook wel een soort afwijking in mijn hoofd, maar het is wel wie ik ben. Ik zal een gitaar, als die van mij is, niet zomaar wegpleuren. “

Sas zijn liefde voor de gitaar gaat ver, hij is een fervent verzamelaar en heeft er maar liefst 30 in huis staan. Zijn verzameling stond eerder echter op 42 gitaren. “Je komt soms dingen tegen die je moet kopen, dan weet je gewoon: ‘dat ding komt nu op mijn pad, dus die moet ik meenemen’. Je koopt iets met je hart, anders moet je het gewoon niet kopen.”

Fender

“Wat mijn favoriete gitaarmerk is? Dat vind ik de moeilijkste vraag die ik ooit heb gehoord. Dat is gevoelsafhankelijk denk ik. Fenders, Telecasters en Stratocasters, dat symboliseert denk ik meer de vrouwelijke kant van je zijn. Je hebt een dik geluid, dat is Gibson en je hebt het dunne scherpe geluid, dat is Fender. Soms ben je op zoek naar die muur en soms ben je op zoek naar een Telecaster. Mijn favoriete gitaar is een Patrick Koopman gitaar, hand gebouwd door hemzelf, dat is een vriend van mij. Eigenlijk is dat een Stratocaster, een Fender dus, maar dan gebouwd door iemand uit Nijmegen. Ik vind die beter klinken dan de gemiddelde Fender omdat ze hand gebouwd zijn met bepaald hout en een bepaalde elementen combinatie. Maar iedere dag is het anders waar ik op speel. Soms heb ik momenten dat ik totaal geen behoefte heb om elektrische gitaren te horen en dan pak ik mijn oude Martin, dat vind ik fantastisch om op te spelen of ik pak mijn National uit 1930. Het is van de dag afhankelijk. Ik ben een honderd procent gevoelsmens dus ik kan eigenlijk niet zeggen wat, wanneer en hoe. Ik heb niet een favoriete gitaar, al mijn gitaren zijn mij favorieten”, glimlacht Sas.

Analist

Julian kwam al vroeg in aanraking met muziek. “Mijn moeder was een gruwelijke Rock & Roll fanaat en omdat ze een muziekfreak was nam mijn vader, die kapitein was, overal muziek mee vandaan. Hij was steeds drie maanden van huis en daarna een maand thuis, hij werkte overal ter wereld dus zo ontdekte hij steeds nieuwe dingen. Toen ik een jaar of acht was kwam hij terug uit Engeland met LP’s van Hank Williams. In 1969 had hij al platen meegenomen uit Londen van The Beatles, dus ik was iemand die altijd toegang had tot de platenkast. Mijn moeder, broer en ik draaiden altijd muziek. Ik kwam als jong ventje in aanraking met jaren 70 country, jazz en blues. Een liefde die nooit meer voorbij gegaan is. Toen ik zelf een jaartje of 18 was had je de discotijd en andere jaren 80 muziek, daar kon ik gewoon niets mee. Het boeide me voor geen meter, ik had toen al voor de blues- en jazzmuziek gekozen en zelfs nog de overstap gemaakt naar heavy metal. Waarom? Dat was een soort contracultuur die ineens opkwam en via metal kom je bij punk uit en daarmee bij de band MC5 [Moter City 5 – red.] uit Detroit. Zo heb ik al mijn muzikale zoektochten gemaakt. En zo ging ik van die Detroit mannen in 1967 naar The Amboy Dukes naar Pink Floyd en later naar Chuck Berry. Zo heb ik mijn muzikale wegen altijd bewandeld. Uiteindelijk is het toch allemaal een soort oer Rock & Roll waar ik naar luister, of jazz. Maar jazz is weer een ander verhaal. Als je country pakt en je kijkt bijvoorbeeld naar Steve Earl of dat soort jongens met van die halve rockabilly invloeden, kom je bij Johnny Cash en uiteindelijk de Stray Cats uit. Het zit allemaal in elkaar doorgevlochten. Dat is een theorie die ik al zo’n 20 jaar voor mezelf heb. Het is heel interessante materie. Naast luisteren naar muziek lees ik er ook nog eens heel veel over. Ik probeer altijd de lijnen te zien, ik ben een analist van nature. Zo heb ik mezelf ook gitaar leren spelen, door middel van zoveel mogelijk kijken, dingen op video op te nemen (dat had je toen nog) en in slow-motion af te spelen zodat je de vingers goed ziet bewegen. Zo is het bij mij begonnen.”

Burgerman

Tot op de dag van vandaag heeft Julian Sas niets met de muziek van Michael Jackson of andere populaire popmuzikanten. “Ritmisch gezien is het allemaal briljant, maar het heeft mij nooit gepakt. Ik heb veel meer met een oude neger ui t de jaren 20. Ik ben echt een purist. Als je goed naar een band als Motörhead luistert, dat is één van mijn favoriete bands, dan hoor je Lemmy toch ook gewoon zeggen ‘het is begonnen met Little Richard, ik maak het alleen wat ruiger.’ Uiteindelijk is het zo, maar als je 18 bent en je schopt tegen alles aan, want dat doe je toch als het goed is, dan is met een T-shirt van Motörhead lopen natuurlijk fantastisch omdat de hele wereld denkt dat dat een verkeerde band is. Dat gevoel moet je hebben. Dat is wat Rock & Roll bij mij altijd gedaan heeft. Ik weet van mezelf dat er toch iets in mij zit wat schreeuwt om Rock & Roll, ondanks dat ik nu vader ben en al 24 jaar dezelfde vrouw heb. Ik merk dat mijn leeftijdgenoten die Rock & Roll kwijt zijn. Ze hebben een soort settlement gekregen. Ik ben in principe ook maar een burgerman, maar toch is het voor mij anders. Dat is de passie die Rock & Roll mij gegeven heeft.”

Muzikale ADHD’er

Veel mensen denken van de 42-jarige blues gitarist en zanger dat hij alle dagen alleen maar naar blues luistert, niets is echter minder waar. “Als je dat zou doen, dan stomp je creatief af. Dan is het hokje zo klein. Ik ben een muzikale ADHD’er. Ik moet heel veel verschillende invloeden tot mij toegediend krijgen als een soort drug. ’s Ochtends kan ik beginnen met Beethoven, dan heb ik ineens behoefte aan die immense partituren en ’s avonds kan ik eindigen met Rory Block of ik begin ’s morgens met Joe Pass, dus een jazzgitarist, en ik eindig uiteindelijk met John McLaughlin. Dan is mijn muzikale wereld die dag weer heel rijk geweest en dat is mijn zoektocht ook in dit bestaan. Ik kan al die dingen zelf spelen. Wat ik op het podium doe is misschien maar twintig procent van wat ik zou kunnen als gitarist, maar dat vind ik gewoon interessant. Wat ik op het podium doe, daar leef ik voor, maar thuis speel ik heel andere dingen. Dan speel ik helemaal geen blues rock maar jazz, country, funk, gewoon wat ik mooi vind, wat er die dag is. Het hoeft van mij helemaal niet op een elektrische gitaar of hard. Een nummer als Lucky Old Son van Johnny Cash wat ik dan twee uur lang uitvis hoe ik dat moet spelen, dat is mooi in zijn eenvoud. Dat merk ik nu wel nu ik ouder aan het worden ben dat ik daar steeds meer van kan genieten. Het Hendrix-gevoel dat ik twintig jaar geleden had dat is er nog steeds, maar ik kan tegenwoordig ook genieten van simpelere dingen. Dat vind ik wel een mooie ontdekking voor mezelf, muzikaal gezien. Dat gevoel zit ook wel in mijn laatste cd, Bound To Roll. Het hoeft allemaal niet meer zo brutaal.”

Eerlijk

In totaal bestaat Sas zijn muziekverzameling uit zo’n 10.000 platen variërend van Motörhead tot Beethoven en van Richard Thompson tot The Dubliners, Loreena McKennitt, Jerry Douglas, Dolly Parton en ACDC. “Het is altijd muziek dat uit het hart komt. ACDC is één van mijn favoriete bands. Ik heb ze nu zo’n tien keer gezien en dan neem ik altijd mensen mee die er niet van houden. Die staan dan bij dat concert en zeggen ‘het zal allemaal wel, je moet eens een keer volwassen worden’ en dan beginnen de mannen van ACDC te spelen en is het ineens van ‘jeetje, wat zijn die goed!’ En waarom is het goed? Omdat het eerlijk is en daar geloof ik in. Ik geloof dat het succes van André Rieu daar ook in zit. De hele klassieke wereld zegt dat zijn muziek te min is, want het is natuurlijk toch altijd een beetje Nederlands om dingen in een hokje te plaatsen en te roepen dat het niet echt cultureel is, maar goed ik denk dan als je overal ter wereld voetbalstadions uitverkoopt met een strijkorkest, dan moet je wel goed zijn en dat moet echt zijn. Dat vind ik heel mooi.”

Fans

Eerlijke, oprechte en pure muziek staat bij Sas hoog in het vaandel. “Ik ben nooit een man van het geld geweest of populariteit, dat interesseert me geen moer. Bij mij is het heel simpel, als ik een miljoen zou winnen dan zou ik alleen maar gitaren kopen. Ik zou niet zoiets hebben van ‘nou laat ik eens lekker gaan investeren in een bedrijfspand, want dan kan ik er nog meer geld mee maken’. Ik zou wel een bedrijfspand nodig hebben om die gitaren in kwijt te kunnen, maar voor de rest zou het me niet interesseren”, lacht de blues gitarist. “Ik ben gewoon down to earth gebleven al die jaren”. Dat merk je ook aan zijn teksten. Hij schrijft over dingen die hij meemaakt in zijn leven, over zijn vrienden en dingen die hij op televisie ziet. “Willie Dixon zei ooit ‘blues are the facts of life’, daar geloof ik wel in. Ik bedoel als je naar huis rijdt en je krijgt een lekke band, dan heb je in principe een nummer, zo simpel is het. Kinderen zijn ook een fantastische inspiratiebron of een relatie die op de klippen loopt of een huis dat je niet kunt verkopen, dat is blues. Eigenlijk is alles blues waar mensen over zingen, alleen zo wordt het nooit gezien jammer genoeg. She Loves Me van The Beatles is een blije blues, als iemand zingt ‘ik heb de bus gemist in Nijmegen en ik sta hier in de regen’, dan is dat ook blues. Waar ik mijn teksten over schrijf zijn toch veel persoonlijke dingen of dingen die in mijn naaste omgeving gebeuren. Ik schrijf ook over veel dingen uit mijn verleden die ik meegemaakt heb met vrienden. Levenservaringen dus, daar schrijf ik over.” Niet zo gek dus dat genoeg fans zich herkennen in de teksten van Sas omdat ze soortgelijke ervaringen meegemaakt hebben. “Tijdens deze toer sprak een man in Tivoli [Utrecht, red.] mij aan met: ‘Wat goed, ik ben ook een kind verloren, ik begrijp precies wat je bedoelt’. Dan vind ik muziek het mooiste dat er is want dan denk ik bij mezelf ‘wat fantastisch goed dat het begrepen wordt’. Dat is eigenlijk altijd mijn verhaal, wat doet muziek nou met mensen? Wat maakt het bij iemand los? Dat vind ik interessant, dat is ook de reden dat ik speel.” Tevens is dat de reden dat Julian veel contact heeft met zijn fans, vrijwel na ieder concert komt hij even met ze kletsen. “Ik heb altijd deze theorie gehad: zonder die mensen zit ik gewoon thuis en die mensen zorgen ervoor dat wij (mijn band en ik) onderweg kunnen blijven. Ik vind het gewoon fantastisch om iedere keer na een optreden in gesprek te gaan met mensen over muziek. Je komt de meest waanzinnige verhalen tegen. Contact met mensen is voor mij het allerbelangrijkste, fans zijn heilig bij mij.”

De geest van Jimi Hendrix

Niet alleen hoort de blues rocker interessante verhalen van zijn fans, zelf maakt hij tijdens tournees ook genoeg mee. “We speelden een keer op Fehmarn Open Air in Noord-Duitsland, een festival voor 12.000 hippies. Jimi Hendrix zijn laatste optreden was ook op Fehmarn, vijftien dagen voor hij stierf. De organisatoren vonden het zo fantastisch dat wij er kwamen spelen en lieten het trapje zien waar Hendrix vroeger mee het podium op liep. Ze lieten me er ook foto’s van zien uit die tijd. Ze boekten zelfs hetzelfde hotel voor me waar Hendrix toen verbleef en regelden dat ik in de kamer waarin hij geslapen had sliep. Symbolisch werd dat steeds meer en toen zat ik ’s middags op die hotelkamer en wat dan goed stom is, is dat je daar gewoon zo zit te kijken van hier heeft hij rondgelopen. Dat is dan het fan zijn weer. Maar ik zat daar en ineens schoot me iets te binnen: ‘Fehmarn, wacht eens even, daar vielen Hendrix zijn gitaarversterkers uit’. Dat had ik thuis op die geluidsopname staan en ik dacht van ‘oh, als me dat maar niet overkomt’. ’s Avonds stond ik op het podium, ik had drie nummers gespeeld en pats, geen geluid meer. Ik keek naar boven en dacht ‘Hendrix zit hier gewoon’. Ik ben namelijk van de Indiaanse theorie, dus ik keek naar boven en dacht ‘dat kan niet anders’ en toen floepte alles weer aan. Dat vond ik eng. Ik kon gewoon weer spelen en daarna speelden we een negentien minuten durende versie van Machine Gun. Ik zal het nooit meer vergeten. En boven dat veld hing zo’n dikke wietlucht, dat was ongekend hippie spektakel, ik vond het fantastisch. Dat is wel één van de mooiste dingen die ik heb meegemaakt.”

Live:

Julian Sas is nog live te zien op de volgende data:

23 september op het Pisart Festival in Eijsden
29 september in De Peppel in Zeist
6 oktober in Het Bolwerk in Sneek
12 oktober in de ECI Cultuurfabriek in Roermond
15 december in The Rock Temple in Kerkrade

Foto’s: www.juliansas.com