×

Interview

20 november 2020

De begeesterde terugkeer van Matthew Halsall

Geschreven door: Jordi De Beule

Label: Gondwana Records

Door omstandigheden verdween Matthew Halsall een tijdje van de scene, maar op het heerlijke Salute to the Sun staat de trompettist er weer helemaal. Wij spraken met de Mancunian over zijn opvallend parcours, zijn helden en oude trompetten.

WiM: Je hebt een nieuwe band en koos er voor om je tijd te nemen voor dit album. Zo kwamen jullie wekelijks samen om te werken aan nieuwe muziek en hadden jullie een vaste plek voor een maandelijks optreden in Manchester. Hoe ging dat in zijn werk?

Het was belangrijk voor mij om regelmatig in mijn eigen stad te kunnen spelen. Toen ik op zoek ging naar nieuwe bandleden, trok ik naar de jams in Manchester om te horen welke muzikanten hongerig waren, wie er zin had om dezelfde soort muziek te spelen. Ik vond een aantal ongelooflijk getalenteerde twintigers die een heel eigen energie naar de band brachten. We repeteerden elke donderdag in de studio bij mij thuis en ik zorgde telkens dat ik 3 à 5 composities klaar had om uit te proberen. We gingen echt allerlei kanten op en in feite hebben we al materiaal voor nog eens twee albums, waaronder één dat meer in die diepe jaren ‘70 sfeer zit zoals het laatste nummer op Salute to the Sun. Veel van die nummers die we probeerden, lagen al een tijdje in mijn schuif, maar wat je hoort op Salute to the Sun is allemaal het voorbije jaar ontstaan.

WiM: Je vond onder meer inspiratie in schilderijen van Rousseau en Gauguin. Hoe breng je dit over op de band?

Ik hou inderdaad van de sfeer in hun tropische landschappen. Maar wat ik vooral deelde met de band waren enkele field recordings uit het regenwoud. Ik wilde organische muziek maken, met meer houten instrumenten zoals de kalimba. Ons proces was daardoor best speels. En als solist was het zeker genieten omdat je toch graag eens boven een ander geluid speelt. Kijk naar Miles Davis en hoe die op elk album helemaal anders klonk.
Een deel van de inspiratie kwam ook van een workshop die ik eens gaf in een lagere school met Pee Wee Ellis en Rachel Gladwin, de harpiste van het Gondwana Orchestra. We hadden enorme zakken vol percussie-instrumenten mee en de kinderen mochten er één uitkiezen en nadenken over een dier of ding uit de jungle en hoe dat dan zou klinken. De sfeer die zij toen schepten, blies me echt van m’n sokken. Zo atmosferisch en creatief. Het was heerlijk om daarover te spelen. 

WiM: Je haalde net Rachel Gladwin aan. Op je nieuwe plaat is het Maddie Herbert die harp speelt en zo de wereld van Alice Coltrane oproept. Het deed er me aan denken dat ik op Journey to the Mountain of Forever van Binker & Moses met Tori Handsley ook al een geweldige Britse harpiste had gehoord. Is er dan zo’n sterke harptraditie in Groot-Britannië?

Je hebt wel een punt. Het maakt natuurlijk deel uit van onze traditionele muziek en er zijn heel wat klassieke conservatoria. Tijdens of na hun studies maken die muzikanten wel eens de oversteek naar jazz. Chris Illingworth, de pianist van GoGo Penguin, is daar zo’n voorbeeld van. Maar ja, die harpen… Toen ik Rachel ontmoette, zat ze zelfs in een heus harptrio! Maddie leerde ik dan weer kennen als studente. Ze stuurde me een bericht dat ze een versie wilde brengen van Fletcher Moss Park, een compositie van mij uit 2012. Ik stuurde haar de partituren en ze paste het aan voor een big band zowaar. Het was echt prachtig. Dus ja, ik ken Maddie al een tijdje. Ik loop haar ook altijd tegen het lijf wanneer ik naar een concert ga. We’re into the same stuff. 

WiM: Het is gekend dat Alice Coltrane en Pharoah Sanders twee van je muzikale helden zijn. In je laatste radioshow op Worldwide FM, stelde je dat Lonnie Liston Smith ook tot je top-5 hoort.

O ja, Lonnie is geweldig! We gingen ei zo na een album maken, wist je dat? Toen Into Forever uitkwam, werd Badder Weather, één van de nummers, regelmatig op de radio gespeeld. Dit gebeurde ook op Jazz FM toen Lonnie in de studio zat en hij was er zo weg van dat de producers me mailden dat ik zeker eens contact moest opnemen. Dat heb ik natuurlijk meteen gedaan. Er waren plannen, maar Lonnie woont niet om de hoek en ik was toen veel aan het touren in Europa. Als hij nog eens deze kant uit komt, ga ik hem zeker weer contacteren. Lonnie. Liston. Smith. Ik was nog jong toen ik voor de eerste keer zijn muziek hoorde. Mijn broer had een hele collectie CD’s met muziek uit de seventies: Curtis Mayfield, Isaac Hayes,… En dan ineens Expansions! Die percussie, de belletjes, de verschillende geluidslagen en natuurlijk de Fender Rhodes… Alles was goed aan die plaat.

WiM: Hij speelde met Miles Davis, Art Blakey, Pharoah Sanders, Rahsaan Roland Kirk en toch is het iemand die wel eens over het hoofd wordt gezien, toch?

Dat is zo gek. In jazz is het moeilijk om echt groot te worden. Er zijn zoveel ongelooflijke muzikanten, maar om de status van bijvoorbeeld Kamasi Washington te krijgen, moet er echt veel samenkomen. Je release moet een bepaald momentum krijgen en dat is niet evident.

WiM: Je spreekt hier ook met de ervaring van een labeleigenaar. Toen ik naar je radioshow luisterde, vroeg ik me af hoe al je rollen (muzikant, dj, bandleider, componist, labelbaas) met elkaar communiceren.

De radio is voor mij een mooi platform om de muziek van Gondwana Records te delen, interviews te doen met artiesten en muziek te spelen die me inspireert. Weet je, het label vraagt veel werk maar we doen het met een passie. Nu werken we bijvoorbeeld aan een nieuwe studio die echt een thuis moet worden voor alle Gondwana-artiesten. Daar droom ik al lang van. Het betekent wel dat ik elke dag van 9 tot 7 bezig ben en dat ik het allerbelangrijkste uitstel tot het laatste: trompet spelen komt er meestal pas van om 6 uur. Ik wil dat mijn hoofd leeg is om me echt te kunnen concentreren op mijn muziek.

WiM: Vóór deze plaat kon je door gehoorproblemen meer dan een jaar niet spelen. Als trompettist verlies je dan veel spierkracht. Ambrose Akinmusire vertelde me een keer dat hij na een week vakantie, maanden nodig had om weer op niveau te geraken. Hoe was het voor jou om weer opnieuw te beginnen? 

Ik had er in feite al ervaring mee. Toen ik 17 jaar oud was, ben ik ook eens gestopt. Toen was ik de trompet echt moe, maar ik bleef wel bezig met muziek. Ik ging studeren voor geluidstechnicus en raakte helemaal verdiept in de artiesten op Warp Records. Ik kocht een heleboel synthesizers en leerde ze programmeren. Maar na een drietal jaar kreeg ik toch weer zin om het podium op te gaan, om met een band te spelen voor een publiek. Als electronic producer was mijn leven maar eenzaam, weet je.
    Deze keer stopte ik om andere redenen. Ik moest mijn oor de tijd geven om te genezen en hield er rekening mee dat ik nooit meer zou spelen. Mijn plan B was om kunstschilder te worden, maar gelukkig werd mijn gehoor geleidelijk aan weer beter.

WiM: Wacht, dus je schildert? 

Zeker, maar niet zoveel als vroeger. Als jonge gast had ik zelfs enkele expo’s. Je moet weten dat mijn broer kunstenaar is en mijn vader is een kunstleraar, dus het zit wel wat in de familie. Maar goed, toen mijn gehoor terugkwam, wist ik wel wat ik moest doen. Ik kon terugvallen op heel wat oefeningen die mijn wijlen trompetleraar me meegaf. Erg klassieke dingen vaak. Het was slechts zaak om geduldig en systematisch op te bouwen: eerst 5 minuten per dag, dan 10 minuten, tot je weer 2 en zelfs 3 uur per dag kunt spelen en weer op dezelfde of zelfs betere plek bent als voorheen. Ik kocht ook enkele trompetten om het interessant te houden voor mezelf. Ik haalde een pocket trumpet in huis en een mooie oude 1954 Martin Committee, het type waar Miles ook op speelde in de late jaren ‘50. 

WiM: Speel je die trompet ook op de plaat? 

Op de plaat speel ik een P. Mauriat PMT 700, een Taiwanese trompet van een fabrikant die gek genoeg vooral saxofoons maakt. Ze vlogen me over om de trompet te proberen en enkele concerten te spelen. Er waren een aantal verzoekjes die ik vriendelijk geweigerd heb (lacht), maar ik was wel meteen overtuigd van het instrument. Ik kan er echt m’n stem in kwijt en dat is het belangrijkste.

WiM: Je speelt met veel gevoel een stijl die we kunnen bestempelen als spiritual jazz. Het is een etiket dat steeds meer wordt bovengehaald, maar bij jou klopt het verhaal ook echt. Zo verwijst Salute to the Sun naar je tijd op de Maharishi School. Vertel eens over die cruciale periode.

Ik groeide op in Leigh, best een ruige, industriële plek. Maar toen ik 14 was, verhuisden we naar het platteland en daar schreven mijn ouders me in op Maharishi School. Naast het doorsnee lessenpakket was daar ook plaats voor meditatie, Oosterse filosofie, Oosterse gezangen,… En elke schooldag begon met een groet aan de zon. Na Leigh was dit een verademing. De studenten stonden open voor wie ik was, hadden een ongelooflijke energie en waren erg creatief. Net als hun ouders. Bij mijn beste vriend thuis hadden ze een enorme platencollectie en een studio op zolder. Zijn vader en moeder volgden de dj-cultuur op de voet en het was via hen dat ik Mr. Scruff leerde kennen. Tijdens één van zijn sets hoorde ik You Got to Have Freedom en zo ben ik alles gaan opzoeken van Pharoah Sanders, wat me dan weer bij Alice Coltrane bracht. Op dat moment speelde ik al jaren trompet, sinds mijn zesde, en toch had ik nog nooit zoiets gehoord. Die instrumentatie, die energie,… De ontdekking van spiritual jazz gaf mijn leven een nieuwe richting.

WiM: We volgen je op de voet. Bedankt!