Janis Martin – The Blanco
The Blanco Sessions
Janis Martin (1940-2007) kende een bliksemcarrière in de jaren 1956-58, die in 1960 met vier songs voor het Belgische Palette nog een miniem staartje kreeg. Mede onder druk van het thuisfront zette ze daarna een punt achter haar loopbaan.
Meer dan een halve eeuw geleden werd Martin door RCA, dat naar een vrouwelijke tegenhanger van de net gecontracteerde Presley zocht, gelanceerd als The Female Elvis. Martin maakte deze typering volledig waar, zowel dankzij haar machtige, doorrookte, allerminst meisjesachtige stem als door haar dynamische podiumpresentie. Janis’ voor die tijd uitdagende bewegingen had ze overigens al in huis vóórdat Elvis de natie met zijn heupgymnastiek in de gordijnen joeg. Martins eerste single, Will Ye Willyum, waarvan driekwart miljoen exemplaren over de toonbank gingen, maakte haar direct tot superster. Ze bleef hits scoren tot ze haar geheime huwelijk wegens een gevorderde zwangerschap niet langer verborgen kon houden. RCA ontsloeg haar op staande voet, want commercieel gezien was er in de jaren vijftig niets aan te vangen met een echtgenote en moeder in de rock ’n roll.
Vanaf 1982 gold Martin als een graag geziene gaste op festivals in het teken van de rockabilly revival. Een volledige terugkeer in de muziek sloot ze uit omdat ze haar baan als manager van de Country Club in Danville (Virginia), waar was opgegroeid, wilde aanhouden. In ’95 was ze één van de duet partners op Rockabilly Filly, het meest succesvolle album van haar bewonderaarster Rosie Flores. Pas in het voorjaar van 2007, na Martins pensionering, kreeg de vasthoudende Flores haar zover dat ze opnieuw als hoofdpersoon een studio binnenstapte – in Blanco, op rijafstand van Austin.
Martin had intussen het postuur en het timbre van een big mama, maar ze klinkt hierdoor nòg expressiever dan tijdens haar carrière in de prehistorie van de pop. De formule is ongewijzigd. Het gaat om rockabilly, vroege rock ’n roll (discussies over de scheidslijnen hebben weinig zin; zelfs The Rockabilly Hall of Fame wil en kan ze niet trekken) en een enkel countrynummer.
Opvallend genoeg doet het geen moment geforceerd aan dat een mevrouw van zevenenzestig hier teruggrijpt op de stijlen die ze zich als kind en heel jonge vrouw al eigen had gemaakt. Bij oma’s en opa’s die op muzikale tienertoer gaan, kan de luisteraar gauw last krijgen van plaatsvervangende schaamte. Zo niet bij Janis Martin, die door initiatiefneemster Flores bekwaam over haar aanvankelijke studionervositeit heen is geholpen. Martin pakt met ontwapenende overtuiging de draad weer op waar ze in 1960 is gestopt, en blijkt nog net zo meeslepend explosief als in haar jeugd. Natuurlijk gaat het in haar muziek niet om erg complexe emoties, maar de veterane fascineert door het rauwe plezier en de niet te stillen honger waarmee ze zich op het grotendeels uit haar eigen jonge jaren daterende repertoire stort. Te ingewikkeld moet het daarbij niet worden. Zo komt een emotioneel toch bepaald niet moeilijke tranentrekker als Sweet Dreams in de robuuste interpretatie van Martin niet tot zijn recht. Gelukkig laten coproducers Flores en Bobby Trimble haar meestal gewoon de pannen van het dak rocken.
De tandem Flores/Trimble heeft bovendien voor een perfecte omlijsting gezorgd. Alle muzikanten kennen elkaar van haver tot gort uit andere samenwerkingsverbanden binnen het clubcircuit van Austin, maar ze zijn veel te professioneel om er een informele verandasessie van te maken. Iedereen lijkt extra geïnspireerd door de historische dimensie van deze opnamen, en de genodigden brengen meer dan ooit het beste in elkaar boven. Een beter op deze plaat toegesneden ritmesectie dan drummer Trimble en bassist Beau Sample kan ik niet bedenken. Gitarist Dave Biller manifesteert zich even functioneel als fijnzinnig (ook als begeleider van dit relatief lichte project kan Biller zijn ingebakken subtiliteit niet helemáál verbergen, zonder dat zijn spel ooit de aandacht afleidt van de eigenlijke ster). Een andere alleskunner, T Jarrod Bonta, vervult met hoorbaar plezier de rol van rockabilly-pianist, en de verdere gasten – uitgenodigd voor één of twee nummers – kwijten zich met aanstekelijke geestdrift van hun taken. Rosie Flores houdt het bij één duet met Janis (“Wild One”) en één bijdrage op slaggitaar – een doorslaggevend bewijs dat het Flores om Martin te doen was, niet om zichzelf. In Wild One krijgt Janis keurig voorrang, net als van Kelly Willis in Walk Softly On This Heart Of Mine. De zangpartij van Willis werd pas in 2011 opgenomen, tijdens Flores’ onverwachte, taaie gevecht om de cd op de markt te brengen.
Wat het begin van Martins come-back had moeten worden, bleek namelijk haar zwanenzang te zijn, met alle zakelijke gevolgen van dien. Enkele weken nadat ze zich dolgelukkig had getoond met The Blanco Sessions kreeg Janis te horen dat ze aan longkanker leed. Ze stierf op 3 september 2007. Flores wist jarenlang geen platenmaatschappij te vinden voor een album van een artieste die haar werk niet meer op de planken kon brengen. Uiteindelijk leidde zowel een actie via Kickstarter (gefinancierd door fans van Martin èn van Flores) als de hulp van Cow Island Music vorige maand tot de verschijning van dit spetterende labor of love.