×

Concert

14 november 2022

Le Guess Who? (zaterdag) – GNOD presenteert: Bloemen verwelken, handstand in wasmachine & bulldozerschrans

Een immens festival als Le Guess Who? (LGW) kan een bezoeking zijn voor FOMO-patiënten. Of een angst-en-beven zoektocht compleet met terra incognita’s van de here-be-monsters-soort, vol lege landkaarten en een aarde waar je misschien bang bent vanaf te zullen vallen. Overdaad kan ook wel eens schaden namelijk. Een beetje koers en richting is dan bepaald niet onwelkom. LGW bouwt sinds geruime tijd focus in, door een aantal bands te vragen een deel van het programma te cureren. Gevolg: minder doelloos hinkstapspringen en meer coherentie.

Op zaterdag speelt Idris Ackamoor met zijn Pyramids in de klassieke Vredenburgzaal, Romperayo en aanverwanten maken EKKO onveilig, de nacht is aan Lena Willikens en Kode 9 – het feest gaat zelfs door tot 7 uur ‘s ochtends. En je kunt terecht in De Helling waar de makkers van GNOD drie acts presenteren die in elkaars idiomatische verlengde liggen: tussen megalithisch toen, knerpend futurisme en ronkende machinerie anno nu in.

De GNOD-presentsavond wordt afgetrapt door Phil Masterson van Los Langeros, Damp Howl en Bisect, samen met GNOD-frontman Paddy Shine. Ze noemen zich als duo Moundabout: een muzikale verkenning van ‘liminal zones’, grensvlakgebieden tussen deze wereld en de volgende. Denk aan: doorgangshuizen, relieken uit het stenen tijdperk en knekeltuinen. Transitie, overgang, maar ook: dat wat blijft. Het album heet niet voor niets: Flowers Rot, Bring Me Stones.

Uit die aloude traditie peuren de twee een dreigende en bezwerende vorm van elektrische new folk die de luisteraar in een wiegende trance brengt, buiten tijd en plaats. Een spiraal als een slakkenhuis naar een voorouderlijke kern toe, of het afpellen van een ui tot er… tja, wat blijft er dan over? Masterson en Shine vooral als Professoren Barabas die in een halfuur tijd hun teletijdmachine presenteren. Gedachten gaan uit naar de Ierse orale folktraditie, naar veenlijken en eenzaamheid in overweldigende landschappen. De twee raken een snaar die van alle tijden lijkt, van voor de klassieke oudheid; die het fundament vormt voor de Ierse beschaving zelve.

Heart of Darkness-achtig duikt Moundabout de horror van de innerlijke reis in en legt het tweetal het moeras net onder het plaveisel bloot. In elkaar gevlochten gitaarpartijen roepen Six Organs of Admittance in herinnering, terwijl vooral Shine’s stem neigt naar Michael Gira’s akoestische solowerk. Gekoppeld aan de vervoerende herhaling van tekstuele zetten, levert Moundabout een proeve van bekwaamheid die de twee zomaar zou kunnen zien landen als voorprogramma voor het even voorwereldlijke en out-of-time-achtige Current 93; als een NWW-lijst vermelding voor de 21e eeuw.

Handstand Holy Scum spuugt er vervolgens niet op. Waarbij ‘er’ dan vooral slaat op: de volumeknop, mafketelgedrag, een vervaarlijk meppende drummer en vooral bijtend-snerpende noise uit de nabije toekomst (en terug). Aan boord: Peter J Taylor (voorheen uit Action Beat), Chris Haslam uit de GNOD-gelederen en John Perry van Suck. Aangevuld met Dälek’s Mike Mare (aka Mike Manteca).

De sloophamer van Holy Scum is vlijmscherp en verrot tot op het bot. Als een mestvaalt vol printplaten en weggeknikkerde chips en harddrives ratelramt de in gejaagde feedback gemarineerde post-industrial als een bromtol op steroïden versterkers, speakers en trommelvliezen tot technokerkhofgort. En enige hoop op een florissante toekomst wordt en passant vakkundig de grond in geheipaald.

De gitaarmijnheer van dienst staat 10 seconden óp het podium om vervolgens gedurende de rest van show door het publiek te stuipen met zijn instrument, dat je soms boven de hoofden uit omhoog gehouden ziet worden. De jank van de zes snaren (als die er nog allemaal opzitten), bezwangert het toch al vuile, voze en vunzige substraat van Holy Scum met een rand van intense pijn; een onstilbare loop van op elkaar gestapelde klap op klap aan feedback.

De kettingbotsing die zo’n 40 minuten non-stop door De Helling jaagjakkert, test de kreukelzones van je gemoed alsof My Bloody Valentine gespeeld wordt door het vroege Swans, terwijl tientallen meters remspoor van de naarste industriële herrie die je in de Staalplaat-winkel had kunnen kopen, gebeiteld staan in het asfalt. Alsof je probeert een handstand te maken in een bovenladerwasmachine en dan langzaam je kop in de trommel laat zaken, terwijl die begint aan de centrifugureronde.

Het knapste is misschien nog wel dat de live show niet of nauwelijks gelijke tred houdt met wat op een debuut-EP en daaropvolgende LP geprobeerd is op te nemen. Holy Scum raaskachelt vooral op de improviserende piloot. Die houdt verrassend doeltreffend de zaak bij elkaar, omdat de drummer de beat (bepaald geen simpele patronen) op metronoomstrakheid blijft afvuren. Daar omheen en overheen drapeert de rest van krijsvocalen, jankgitaar en moddervette bloedaandepaalbas.

Laag op laag op laag bouwt Holy Scum aan een cocktail die fuzz, feedback en fenomenale drive koppelt aan niet aflatende stroom beukwerk: als een vechter die in de touwen hangt en hoe dan ook, linksom of rechtsom, knockout móet. Sterretjes zien, acht tellen: het is niet genoeg. Zwart voor de ogen, met dank aan een heavy as fuck muur aan noise: dáár gaat het om. En dan schijnen de teksten ook nog te gaan over de ineenstorting van de hedendaagse maatschappij en meer van dergelijke politiek, maar dat krijg je dan al niet meer mee.

Schrans Over politiek gesproken: het is niet GNOD’s meest recente plaat, maar wél die waarmee de groep de grote sprong voorwaarts maakte qua bekendheid: ‘JUST SAY NO TO THE PSYCHO RIGHT-WING CAPITALIST FASCIST INDUSTRIAL DEATH MACHINE’. Ze hadden het op een backdrop achter de drummers (jawel, twee stuks!) kunnen zetten. En hoewel Shine’s teksten ook niet altijd even verstaanbaar uit z’n strot geraspt komen, is de strekking ook zonder zo’n spandoek kristalhelder. Meer kraakpand dan ‘shopping mall of music venues’ zeg maar.

En toch: GNOD trapt niet alleen tegen heilige sociaal-politieke huisjes, de groep trekt net zo goed ten strijde tegen doem(gedachten) en naargeestigheid. Ja, de band is bepaald geen mak lammetje uit de grijze muizenschool, maar het artistieke statement is wel gedrenkt in een meedogenloos vertrouwen in een vorm van niet-hopeloosheid op z’n minst of anarchistische beweging naar een beter op haar best. De ronkende motor en luide stem daarvan ís GNOD.

De militante groovemachinerie die GNOD in De Helling dampend, hortend en stotend als een briesende diesel (als daar een ecologisch verantwoorde variant van bestaat) de garage uitrolt, wordt geschraagd door maar liefst twee drummers. Geen subtiel Tortoise-achtig werk of partijen zoals je die kent van Slagwerk Den Haag. Hier: twee verschillende drummers en drumstellen: één partij, één missie. Dubbelloopse drive: Kop omlaag, vuist omhoog en: vóórwaarts.

Dat beatfundament, gekoppeld aan een onstopbare groove levert een brisant amalgaam op dat kolkt en borrelt als caustische cola: een potent elixer uit Moundabout-tijden van een beschonken druïde. Ergens tussen krautrock, noise, spacejams, dub-abstractie en voortploeterende golf na golf aan herhaling van zetten: steeds dieper het wezen van de overrompeling in en daarmee ook helemaal los van tijd en ruimte. Alsof je opkrabbelt, nadat je een beuk hebt gekregen die, nu je weer bij zinnen bent gekomen, vagelijk leek te lijken op de monstertruckdriver-sound, de bulldozerschrans van T. Raumschmiere.

GNOD vult een uur. Dat hadden er moeiteloos twee of drie kunnen zijn, als de beste concerten van bijvoorbeeld Can. Een volvet en tegelijk afgetraind geluid, een motorikbeat, een wolk aan groove om in te wonen, om tegen te leunen, om je in te verliezen. En te hervinden bovendien. Waar Holy Scum de kapotte zooi toont en verder fragmenteert en atomiseert, daar is GNOD een heelmakende exercitie, een volbloed Ja! voor werk aan de winkel, nooit meer slapen, door-door-door. Treft dat even, want de onvermoeibare machinerie bulldozert op zondag nogmaals door Le Guess Who? 2022.