Black Country, New Road
Ants From Up There
Black Country, New Road maakt een droomstart met het overdonderende For the First Time. Een tot in vermorzelde kristaldeeltjes uitgebalanceerde perfectionistische plaat, al blijven de puristen erbij dat de oorspronkelijk singleversies net wat meer onder de huid kruipen en net wat meer een overrompelende indruk maken. Het meest verschrikkelijke doemscenario wordt waarheid als op het voorstadium van de releasedatum van het al door de schrijvende pers bejubelde Ants from Up There het muzikale meesterbrein Isaac Wood aankondigt dat hij het niet meer kan opbrengen om met de band door te gaan. Leeg en stuk, de uitweg ligt niet meer in Black Country, New Road.
De beklemmende nerveuze zangstijl komt dicht bij het persoonlijke beangstigende manische gevoel waartegen de zanger blijkbaar al langer vecht. Een ware domper, die de geschokte buitenwereld niet ziet aankomen, maar tevens een moedig besluit van een wijze persoonlijkheid die voor zichzelf kiest en zich niet door paparazzi media, jaloerse critici en bedrieglijke ideeën stelende platenmaatschappijen laat leiden. Er zijn al genoeg voorbeelden te noemen van muzikale dichtschrijvers die uiteindelijk door de druk van buitenaf kapot gaan. Alle geplande concerten worden geschrapt, al brengt de band wel snel het statement naar buiten dat de overige leden hoe dan ook Black Country, New Road voortzetten.
Wat maakt een band als Black Country, New Road toch zo bijzonder? De speelse opgewektheid van de jaren tachtig postpunk blazerspartijen die met jeugdige vreugde in de verdrukking gebracht worden door de oprechte gemeende dramatiek van de met zichzelf worstelende Isaac Wood? De verbitterende kronkelige spanningsbogen die dwars door de complexe poëtische hersenspinsels de verharde kern van het afbrokkelende Londen een woonplaats in de gebroken harten van een onbegrepen generatie gunnen? De opbrandende zielenpijn, de identiteitscrisis onzekerheden, de getergde wanhoop of gewoon die dynamische mix van traditionele klezmer folk en compromisloze artrock.
De vreugdevolle wervelwind die in het Intro zijn opwachting maakt zet zich in de rockopera opgewektheid van het zwaar theatrale Chaos Space Marine voort waarin Isaac Wood zijn psyche ontvlucht en het lege lichamelijke omhulsel aan het onherkenbare schimmige Londen schenkt om zich voor die mijlsgrote overstap naar New York klaar te maken. Met zichtbaar kippenvel gaan je gedachten naar Joy Division, waar de frontman ook op de vooravond besluit om de schepen af te houden en een definitief einde aan die geplande Amerikaanse Droom maakt.
Het uitgestippelde afscheid valt zwaar. Zijn gelauwerde vrienden slaan als volgroeide zwanen hun vleugels uit, terwijl het lelijke getergde eendje Isaac Wood de strijd van de Concorde eenzaamheid aanvecht, en in stilte achterblijft. Slaapliedjes melodieën houden helaas de nachtelijke demonen niet op een veilige afstand. Het verdovende effect van de in zachtheid gevangen voordracht van een gevallen verhalenverteller komt confronterend binnen nu je een stukje meer inzicht in de desperate wanhoopsdaad krijgt. Oprechte bezinning maakt zich in Het Laatste Avondmaal Bread Song meester om zich vervolgens op de religieuze Dag Des Oordeels te richten. Haastige ritmes vechten de beperkte tijdslimiet aan en versnellen de track naar een hemels rooskleurig bloedrood einde toe.
De stabiliteitsbeginselen van Good Will Hunting zijn een verademing, al sluipen ook hier de tot waanideeën fijn getrokken grimassen keihard binnen om die doorweekte vrolijkheid snoeiend af te straffen. Treurnis en melancholiek, lichtgewicht blazers en herfspiano toetsenwerk verstoren de klimaatstemmingen en trotseren de trefzekere zwaard van Damocles aanvallen van dit in het hart rakende slagvaardige percussiegeweld. Het in tweestrijd verkerende Haldern zoekt de tussenweg tussen verzuipende misselijkmakende podiumangst en het euforische overwinnaarsgevoel die de kick van het optreden als vooruitsnellende beloning binnenhaalt op.
De ruimte voor de instrumentatie van Mark’s Theme komt volledig op de rekening van saxofonist Lewis Evan. Een eerbetoon aan zijn dierbare oom die ten gevolge van COVID-19 letterlijk zijn laatste adem uitblaast. Aansluitend neemt hij de leiderschapsrol in de vintage rockmusicalwals van de melodieuze einddans The Place Where He Inserted the Blade op zich. Het zou al een waardige afsluiter zijn, de vocalen van Isaac Wood vertonen aangetaste scheuren en met een emotionele beladenheid openbaren deze zich, overschreeuwd door de indringende toeslaande backing vocals. Maar dit is enkel voorwerk, de voorhoede van het magistrale slotakkoord wat zich in twee delen uiteenzet.
Snow Globes klampt zich aan het geloof vast als ongeloof het slachtoffer in een zwart boetekleed gehuld zijn seksuele voorkeur afstraft, met oorverdovende donderslagen geselt die een in strakke vorm verkeerde Charlie Wayne welke destructief in alle onschuld losgaat. Op de achtergrond jammeren schijnheilige koorknapen hun hemelse treurlied, het gezicht tegen de afkeuring afwendend. De gewone dagelijkse sleur in de epische chaotische diplomatiek van het met opbeurende licht verteerbare exotische Zuid Amerikaanse feestaccenten aangeklede Basketball Shoes is juist een ononderbroken gewoonte. Een ervaring rijker, een illusie armer. Uiteindelijk verlangen we naar het vertrouwde en offeren daarvoor het vooruitstrevende revolutionaire idealisme op en bombarderen we de torenhoge fantasierijke luchtkastelen met een denkbeeldige stormvloed aan uitgetekende sneeuwballen.
Is For the First Time nog een inkijk in de grimmige voorgeschiedenis van Black Country, New Road, Ants from Up There is de keerzijde van de roem, gemarkeerd door de pandemie ontstopping, waardoor er een acute afsluiting van het muzikale darmstelsel ontstaat, en de gedeelde shit geen mogelijkheid ziet om naar buiten te treden. Hoe ver uit elkaar liggende begrippen als beklemmend en berusting uiteindelijk elkaar kruizen en op dat punt in de knoop raken.