×

Interview

10 september 2019

De oerkracht van James Brandon Lewis

Geschreven door: Dick Hovenga

Tenorsaxofonist James Brandon Lewis is een bijzonder fenomeen. Eigengereid in alles wat hij doet bereikt hij verrassenderwijs een steeds groter publiek. Met zeven platen in zes jaar is hij één van de meest productieve muzikanten binnen de jazz en aangezien niet een plaat als de ander klinkt nog extra opvallender. Met An Unruly Manifesto, alweer een nieuw album, met onder meer new, cool Chicago trompettist Jamie Branch als gast, nu vers in de winkels en een optreden op North Sea Jazz 2019 voor de boeg, is het een prima moment om Lewis te bellen. Dat hij een uitgesproken muzikant is die het hart op de tong heeft wisten we nog van onze laatste gesprek na zijn concert op Brugge Jazz. Daar gaf hij een flink stevig concert waar de rol van gitarist Anthony Pirog, aan Lewis en zijn trio vastgeplakt, prominent was en waar er met vaart en op flink volume de kalk van de muren werd gespeeld. Of het nu echt heel goed was of overweldigend, kan ik me niet eens meer heugen eigenlijk maar Lewis stond erbij als een rots in de branding met vurig en super strak spel. Indrukwekkend. En toen ik hem dat na afloop vertelde lachte hij zo relaxt dat ik het bijna niet kon geloven. Mister cool himself.

Als we elkaar uiteindelijk begin april spreken, zit hij rustig thuis in Brooklyn en gaan we eigenlijk verder waar we in december gebleven zijn. ‘Gaan we door over politiek en de staat van Amerika of gaan we over muziek praten?’ is zijn eerste vraag als we elkaar via Skype zien. Als ik aangeef dat we eerst maar even over muziek moeten gaan praten en dan wel zien waar we het verder over gaan hebben kan ik nog niet vermoeden dat Lewis en ik uiteindelijk twee en een half uur blijven doorpraten en er meer voorbij komt dan ik ooit voor dit artikel kan vermelden.

Duidelijk is gelijk hoe blij hij is met het punt waar hij nu als muzikant zit. ‘Hoe moeilijk een carrière binnen de jazz starten kan zijn hoef ik niemand die zich daar mee bezig houdt uit te leggen. Je moet je plek verdienen en verschrikkelijk veel blijven oefenen om je plek in de jazzwereld op te eisen. En heel erg beschikbaar zijn om in te vallen waar mogelijk. Gelukkig ligt hard werken in mijn aard en met muziek bezig zijn is het mooiste dat er is. Natuurlijk was het mooi dat ik al vroeg in mijn muzikale ontwikkeling in contact kwam met Wulf Mueller, de in Madrid wonende jazzveteraan achter Okeh Records, toen net de jazz imprint van Sony, en hij me vroeg een nieuw album voor ze te maken. Dat was Divine Travels (2014) en het bleek een markeerpunt. Ineens wist de pers me wel te vinden waar dat met mijn debuut Moments (2010), het album waar Mueller enthousiast en geïnteresseerd in mij/ons was geraakt, nog echt niet het geval was. En er kwamen optredens. Ook in Europa en zoals je weet is voor Amerikaanse jazz muzikanten Europa de geweldigste plek om te spelen. Veel verschillende landen en jazzculturen en veel clubs op berijdbare afstanden.

Met Days of FreeMan (2015), mijn tweede album voor Okeh, was het daarna echt raak. Het was voor mij ook het album waaraan ik voelde dat alles klopte. Mijn gevoel en liefde voor jazz gemixt met de hiphop en funk uit mijn jeugd met veel persoonlijke gesproken opnamen tussendoor. Die opnamen met mijn oma, natuurlijk afgeraden door bekenden, zijn me zo ontzettend dierbaar. Ze maken voor mij het album tijdloos en persoonlijk compleet. Het album was mijn manier me echt aan de wereld te openen en, hoe gelukkig, bleek het ook mijn doorbraak naar een groter publiek. Verrassend genoeg liet Sony (toch ook eigenaar van Okeh) de deal verlopen (en dat lag niet aan Wulff Mueller) en was ik na dat album labelvrij. Ervaren door de deceptie maakte ik het jaar daarop maar op eigen kracht en geld het album No Filter, waarvoor we gitarist Anthony Pirog vroegen mee te werken. Om kosten te besparen brachten we het album alleen digitaal uit. Hoewel ik liever een label heb dat dat ook fysiek doet, al is het maar klein, dat maakt me niets uit eigenlijk. Dat is eigenlijk dus precies wat er gebeurde met het album dat ik met Chicago jazz legend drummer Chad Taylor opnam en uitbracht via het kleine Belgische Off label. Maar het enthousiasme van labeleigenaar Alain Lefebvre was zo groot dat het heel goed voelde. En mijn nieuwe album An Unruly Manifest komt dan weer uit via het kleine New Yorkse platenlabel Relative Pitch Records van Mike Panico en Kevin Reilly. Als ze groot liefhebber van mijn muziek zijn heb ik dat veel liever dan een groter label dat vooral veel belangwekkende muzikanten in zijn stal wil hebben’.

jbllive

‘Via het internet en via onze gezamenlijke contacten weten ze de journalisten te vinden die de wereld bekend met het album’, vertelt Lewis verder. ‘De muziekwereld is zo wezenlijk veranderd de afgelopen jaren dat een nieuw album uitbrengen iets heel anders is als spelen. Je maakt je naam met een aantal platen en vervolgens kun je jaren onderweg zijn. Op het podium bouw je je naam dan verder uit. Liveoptredens zijn altijd het belangrijkste in de jazz en voor de muzikanten geweest, maar nieuwe albums maakten daar voorheen een veel groter onderdeel van uit. Ik kan me nog goed heugen dat ik twee jaar terug op North Sea Jazz speelde en de zaal bomvol stond. Ik denk dat er daar een zeer goed verhaal rond ging over mij, al kan ik me even niet meer heugen welk optreden daar de basis van was. We speelden een heel vrij optreden met veel dynamiek en het publiek bleef hangen, was echt super enthousiast. Dat was voor mij zo’n levens veranderend moment waarop ik wist dat we nog veel naar Nederland terug zouden blijven komen. Een heerlijk gevoel was dat’.

We krijgen het over zijn krachtige stijl van spelen. ‘Je ontwikkelt je als muzikant nooit zoals je verwacht. Tenminste ik niet. Toen ik begon met spelen had ik geen flauw idee waar ik precies naartoe zou gaan. Natuurlijk heb je je helden maar daar wil je je niet te bewust aan spiegelen. Je probeert je eigen stijl te vinden en dat doe je door uit te proberen, soms terug te vallen op je vaste waarden, maar dan gelijk weer door te trekken naar iets nieuws en onbekends. Muzikanten als Chad Taylor of Anthony Pirog, om er maar een paar te noemen, trekken me altijd uit mijn comfort zone daarom speel ik zo graag met hen. Daarnaast laat ik me net zo door de jazz als door klassieke muziek beïnvloeden. Mijn klassieke held is absoluut Antonin Dvořák. Wat hij voor muziekstructuren heeft uitgedacht en uitgeschreven is zo wonderbaarlijk interessant dat ik met het uitzoeken daarvan de rest van mijn leven bezig zal zijn. Daarbij is wat ik doe niet te vergelijken ook. Als mensen me vragen hoe ik mijn eigen stijl in spelen en componeren omschrijf kan ik dat eigenlijk niet echt uitleggen. Ik zoek al jaren naar een goed omschrijving daarvoor. Ik ben nu in staat om het uit te leggen als ‘dat sommige mensen het glas half vol of half leeg hebben en dat het bij mij voelt alsof ik het glas helemaal kapot heb laten vallen en dat ik daarna alle stukken aan elkaar gelijmd heb’. Dus in reflectie dat ik al mijn invloeden achter me gelaten hebben van alle flarden van muziek die in mijn hoofd zit nieuwe muziek componeer en maak.

jbl22

‘Ik pak de laatste jaren elk nieuwe album als een afzonderlijk project. Er zit altijd muziek in mijn hoofd eigenlijk, van ’s ochtend bij het opstaan totdat ik naar bed ga. Er is zoveel wat ik wil doen en er zijn zoveel muzikanten waar ik mee wil werken dat alles als vanzelf anders klinkt als datgene wat ik daarvoor heb gemaakt. Maar ik wil gewoonweg alles waar ik in geloof vastleggen. Dat heeft zeker ook te maken met de jazzmuzikanten waar ik de liefde voor jazz vandaan gehaald heb en die er niet meer zijn. Iemand als Charlie Haden bijvoorbeeld, een waanzinnig groot voorbeeld die immer het muzikale avontuur zocht dan weer prachtig melodieus tot het allermooiste basspel kwam dat de jazz ooit gekend heeft. Ik kon het dan ook niet laten om een compositie voor het nieuwe album Haden Is Beauty te noemen. Een compositie die mijn systeem gewoonweg uit moest nadat ik van zijn dood hoorde. Maar even terugkomend op wat ik eerder zei is het natuurlijk een beetje raar maar wel waar dat ik op mijn leeftijd (36 jaar) al eraan denk om zoveel mogelijk vast te leggen en dat in zo’n vaart doe ’.

Zijn eigen quote ‘Er zit altijd muziek in mijn hoofd eigenlijk, van ’s ochtend bij het opstaan totdat ik naar bed ga’ maakt hij vervolgens nog even waar terwijl we op Skype zitten te praten. Mooi hoe technologie zich over de jaren ontwikkeld heeft en je via een loepzuivere Skypeverbinding, met maar een heel klein beetje vertraging, met elkaar ‘face to face’ kunt communiceren. Maar hoeveel mooier is het dan ook nog dat de muzikant waar je mee praat dan tijdens het gesprek zo enthousiast wordt dat hij de camera van zijn laptop even zo zet dat hij, gezeten achter de keyboard, wat nieuwe ideeën kan laten horen. ‘Het zijn alleen nog maar impressies van wat nieuwe songs gaan worden’ zegt hij vervolgens. ‘Ik denk dat ik mijn klassieke geest wat meer heb laten dwalen over mijn nieuwe werk, maar je weet nooit hoe alles uiteindelijk zal worden opgenomen. Alles heeft dan ook nog eens te maken met wie ik die nieuwe stukken opneem. Alles’.

Foto front: Diane Aliford