×

Recensie

Alternative

08 april 2024

The Black Keys

Ohio Players

Geschreven door: Leon Pouwels

Uitgebracht door: Nonesuch

Ohio Players The Black Keys Alternative 4 The Black Keys – Ohio Players Written in Music https://writteninmusic.com

Gold on the Ceiling. De tijd dat alles wat Dan Auerbach en Patrick Carney aanraken in goud verandert, ligt alweer een langere periode achter ze. Toch blijven The Black Keys die eigenzinnige muzikanten die lekker doen waar ze zelf zin in hebben, en wees eens eerlijk, echte misstappen hebben ze niet gemaakt. Begin deze eeuw voegen ze glamrock aan de heersende garagesound toe. Het is de kenmerkende stempel waar ze steeds verder van afdwalen, maar waar ze nooit helemaal van afwijken. Ondanks deze frisse kijk weigeren ze om te stagneren, en zetten ze ver vooruitziende stappen in het uitgekiende schaakspel.

Op Delta Kream halen ze de inspiratie uit de blues, de kern van alle hedendaagse muziekstromingen. Ze komen hier verdomd goed mee weg, maar de eigen ideeën zijn op, de goocheldoos vult zich niet meer opnieuw met aangeleerde trucs. De grote vissen zijn al uit die blues vijver gevist en bij Dropout Boogie hengelen ze nog wat na en halen uit die poel des doods nog een aantal southern bluesrock grootheden tevoorschijn. Er ligt nog een oplossing voor handen, namelijk om een transfervrije sterspeler aan het duo te koppelen, die ze in Beck Hansen vinden.

Beck, die er op Hyperspace voor kiest om een op de jaren tachtig gerichte synthwave pop plaat te maken. Een pijnlijke misvatting die vooral vijf jaar aan stilte oplevert. Zijn kracht ligt in de sexy dansbare funk van het zeer onderschatte Midnite Vultures uit 1999, waarmee hij op de dance meelift, maar deze wel een stevige rockende schop onder de reet meegeeft. Lekker gelikt, met leermeester Prince in zijn achterhoofd. Beck was daar zwoel, catchy en een tikkeltje ondeugend. Dit zijn nu net de ingrediënten die The Black Keys op dit moment precies nodig hebben om hun rocksound weer een gepeperde injectie te geven.

De zeggenschap van Beck zorgt voor de gemiste dynamiek, en het trio heeft tevens duidelijk naar super gelegenheidsduo Silk Sonic van Bruno Mars en Anderson Paak geluisterd. Ohio Players heeft veel verwijzingen naar ouderwetse gospel, hiphop en heel veel seventies soul. De ziel is weer terug, en een herboren The Black Keys bekeren zich tot die bijna evangelische boodschap om hun muziek weer aan de man te brengen; halleluja, Praise The Lord! Ohio Players is vooral een lang uitgerekt verjaardagsfeestje tijdens een oneindigende vakantietrip met zelfgeschreven fuifnummers en als kers op de taart een heerlijke groovende cover.

Het straffe This Is Nowhere opent met van die heerlijke droge basgitaarriffs en het kenmerkende blikken gekletter van Patrick Carney. Ongezouten nietszeggendheid tot kunst verheffen en daar een typische lading van vers gebakken The Black Keys glazuur overheen gieten. Het zijn de identieke Beck tierelantijntjes die de track boven de middelmaat uit tillen. Lui, gespeend van een veelvoud aan egocentrisch gemak, en toch heeft het een lekkere flow. Bijzonder? Zeker niet! Gemakzucht? Zo komt het wel een beetje over.

Blijkbaar vindt Patrick Carney het nodig om zich in te spelen. Het zonnige Don’t Let Me Go heeft een exotische ritmische twist, de hoge uithalen van Dan Auerbach halen met gemak een ingebeeld sterrenplafond, en laten je vervolgens in de zomerse warmte aarden. Het Britse Jay Glover (trombone), Gary Crockett (basgitaar) & Dominic Glover (trompet) schrijverstrio doopt de song in een retro sixties badje onder, en het is zonde dat ze niet meer in het project betrokken worden. Als je dan kwaliteiten in huis haalt, dan kun je die het beste volledig benutten toch? Nu beperken ze hun rol slechts tot mede song-writers.

De psychedelische Beautiful People (Stay High) gospelsoul helpt je na de hoogmis door een druilerige zondag heen. Een gevalletje voor het zingen de kerk betreden. Een cooling down afterparty die perfect tussen het vroegere Britse jaren negentig lost summer Ibiza rave werk zou passen. Noel Gallagher laat niet zozeer Oasis herleven in de On The Game folk, maar brengt het eerder als een prachtig geestverruimend sixties The Beatles eerbetoon. De hele song ademt het vredelievende All You Need Is Love gevoel uit.

Noel Gallagher blijft nog eventjes hangen om ook de bleke Move On Up Curtis Mayfield soul van Only Love Matters van passie en kleur te voorzien. Horrorcore specialist Lil Noid trekt aan de touwtjes bij de donkere Candy and Her Friends gitaartrack. Deze ongenode gast speelt met het geweten van de nietsvermoedende slachtoffers in en laat de onderliggende haat in twijfel uitluiden. Vreemd, en het is mij nog steeds onduidelijk of dit een geniale zet is of juist een koude douche oplevert.

De California bries van de tranentrekkende William Bell cover I Forgot to Be Your Lover maakt veel goed, al heeft het origineel een onovertroffen sprankeling die ik hier wel mis. Nee, dan hoor ik liever die experimentele opzwepende Sympathy for the Devil voodoo gekte van het dagelijkse sleur opbrekende Please Me (Till I’m Satisfied). Old school The Black Keys werk, en dan merk je dat je juist die magie zo mist. Hypnotiserend maniakaal met vreemde uitstotende smerige gitaarriffs.

De griezelige aan de duivel terugbetalende You’ll Pay triphop ska kan zich meten met de kermisspookhuis attracties van The Good, the Bad & the Queen, het hobbyclubje van Damon Albarn. In het scratchende Paper Crown pakt Beck zijn momenten weer en lijkt het alsof The Beastie Boys goedkeurend over zijn schouder meekijken. Toch zorgt de groovende The Black Keys tandem voor het overzichtelijke evenwicht, waar een potige Juicy J zich een weg doorheen wurmt en de track overwint en zich toe-eigent. Een treffende knock-out.

Het licht druggy trashende Live Till I Die laat de seventies rock herleven, en injecteert deze met slopende gitaarakkoorden. Cinnamon Girl van Neil Young dendert er snoeihard doorheen, al is het vooral de Type O Negative bewerking die ik hier in terug hoor. De filmische Read Em and Weep surfabilly solliciteert voor een plekje op een Quentin Tarantino soundtrack, en zou zelfs geheel instrumentaal sterk genoeg zijn. Hoe ironisch is het dat juist hier de vernietigende kracht van woorden centraal staat.

Beck schuift bij het afsluitende tweetal weer aan, al is het met prachtig krullend gitaarwerk opgesierde Fever Tree mysterie een echte The Black Keys track waarbij sobere kampvuurakkoorden door vlammende snelheidsmonsters ingehaald worden. Het heeft de bezieling die tegenwoordig bij John Frusciante van Red Hot Chili Peppers ver te zoeken is. Beck heeft zijn handen vol aan het intro van de suïcidale Every Time You Leave dodendans liefdestreurnis, vervolgens nemen Dan Auerbach en Patrick Carney het weer over. De geslepen puntigheid van The Black Keys komt dan weer bovendrijven. Ohio Players is allesbehalve een slechte plaat, het is dus vooral een feestplaat, maar dan toch voor een geselecteerd uitgenodigd publiek.



  1. This Is Nowhere
  2. Don't Let Me Go
  3. Beautiful People (Stay High)
  4. On the Game
  5. Only Love Matters
  6. Candy and Her Friends
  7. I Forgot to Be Your Lover
  8. Please Me (Till I’m Satisfied)
  9. You'll Pay
  10. Paper Crown
  11. Live Till I Die
  12. Read Em and Weep
  13. Fever Tree
  14. Every Time You Leave