Driedubbelslag met Claw Boys Claw in Haarlem
Met een ijzersterk nieuw album op zak trekt Claw Boys Claw dit voorjaar door Nederland. De dertiende plaat, It’s Not Me, The Horse Is Not Me part 1, is een rijk en gevarieerd album dat de setlist van de band van veel bruisend vers materiaal kan voorzien. De derde show van de clubtoer brengt Claw Boys Claw naar Haarlem, alwaar de heren aan het einde van de middag via een instore concert bij Sounds al even kunnen opwarmen. In de volgestroomde winkel legt de band ontspannen een lekkere set neer met materiaal van de nieuwe plaat. Het winkelhart van Haarlem mag dan leeglopen na de werkweek, bij Sounds is het heel gezellig, ook nog ná het optreden.
Voordat band, crew en aanhang naar het Patronaat gaan moet er eerst gegeten worden. Op naar een Italiaans restaurant een paar honderd meter verderop in de binnenstad van Haarlem om met volle borden en glazen verder te praten.
‘Peter en ik hebben over een lange periode aan nieuwe nummers gewerkt’, begint John Cameron. ‘Waar die vijf jaar gebleven zijn weet ik eigenlijk niet want het had ook in twee jaar gekund. Het is wel zo dat we door die langere duur veel meer nummers hebben gemaakt, waardoor we een selectie konden maken. Er zijn zelfs nog zeven, acht nummers die we heel goed vonden die we er niet op hebben gezet. Toen bedachten we dat die wel op een ‘Part 2’ konden komen, dat we volgend jaar wel weer een plaat zouden kunnen uitbrengen. De titel is eigenlijk een citaat van een kunstenaar die Peter erg goedt vindt. Iemand die veel absurdistische, dadaïstische kunst maakt. Je hoeft er dus verder niets diepers achter te zoeken of zo.’
Zijn er al live-favorieten van het nieuwe album? ‘Het zijn allemáál wel nummertjes hoor…’, aldus Peter te Bos. ‘Ik vind zelf Red Letter goed en It’s Not Me, The Horse Is Not Me is ook een lekker nummer. Echo Echo vind ik ook heel goed. Shakes? Daar snapt niemand wat van (lacht). Dat is één grote drumroffel van Jeroen.’ John: ‘Die vind ik wel heel leuk om te spelen. Leuk om te zien hoe mensen erop proberen te dansen’.
De eeuwige term ‘garagerock’ komt ter sprake. John reageert: ‘Men wil altijd wel iets noemen als ze je muziek willen beschrijven, een stijl of een bandnaam. Laatst nog: Pere Ubu. Ik snap die link niet. Ja, een charismatische zanger. Het is natuurlijk leuker om te horen dat je níet op iets anders lijkt. Anders wordt het zo’n soort tekst als “mensen die dít leuk vinden, vinden ook dát leuk”, weet je wel. Een soort webshopaanbeveling, ja. Ik weet wel, het is moeilijk om helemaal geen namen te noemen. Ik maak me er zelf ook weleens schuldig aan.’
Over naar de sterke vocale partijen op het nieuwe album. Peter: ‘We hebben altijd wel veel met tweede stemmen, achtergrondzang gedaan. Maar het is iets dat soms gewoon groeit bij het opnemen. Het is wel de kunst om het niet te laten klinken als een soort football chant.’ En de breekbare albumafsluiter Fade, is dat een sterk persoonlijke song? Peter vertelt: ‘Fade is niet echt persoonlijk… Het zijn dingen die tussen mij en John gebeuren… ineens komt het woord Fade naar boven en dan aan de hand van de klanken die je maakt, bouw je het nummer tekstueel op: dat er nog heel dingen te doen zijn eigenlijk, voordat je er niet meer bent. Eigenlijk is dat toch wel persoonlijk… Veel teksten zijn uiteindelijk wel persoonlijk maar ze worden niet als zodanig geboren.’
John: ‘We hebben nu een nummer dat op single uitkomt voor World Record Store Day (Claw Boys Claw is ambassadeur dit jaar). Het is een track die ook op het album staat (Waiting For The Sun). Maar dit is de versie voordat de definitieve tekst er was. Op de plaat is alles kloppend gemaakt. Maar op deze single staat alleen het refreintje, dat is hetzelfde. Voor de rest is het de versie waarop we nog aan het zoeken waren. Wij vonden die versie altijd heel mooi. Thuis opgenomen, heel veel sfeer.’ Peter: ‘We gunnen de mensen een kijkje in de kraamkamer. Ik heb net de hoesjes binnen. Prachtig. De single is doorschijnend rood.’
Hoe zit het met de aandacht op de radio? Dat houdt zeker niet over? John: ‘Nee, op de radio word je nauwelijks gedraaid. We waren laatst bij Muziekcafé (Radio 2) en konden twee nummers doen. Wel met de vereiste dat een van de twee nummers Rosie was. En dan zetten ze één nummer op hun site en dat is dan Rosie… Maar we hebben het nooit van de radio moeten hebben. Er is wel er veel aandacht voor oude muziek, jaren tachtig ja, maar Polly Maggoo (de recente single) was aan een plugger meegegeven en waar hij mee terugkwam was dat ze het te ouderwets vonden klinken. Dat gingen ze niet meer draaien.’ Love Sick, van Bettie Serveert & Peter te Bos werd daarentegen wel opgepikt. ‘Dat nummer is nog wel goed gedraaid op de radio’, bevestigt Peter. ‘Ik weet eigenlijk niet wat de leuke uren op de radio zijn. Maar ik was laatst bij een programma dat heet Nooit meer slapen en dat is heel leuk. Met… hoe heet ze ook al weer? Elfie Tromp, ja. Een uur over dingen praten en drie, vier nummers draaien. Van de nieuwe plaat, ja. Dus die programma’s zijn er wel natuurlijk. Maar dit was tussen twaalf en één uur ’s nachts. Het heeft toch nog wel zo’n 300,000 luisteraars, dus da’s best oké.’
Tussen Hammer en de nieuwe plaat zat zoals gezegd veel tijd, ruim vier jaar. Peter: ‘We hebben een soort regel van het duurt zolang het duurt. Op een gegeven moment heb je heel veel materiaal en groei je naar zo’n plaat toe. Tijd is dan van ondergeschikt belang, vind ik. Je gaat niet iets uitbrengen wat je nog niet goed vindt.’ Of dat soms wel gebeurd is? ‘Die oudere platen… elke plaat tekent ook de tijd en de bezetting van de band toen. Maar ja, als ik soms iets terugluister denk ik weleens: “Daar hadden we wel iets langer aan kunnen werken”.’ John: ‘Ik heb dat vooral bij dingen waar producers bij betrokken waren. Die ons een andere kant op trokken, waar we ons door hebben laten leiden. Waarvan ik achteraf denk dat we dat niet hadden moeten doen. Een beetje de periode na de eerste plaat.’ Peter: ‘Maar je vraagt een kunstschilder als bijvoorbeeld Willem de Kooning ook niet “Hé, De Kooning, het heeft nu al acht jaar geduurd voordat er een nieuw schilderij is. Is dat niet een beetje gek? Dan zegt hij toch ook: “up yours!”’. John: ‘En je gaat er ook niet iemand bijhalen die zegt “ja, dat rood moet iets feller rood worden”. Dat bepaalt de artiest zelf en dat bedoel ik met zo’n producer die dan de dingen heel anders wil doen en juist dat eigene eruit trekt’.
’s Avonds in het Patronaat gooit het in smaakvol rood gestoken voorprogramma Fuz er een lekkere luide set vol vintage pop/rock tegenaan. Effectvolle gitaren, een pittige ritmetandem en een zangeres met de juiste brutale attitude. Een leuke, passende opener derhalve. Hierna gaan de gordijnen dicht en kan de volle zaal zich opmaken voor een dampende avond. Even na negen uur gaan de gordijnen open en is het podium voor Claw Boys Claw.
Cameron neemt het initiatief. Wat een enorm krachtige gitarist is hij toch, met het vermogen ook ingetogen met impact te spelen, zoals ook vanavond weer duidelijk wordt gemaakt. Maar het is vooral die enorme drive die imponeert. Hij laat niet meer los vanavond, daar aan de rand van het podium. De titeltrack van de nieuwe plaat is hard en onweerstaanbaar. Binnen korte tijd volgen Troglodyte, Hammer en Suck On The Mountain en hebben we een puike mix van oud en nieuwer gehad.
Met Jeroen Kleijn (drums) en Marcus Bruystens (bas) alweer lang in de gelederen staat hier een dijk van een bezetting op het podium die met gemak terugschakelt naar de melodieuze intimiteit van Throw Me A Bone om vervolgens een wervelende sound uit te spugen tijdens het gejaagde Red Letter, een (terechte) favoriet van Te Bos en live ook heel spannend; wát een ritmiek. Die twintig meter microfoonsnoer van Te Bos komt weer goed van pas als hij al zingend (Stone Free) het podium verruilt voor zaal, trap en balkon. Die zijn de momenten dat de vlam definitief in de pan slaat al kiest de band er hierna wel voor om het roer weer om te gooien met de sixtiespop van In A While en het altijd fraaie Sleepwalking van Pajama Day (2008). Een goed idee.
De band speelt veel nummers van It’s Not Me, The Horse It’s Not Me pt. 1. Jeroen Kleijn – binnenkort ook weer druk met Johan – merkte eerder op de avond al op dat Claw Boys Claw het nieuwe album live niet wil afschepen met een paar nummers om vervolgens alleen maar ‘hits’ te spelen. Dus vult de band met gemak anderhalf uur met daarbinnen veel nieuw materiaal. Hierna schuimen de heren natuurlijk nog wel een paar keer het roemruchte Claw Boys Claw-verleden af en krijgt de verhitte zaal oude krakers als Superkid, Rosie, So Mean en (heel even) Venus geserveerd. Met als uitsmijter I Wanna Be Your Dog van The Stooges.
Vaak opzwepend, soms ingetogen maar altijd inspirerend, creatief, uitdagend en vol overtuiging, Claw Boys Claw maakt het al 35 jaar waar. De band is nog steeds een zegen voor de platenwinkels en het clubcircuit.
Foto’s: Anne-Isabelle Cador