Vijftiende editie TakeRoot boordevol juweeltjes
Zoals ieder jaar zat de sfeer er tijdens het TakeRoot Festival in de Oosterpoort in Groningen afgelopen zaterdag 15 september weer goed in. Dit jaar vierde het festival haar 15-jarige bestaan en deed dat onder andere met hoofdacts Wovenhand en Calexico en de grote verrassing van die avond; Jamie N Commons.
Het festival opent die middag met Dan Stuart en zijn Mexicaanse band Sacri Cuori. Stuart is vooral bekend als frontman van de post punk, altcountry en rockband Green On Red en als helft van het duo ‘Danny & Dusty’ samen met Steve Wynn. Dan Stuart’s solocarrière startte pas in 1995 en bracht onder eigen naam een drietal platen uit, waaronder het recent verschenen The Deliverance Of Marlowe Billings, waarvan hij, naast repertoire van zijn Green On Red periode, verscheidene nummers ten gehore brengt. Nadat Sacri Cuori eerst een instrumentaal nummer ten gehore brengt, verschijnt Stuart halverwege het tweede nummer zelf ten tonele. Hij heeft er duidelijk zin in en gaat meteen helemaal op in de muziek. Naast fijne swingende Mexicaanse riedeltjes heeft Dan ook een sound die stamt uit de jaren ’70. Een vuigere meer rocky sound en doet soms denken aan Crosby, Stills, Nash & Young. Over deze laatste gesproken: Stuart komt af en toe erg dichtbij het stemgeluid van Young, inclusief het ongelooflijk knauwende accent. De singer-songwriter vermaakt het publiek met hier en daar een praatje tussendoor en zijn enorme enthousiasme waarmee hij op het podium staat. Tevens bedankt hij hen door te zeggen dat het zo fijn is dat ze zo geduldig en stil zijn. De band zet een waardig eerste optreden van die dag neer en brengt de muziek op sfeervolle wijze. Een goede warming-up voor wat nog komen gaat.
Onderwijl Doug Paisley in de kleine zaal optreedt, staat in de grote zaal de eigenaardige zangeres Meschiya Lake met haar band The Little Big Horns. Met een gevuld glas en een fles champagne in de hand verschijnt er een meer dan bijzondere dame op het podium. Net als haar muziek, dat stamt uit begin twintigste eeuw, ziet Meschiya eruit als een pin-up girl met zwarte eyeliner, rode lippen en opgestoken haar zoals dat in die tijd mode was. Tevens is haar lichaam versierd met uitbundige tattoos op haar armen, borst en enkels en zelfs boven haar wenkbrauwen en draagt ze een enorme ketting om haar hals. Een mooie verschijning met een paar benen die tot haar oksels komen. Ze zal menig mannenhart sneller doen kloppen. Met een typisch lachje, een zelfgenoegzaam en wat arrogant gezichtje werpt ze steelse blikken de zaal in wanneer haar band de eerste noten inzet van een typische ballroom jazz sound. Wanneer ze haar mond open doet blijkt die zelfgenoegzaamheid ook wel terecht, al is het jammer dat ze op die manier toont dat ze weet dat ze goed is. Er komt een ongelooflijk kraakhelder en krachtig geluid uit haar strot, heel soepeltjes, alsof het niets is. Haar stem is zelfs zo krachtig dat ze boven de monitors uitkomt en misschien wel helemaal geen microfoon nodig heeft. Wat ook blijkt wanneer ze bij één nummer ver van de microfoon gaat staan en haar stem nog steeds luid genoeg is zodat iedereen in de zaal haar kan horen. Het publiek moet eerst een beetje wennen aan deze pittige tante met haar eigenaardigheden en champagne die er redelijk in gaat als zoete koek (al wisselde ze die later ook af met water), maar met de minuut waarderen de mensen haar meer en worden steeds enthousiaster. De muziek is lekker uptempo jazz waarbij je gewoon niet stil kunt blijven staan. Bovendien bestaat de band uit topmusici. Geen noot gaat fout, stuk voor stuk zijn ze ijzersterk in wat ze doen en zijn verdomd goed op elkaar ingespeeld. Ze zitten er met een houding die net zo relaxt is als de muziek die ze maken; nonchalant, soepel en net als de stem van mevrouw Lake, alsof het niets is. Met z’n vijven (twee gitaristen, een tubist, drummer en saxofonist/klarinettist) plus Meschiya met een strot waar je u tegen zegt, spelen ze in een gouden formatie van een behoorlijk niveau. Een band om heel goed in de gaten te houden!
Op dezelfde tijd als Meschiya Lake staat in de entreehal de meer ingetogen band Big Harp. Big Harp draait om plattelandsjongen Christ Senseney, die de zang en gitaarpartijen op zich neemt, en zijn vrouw, bassiste Stefanie Drootin. Verder spelen ze alleen nog met een drummer. Samen maken ze een prettige mix tussen melancholische folkliedjes, een beetje country en soms een vleugje jazz en rock. Het is een intieme setting waarbij het publiek verwonderd blijft staan kijken en luisteren naar Senseney die een zeer diep donkere stem heeft waarmee hij zijn nummers een extra lading en emotie geeft en daarnaast meesterlijk verhaaltjes kan vertellen door middel van de teksten die hij schrijft. Hij gaat zo op in de muziek dat hij af en toe, wanneer een nummer een rocktwist krijgt, een enorme uitspatting heeft en als een bezetene tekeer gaat op zijn gitaar. Grappig om te zien is ook de tengere, iele Drootin die op haar gigantische bas ook aardig tekeer kan gaan.
Liefhebbers van psychedelische rock komen ook dit jaar, net als de afgelopen twee jaar aan hun trekken. In 2010 programmeerde de organisatie van TakeRoot nog Black Mountain en vorig jaar Kurt Ville & The Violaters. Dit jaar is het de beurt aan de jonge band Sleepy Sun, die overigens hun inspiratie haalt uit bands als Led Zeplin en wederom Black Mountain. Ook een vleugje Kurt Ville hoor je zeker in de muziek van Sleepy Sun terug. Het blijft toch een apart genre, dat psychedelische rock. Het moet je liggen, anders is het al gauw ontoegankelijke technische muziek met een hoop effecten en gefreak. Met een gemartelde depressieve blik, die schijnbaar in deze tijd bij psychedelische bands hoort, komt zanger Bret Constantino op onder een luid kabaal van de band. In het begin is de zang nauwelijks te verstaan, mede door de galm die expres toegevoegd is, maar gelukkig wordt dit na een aantal nummers verholpen en komt de, duidelijk jonge, maar heldere, soms ietwat hese stem van Bret wel goed uit de verf. Af en toe klinkt zijn stem net als de muziek van Sleepy Sun, gekweld, vervuld van ongenoegen en ongeïnteresseerdheid. Ook de sombere kleding en uitstraling van de rest van de band versterkt dit effect nog eens. Wederom hoort dit kennelijk bij het genre. Het publiek, dat op dat moment uit opvallend veel jonge mensen bestaat, lijkt het in ieder geval niet te storen. Ook de vreemde bewegingen alsof de band zelf psychedelica geslikt heeft en het headbangen waardoor het haar constant voor de ogen hangt, met name bij gitarist Matt Holliman, stoort het publiek geenszins. Na een hoop effecten op gitaar en gefreak op synthesizers pakt Constantino ook nog even een akoestische gitaar om na al dat geweld wat meer rust in de tent te brengen. Niet verkeerd. De band is goed in zijn genre, maar als je er niet van houdt is het een bak herrie waar geen touw aan vast te knopen is.
TakeRoot zou TakeRoot niet zijn als het niet een opkomende artiest zou programmeren die het altijd na dit festival opeens heel goed doet in de rest van Europa. Niet voor niets is de ondertitel van dit Americana festival, ‘Past, Present and Upcoming American Music’. Het snoepje van de avond, of de kers op de taart, is Jamie N Commons. Hij is pas 22 jaar, heeft Elvis Costello als zijn grootste fan en is begiftigd met en zeer bijzondere en volwassen stem. De bio luidt: ‘Voor liefhebbers van grootheden als Tom Waits, Mark Lanegan en Nick Gave is de Britse singer-songwriter Jamie N Commons een absolute aanrader.’ En dat is ook zo. Hij heeft een zware diep donkere stem en klinkt daardoor als een doorgewinterde artiest ergens tussen de 50 en de 60 jaar. Ook wanneer hij praat heeft Commons diezelfde zware diep doorleefde stem. Het publiek kijkt elkaar verwondert aan wanneer Jamie en band beginnen te spelen, meteen vanaf het begin klinkt het net alsof de twintigers al een jaartje of 30 misschien 40 samen spelen. Ze zijn ongelooflijk goed op elkaar ingespeeld en hebben een zuivere samenzang waar je kippenvel van krijgt, wanneer vervolgens Jamie zijn strot opengooit en zijn intens lage stem daaruit voortvloeit begint het publiek enthousiast te klappen en kijkt nog verbaasder dan toen de band net begon te spelen. Even verrassend is de zeer hoge vrouwenstem van de bassist, die overigens perfect matcht met Jamie’s lage stem. Commons en zijn kameraden maken southern rock met een vleugje gospel, country en folk van zeer hoog niveau. De hoofdacts Wovenhand en Calexico kunnen wel inpakken. De toon is gezet met deze jonge singer-songwriter. Bekende bands die werkelijk al een jaartje of 40 meedraaien kunnen aan deze jonge honden nog een puntje zuigen. Het is ongekend wat ze hier neerzetten, weldoordacht, rete strak en groots.
Mensen die zich niet in de grote zaal bevinden bij Jamie N Commons zoeken alvast hun toevlucht in de kleine zaal bij een intieme setting van singer-songwriter Sam Baker. Doodstil is het in de zaal die meer dan vol is. Liefhebbers staan zelfs voor de klapdeuren in de rij te wachten tot ze naar binnen mogen om een glimp op te vangen van de beste man. Intussen speelt in de foyer Howlin Rain, een band met een lekkere vuige 70s rocksound, inclusief lang haar, baarden, snoeiharde gitaarsolo’s en krachtige ietwat rauwe zang van frontman Ethan Millar. De band maakt een fijne mix tussen rock, blues en een sprankeltje psychedelische rock en speelt daarmee de tent plat. Wat een enorme energiekick!
Dan is het tijd voor de eerste hoofdact van de avond: Wovenhand. Bekend als frontman van 16Horsepower laat David Eugene Edwards zich voor zijn soloproject Wovenhand beïnvloeden door native American Music (Indianen muziek), neofolk, altcountry, post-rock, punk, industrial en folk rock. Met een onheilspellend, donker en mysterieus intro komt Edwards samen met zijn band in het half duister op. De zaal is afgeladen vol, maar niemand weet echt wat hij moet verwachten. Het intro duurt lang, de spanning wordt opgevoerd en opeens klinkt er een muur van geluid door de speakers wanneer de band begint te spelen. Het is bombastisch en veel te hard. Achteraf bleek het om 120 decibel te gaan, wat inderdaad veel te hard is, gezien de norm op 80 decibel staat, maar dit ter zijde. Wovenhand is overweldigend en apart en David Eugene excentriek met zijn rare hoofdschuddende bewegingen, zijn zenuwlijderige heen en weer geloop van en naar de microfoon en zijn vreemde zang (waar helaas niets van te verstaan is door de snoeiharde gitaar). De reacties van mensen zijn nogal verdeeld: de één haat het en vindt het veel te hard en de ander vindt het geweldig. Het publiek is in ieder geval wel geïntrigeerd en nieuwsgierig genoeg om te blijven staan. Te meer omdat deze man zo vreemd is, dan omdat hij echt goed is. Na afloop blijft men dan ook met een onbevredigend gevoel achter omdat het totaal onbegrijpelijk is waar de excentriekeling met zijn muziek naar toe wil en wat precies zijn boodschap is.
Voor wie gelijk in het begin al afhaakte bij Wovenhand kon zich vermaken met de Deense zangeres en pedalsteelgitariste Maggie Björklund of de verhalende liedjes van Jesca Hoop. In de foyer vermaakte Reigning Sound de TakeRoot gangers met lekkere Rock ’N Roll tot de echte hoofdact en tevens afsluiter van het festival, Calexico, begon. Na al het geweld van Wovenhand een welkome afwisseling. Samen met zijn vijfkoppige band maakt frontman Joey Burns er een waar feestje van met een sfeervolle mix van country, jazz, indie-rock en Mexicaanse muziek. De band staat met groot plezier op het podium en de heren weten stuk voor stuk de mensen te entertainen. Vooral de twee trompettisten maken daar een spelletje van door onderling wat te ouwehoeren en elkaar uit te dagen. Niet alleen zijn deze twee heren goed in entertainen, beiden zijn het ook nog eens multi-instrumentalisten en daardoor een waar genot om naar te kijken. Burns is alleraardigst naar het publiek toe en vermaakt hen onderwijl het stemmen van zijn gitaar met verhalen over het eten van haring en de zoektocht naar de oudste kaas die er maar is. Hij is er gek op en vraagt of iemand nog een tip heeft waar hij die kan vinden. Calexico bestaat uit topmusici die heel goed op elkaar ingespeeld zijn, goed weten waar ze mee bezig zijn en met hun swingende mix van Americana en ‘Mexicana’ een waardige afsluiter zijn. Kortom, TakeRoot zat weer boordevol juweeltjes en verrassingen waar we nog veel van gaan horen de komende jaren. Een geslaagd festival. Op naar de volgende 15 jaar TakeRoot!
Foto’s: Paul van Sonsbeek