De urgentie van Bettie Serveert
Op 11 januari zal het nieuwe album van Bettie Serveert uitkomen. Oh, Mayhem! is de welluidende titel van de plaat waarop Bettie Serveert, net als op voorganger Pharmacy Of Love, weer lekker van zich afbijt. Een nieuw hoogtepunt in de discografie van de band. Hoogste tijd voor een interview met Peter Visser en Carol van Dyk, thuis in Amsterdam.
WiM: De nieuwe plaat komt in de tweede week van januari uit. Gaan jullie er direct mee op tournee?
Peter: Ja, de eerste tournee is tot en met maart. Eerst nog in Nederland.
Carol: We komen doorgaans ook wel in België, Duitsland en Spanje. Buiten Nederland hebben we misschien nog wel het meest in de VS gespeeld.
Peter: We hebben onlangs al twee optredens gedaan, dat waren voor onszelf eigenlijk try-outs.
WiM: De muziek van het vorige album, Pharmacy Of Love, sluit aardig aan bij de nieuwe plaat. Dat kan live ook goed werken.
Peter: Ja, al kent Oh, Mayhem! minder toeters en bellen. Er zitten geen toetsen bij, behalve een stuk of 5 pianoklanken. Het is allemaal een beetje ‘live’, net als Palomine. Heel fijn…
WiM: Wat direct opvalt is dat Oh, Mayhem! een urgente plaat is. Niet agressief, maar de boog staat bijna continu gespannen. En de gitaar is dwingend en gevarieerd.
Peter: Mooi om te horen. Zeker als je twintig jaar bezig bent! De gitaar zit vaak ‘voor op de tel’, ja. De emotie moet een ‘baan’ krijgen. Bij een band als Crowded House gaat het om songschrijversschap maar het komt er nogal clean uit. Iemand als Kurt Cobain die ‘gooide’ het er echt uit. Het mag wel een beetje alternatief. Met de band vóór Bettie Serveert, De Artsen, maakten we, zoals we zelf zeiden: “monotone hits”. Live was het soms magisch.
WiM: Een aantal nummers op de tweede release van De Artsen (de ruwe verzamelaar Out Of Sack) hadden een definitievere versie verdiend.
Carol: Ik zeur de jongens al heel lang aan het hoofd om van de beste live-opnamen en ander materiaal een mooi boxje te maken. Hup, klaar.
Peter: Ja, maar als alleen de pure nostalgie de ‘legacy’ van De Artsen is… dat is ook eigenlijk een super-idee… Voor Out Of Sack zochten we een producer die vanuit alle cassettes een album zou kunnen maken. Een stukje van dit, een deel van dat… We vonden Frans Hagenaars in de Gouden Gids… We zijn met Albert Heijn-tassen vol cassettes naar hem toe gegaan. Voor Palomine gebruikten we Frans en zijn studio in Weesp ook weer. We hadden een goeie communicatie met hem…
Carol: En hij was ook betaalbaar voor ons!
Peter: Het label Matador kende De Artsen nog. Dat zorgde er later voor dat de demo van Bettie Serveert goed viel; wat hoger op de stapel kwam.
WiM: Jullie stonden al snel op Pinkpop (1993). Ging het niet te snel te hard? Hebben jullie het altijd interessant kunnen houden voor jezelf?
Peter: Pinkpop was een waanzinnige ervaring.
Carol: Maar al snel kwam Reading en ‘het festival der festivals’… Roskilde, in Denemarken.
Peter: Het ging heel hard.
Carol: Maar voor ons blijft het nog steeds spannend. Er is nog veel te ontdekken. Er zijn nog hele stukken in Europa waar we nog niet zijn geweest.
WiM: Hebben jullie live nog last van ‘pratend publiek’, mensen die er niet echt voor gaan?
Carol: Je moet bij ons wel héél hard praten willen wij het horen.
Peter: Ik herinner me dat je solo een toegift deed, Carol, in Paradiso: You’ve Changed. Het was muisstil… Het publiek is eigenlijk een dier; het luistert of het luistert niet. Maar eigenlijk valt het vrijwel altijd mee. Behalve die ene keer – ik zeg niet waar – toen er 10 man op de rand van het podium zat toen we opkwamen. We moesten echt roepen “We gaan beginnen, hoor!” En die lui tijdens het concert maar schreeuwen: “Hé! AC/DC!”
WiM: Jullie project Me & Stupid, voor de serie In A Cabin With…, kende ook heel geschikte nummers voor Bettie Serveert-concerten. Doen jullie daar ook iets mee?
Carol: Het nummer Receiver staat ook op Oh, Mayhem!, in een andere versie.
Peter: We hadden drie opties waar we die plaat op konden nemen: Canada, Mexico en Australië. Canada was al bekend, dat viel af. In Mexico was net de Mexicaanse griep uitgebroken. Dus werd het Australië. Via de tourmanager van Buffalo Tom, die we kenden, kwamen we in contact met een bassist en een drummer. Die hadden voor ons ook juiste muzikale achtergrond. Ze speelden alles heel snel mee. We werkten daar twee dagen van 12 tot 6 en toen waren we eigenlijk al klaar. We hebben ook opgenomen in Byron Bay, waar we een zwembad en een strand tot onze beschikking hadden. Dat was mooi want het was 30 graden.
Carol: In Byron Bay hebben we met twee singer-songwriters opnamen gemaakt en heeft Jesse (Beuker, een van de mensen achter In A Cabin With…) nog op een nummer gedrumd. Het ging allemaal heel vlot. Ik weet nog dat ik ’s avonds op mijn hotelbed zat en nog heel snel teksten moest schrijven.
WiM: Verkopen jullie nog veel? Of merk je dat nog maar weinig mensen cd’s kopen?
Peter: We mogen niet klagen, al is alles wel relatief, vergeleken met vijftien jaar geleden. Er wordt natuurlijk veel op iTunes gekocht. Het publiek neemt ook wel cd’s mee om te laten signeren.
Carol: Of de mensen hebben de cd’s niet meer en kopen ze weer bij concerten.
WiM: Zijn er nog bands waar je je mee verbonden voelt? Generatiegenoten, of jongere bands?
Peter: De meesten zijn er niet meer, alhoewel, Claw Boys Claw is er nog. En Hallo Venray… Die hebben schitterende platen gemaakt. Ik was echt een superfan van hun beginplaten. Heb nog een keer gesolliciteerd bij Hallo Venray na veel bier. Maar ze hadden natuurlijk al twee gitaristen.
Carol: De Artsen en Hallo Venray deden vaak dubbelconcerten. We zijn nog steeds vrienden. Peter en ik hebben vorig jaar nog samen het voorprogramma gedaan in Deventer, bij een kerstoptreden.
Peter: Blues Brother Castro is een goede band. Die verdienen meer.
Carol: Tim Knol is een geweldig joch met een mooie stem.
Peter: Je moet het wel weer onderzoeken. We hebben echt een jaar ‘onder de grond gezeten’ toen we aan dit album werkten.
WiM: Een band als Yo La Tengo bijvoorbeeld, daar moeten jullie ook wel wat mee hebben. Die komen weer naar Nederland volgend jaar.
Peter: Bands als Yo La Tengo, Pavement, Guided By Voices kennen we, die kwamen allemaal uit de Matador-stal. De mensen van dat label zagen het altijd héél scherp.
Carol: We hebben daar nog mee op een speciale avond gestaan, op een Matador showcase.
Peter: Dat was echt een soort ‘stroming’. Dat had je in Antwerpen ook op een gegeven moment. Toen Carol daar woonde.
Carol: Ik woonde beurtelings in Antwerpen en Amsterdam… dEus, Metal Molly, Millionaire. Dat was ten tijde van Chitlin’ Fooks met Pascal Deweze van Sukilove.
Peter: We werkten ook met de violist en cellist van Die Anarchistische Abendunterhaltung (DAAU).
Carol: Geef die gasten een nummer….
Peter: Men zei dat die jongens wegliepen zodra ze zich verveelden. Ik gaf ze één toetsaanslag en ze begonnen direct muziek te schrijven. Nou, luister maar naar Private Suit en wat daar allemaal gebeurt. In Canada had je ook zoiets: verschillende bands en projecten die samen dingen deden… Arcade Fire, Broken Social Scene. Ik merkte dat daar de emotie weer vooraan stond. Dat was een beetje weg uit de muziek sinds Sebadoh. Je kunt van Sebadoh een compilatie maken en je hebt een van de beste platen aller tijden.
Carol: We hebben Lou Barlow (Sebadoh) in Boston ontmoet. Hij kwam naar ons kijken en was heel verlegen, met het hoofd gebogen. Hij wilde na afloop eigenlijk naar huis. Niet omdat hij het niet leuk vond maar omdat hij zo geïnspireerd was geraakt dat hij direct wilde gaan schrijven! In Amerika is Boston ons hoofdkwartier. We hebben daar een backline staan en beginnen en eindigen onze tournees daar altijd.
Peter: Onze eerste Engelse toer was met Belly. In een hotel in San Francisco ontmoetten we de Smashing Pumpkins tijdens de lunch. Die vroegen of ze op de gastenlijst mochten. We zijn ook een paar keer gevraagd als voorprogramma van Pearl Jam… Waarom is dat eigenlijk nooit doorgegaan? Wie heeft daar nee tegen gezegd?
WiM: Zijn er nog bands waar je zelf graag in het voorprogramma van zou willen staan?
Carol: Die zijn er altijd wel, maar we hebben al veel mogen doen: Dinosaur Jr., Wilco en Jeff Buckley, vlak voordat hij beroemd werd. Je merkte toen al dat er iets begon te borrelen rondom hem. Met Counting Crows speelden we voor 10- 20.000 man. Die hadden een hele crew. Het waren echt dorpen die zich verplaatsten. Ja, de muziek was vrij safe, mainstream, maar het waren allemaal schatten van mensen. We speelden in zogenaamde ‘sheds’, heel grote buitenpodia, overdekt maar aan de zijkant open.
Peter: We waren vorig jaar bij Buffalo Tom in hun kleedkamer in de Melkweg om een verjaardag te vieren en hadden nu veel meer tijd om te praten dan vroeger, toen we samen toerden. We hebben ooit 10 weken in Amerika en Europa samen opgetrokken met een tourbus. Op een gegeven moment, in Engeland, brak de griep uit in de bus…. Het begon bij de drummer die pijn in zijn arm kreeg en later had de hele bus het.
Carol: Ik ben toen verder met de crew-bus gereisd.
WiM: Er komen weer mooie gitaareffecten voorbij op de nieuwe plaat. Soms zwevend, dan weer ‘treitergitaar’.
Peter: Ik heb geen conservatoriumachtergrond. Ik kick echt op ‘sound’. Zit vaak te prutsen met elementen enzo…
Carol: Hij zat net ook weer te solderen in de kamer hiernaast.
Peter: …en je hebt natuurlijk allemaal mooie effectenpedaaltjes…
Carol: Live krijg je de ‘tapdance’ er gratis bij! We geven ook namen aan je geluiden. Zoiets als “dat geluidje van de witte muizen”
Peter: … er is een ‘eend’, ‘een walrus’… Mijn effectenback is nu wel vol.
Carol: Op een gegeven moment was Peter de vergelijkingen met Neil Young een beetje zat. Hij wilde zijn vocabulaire verruimen en dat is heel goed gelukt. Luister bijvoorbeeld naar het einde van Tuf Skin, daar zit een hele mooie ‘contra-melodie’ tegen de zanglijn. De rest van de band is echt fan van het gitaarwerk op de nieuwe plaat. Ik houd zelf altijd vast aan mijn uiteindelijke zanglijn. Dat is een anker voor Peter. Hij verzint daar dan van alles bij. Zijn stijl kun je het best omschrijven als ‘muscle & melody’.
WiM: Het is een clichévraag maar hier komt ie toch: zijn er ook gitaristen die jou echt in vuur en vlam hebben gezet, die je écht geïnspireerd hebben?
Peter: Nee. Het gaat bij mij om het liedje. Ik ben geen gitaar nerd. Steve Vai, Joe Satriani… Ik ben ooit wel naar Satriani wezen luisteren. Die had zo’n gitaar met een handvat, zo’n kratje Heineken. En ik maar denken: “Wat een lange intro, wanneer komt het nummer nou?” Maar dat was het nummer. Nee, het gaat bij mij dus echt om het liedje. En ik ben een fan van Carols zang.
Carol: Peter en ik zijn fan van elkaar. Ach, de hele band is fan van elkaar.
Peter: Toch hebben Carol en ik ooit wel eens slaande ruzie gehad.
Carol: Nou, niet letterlijk ‘slaande’.
Peter: Muzikale meningsverschillen.
Carol: Je was net gestopt met roken.
Peter: Toen ik daarna alleen naar de muziek zat te luisteren en de zang van Carol hoorde zei ik tegen mezelf: “Je moet oppassen…”
WiM: Boren jullie nog steeds nieuw publiek aan na al die jaren?
Peter: We hadden in 2004 Voicst als voorprogramma en dat was voor ons heel goed. Zij waren vaak superfanatiek en daar moesten wij weer overheen. Onze drummer Joppe (destijds achter de kit bij Voicst) brengt ook zijn eigen fanschare mee. Hij heeft de ‘energie-factor’ echt vergroot.
Carol: We hebben met de band wel vaker het gevoel gehad een nieuw hoofdstuk te beginnen. En sinds Joppe er bij is, voelt het ook weer als een nieuw hoofdstuk. Voor ons blijft het eigenlijk allemaal net zo nieuw als vroeger!