×

Interview

19 februari 2013

Garcia Lorca project met Metropole Orkest o.l.v. Vince Mendoza

Geschreven door: Rik van Boeckel

In 1998 voerde het Metropole Orkest haar eerste Lorca productie uit in het kader van de 100ste geboortedag van de beroemde Spaanse dichter Federico García Lorca. In 2009 kwam daar een vervolg op onder de titel El Viento. Dirigent was veelvoudig Grammy winnaar Vince Mendoza, die sinds 1995 dirigent is van het Metropole Orkest en vanaf 2005 chef-dirigent.

De uitvoering met een virtuoze Spaanse solistencast van zanger, zangeres, danser en gitarist trok volle zalen en oogstte juichende recensies. In 2009 werd ook de CD El Viento: The García Lorca Project uitgebracht.

Dichter en toneelschrijver Federico García Lorca bezocht rond 1920 samen met musicus/componist Manuel de Falla regelmatig  de grotten van Sacromonte in Granada waar de zigeuners woonden en kwam zo in aanraking met de flamenco zoals die door de zigeuners werd gespeeld. Deze muziek had een grote aantrekkingskracht op hem en was van sterke invloed op zijn poëzie zoals onder andere blijkt uit de bundel Romancero Gitano (Zigeunerromances). Lorca’s affiniteit met de flamenco klinkt door in veel gedichten, die door diverse flamencozangers werden vertolkt. Lorca die zelf piano speelde verzamelde tevens oude Spaanse liederen, schreef de partituren uit. Ze werden uitgebracht onder de titel Canciones españoles antiguas. Opnames van Lorca op piano met zangeres La Argentinita zijn bewaard gebleven. Een aantal van deze liederen zoals Los Cuatro Muleros, Sevillanas del Siglo XVIII en Los Pelegrinitos worden in El Viento uitgevoerd.

Lorca’s repertoire vormde de basis voor de flamenco fusion van de legendarische zanger Camarón de la Isla die de poëzie van de dichter muzikaal interpreteerde op zijn baanbrekende album La leyenda Del Tiempo (1979), geproduceerd door Richard Pachón. Van dit album worden Lorca’s gedicht Nana del Caballo Grande, La Leyenda del Tiempo en La Tarara (niet van Lorca maar een traditioneel Andalusisch lied) uitgevoerd. Voor de Nederlandse bassist, pianist en componist Niko Langenhuijsen was Lorca’s repertoire de basis voor het project in 1998. Zijn arrangementen, die van Mendoza en van Joan Albert Amargós zijn gebruikt voor de uitvoering van het Metropole Orkest in 2009 en voor die op 9 maart a.s in Carré.

eva_de_dios_MG_3006Met als solisten net als vier jaar terug Eva de Dios en Rafael de Utrera (zang), Daniel de Navarro (dans) en Udo Demandt (cajón). Paco Arriaga is de nieuwe gitarist (Zie foto met Eva de Dios).

Vince Mendoza is in Nederland vooral bekend als chef-dirigent van het Metropole Orkest. Hij bracht ook diverse albums onder eigen naam uit. De laatste Nights on Earth (2011) met onder andere Joe Lovano, John Abercrombie, Peter Erskine en John Scofield is een meesterwerk waarop Mendoza zijn kwaliteiten als componist en arrangeur ten volle benut. Dit jaar was hij voor de 55e Grammy Awards genomineerd in de categorie Best Instrument Arrangement for Vocalist. Het stuk Spain-I can recall, uitgevoerd door Al Jarreau met Metropole Orkest won niet ( de prijs ging naar Esperanza Spalding) maar geeft heel goed Mendoza’s affiniteit met Spaanse muziek weer. Die kwam in 1993 al tot uitdrukking op Jazzpaña, dat hij maakte met componist Arif Mardin en de WDR Big Band. Op dit album bracht hij een mooie fusie tussen flamenco en jazz tot stand.

In het volgende interview gaat Vince Mendoza in op de hernieuwde uitvoering van het García Lorca Project en op de muzikale achtergronden van het project.

WiM: Wat is feitelijk de reden om het García Lorca project, uitgevoerd in 2009, opnieuw te doen?
In 1998 werd het project in feite gecreëerd. Wij zagen in de loop van de tijd dat dit een van de juweeltjes was van het Metropole repertoire. Ik zie dit programma als een deel van ons blijvend repertoire. Het is nog steeds van grote waarde, het is deel van de mix van het repertoire van het orkest. Ikzelf hou erg van dit Lorca project, het brengt het orkest samen met de Spaanse ziel. We hadden er veel plezier in, in 2009. Maar het idee om het opnieuw te doen, kwam volgens mij van Carré. Ik hoorde dat ze ‘t weer wilden doen en was daar zeer verheugd over.

WiM: Het is nu 4 jaar geleden. Wordt het programma hetzelfde of zijn er veranderingen?
Er is een andere gitarist. De muziek, de show, zal bijna hetzelfde zijn als het origineel uit 1998. Niko Langenhuijsen heeft toen het programma opgebouwd als een verhaal, een vertelling. Voor de CD hebben we ervoor gekozen het te comprimeren. Op het podium laten we het zoals het was. Maar er zijn veel momenten tijdens de show die ruimte geven voor improvisatie. En dan zijn er altijd veranderingen, zelfs met dezelfde mensen. Je weet nooit van te voren wat er gaat gebeuren. Wij willen die ruimte om te improviseren intact laten. Ik denk dat we de avond van het optreden zeker verrassingen kunnen verwachten.

WiM: Wanneer vinden de repetities plaats?
We hebben drie repetities over 3 dagen. Dit is standaard voor onze projecten, 3 of 4 dagen. De muziek is al eerder gespeeld. De repetities gaan over nieuwe dingen, het weer vertrouwd maken van het repertoire. De improvisatoren zoals de zanger, zangeres, de danser moeten zich comfortabel voelen. Dat heeft repetitie nodig. Voor mij is het belangrijk dat iedereen zich op z’n gemak voelt bij wat er gespeeld moet worden. Van daaruit groeit de vrijheid om dingen te laten gebeuren. Als dat niet zo is, is het heel moeilijk om te zeggen: okay, laten we gaan improviseren.

WiM: La Tarara, Los Cuatro Muleros en Sevillanas del Siglo XVIII zijn heel oude liederen, verzameld door Lorca. Wat was uw uitgangspunt bij het arrangeren van deze liederen?
Het uitgangspunt voor mij was de tekst en het lied. Maar ook wilde ik weten wat de structuur is. Ik was niet de enige arrangeur, de andere waren Niko Langenhuijsen en Joan Albert Amargós. Ik wilde goed passen in hun structuur, in hoe zij het programma hebben opgebouwd. Daar wilde ik deel van uitmaken. Dat was mijn uitgangspunt. Ik ging ook uit van mijn eigen ervaringen met Spaanse muziek en met orkestmuziek. Als jong musicus leerde ik de Spaanse gitaarmuziek kennen. Bij La Tarara gebruikte ik een fragment van Albéniz, dat ik in paste in het arrangement.

Het arrangement van Los Cuatro Muleros was van Amargós. Ik vertaalde het arrangement meer naar deze tijd  en maakte gebruik van het vermogen van het orkest om ritmisch te spelen. Het tegenovergestelde deed ik met Sevillanas del Siglo XVIII,  probeerde dat meer  traditioneel te maken en te laten klinken als Manuel de Falla en minder als Richard Pachón gedaan had bij de productie van Camarón’s album La Leyenda del Tiempo. Ik koos voor De Falla’s benadering bij het arrangeren van dat lied. Het geeft enigszins een beeld van hoe deze muziek vroeger moet hebben geklonken. Die benadering had ik ook bij La Canción del Mariquita. Dat kun je zien als een eigentijdse fusion benadering van het schrijven van muziek voor de ritmesectie van het orkest.

WiM: In hoeverre heeft Camarón’s La Leyenda del Tiempo u beïnvloed?
Dat was zeker het geval. Ik ben geïntroduceerd in Camarón’s muziek begin jaren 90 toen ik werkte aan Jazzpaña met Arif Mardin en de WDR Big Band. We gingen naar Spanje als voorbereiding op dat project. Daar leerde ik de muziek van Camarón kennen. En was verbaasd over hoe hij de kloof tussen traditionele benadering van flamenco zang en hedendaagse muziek wist te overbruggen. Met elektrische instrumenten en met een enorme  energie. Dat vond ik zo aantrekkelijk dat ik van daaruit ging schrijven. Toen binnen de structuur van een big band, en nu van een orkest. Ik kende Camarón’s La Tarara en wist hoe er tijdens de opnames met orkest was gewerkt. Hoe ritmisch de strijkers waren en hoe die werden geïntegreerd in de ritmesectie. Dat was zeer interessant voor mij.

WiM: Als ik de muziek van 2009 hoor, hoor ik ook een cross-over van flamenco en jazz, bigband jazz. Wat is uw visie daarop?
Toen ik het Jazzpaña album maakte, richtte ik mijn focus op het leggen van een muzikale verbinding met Miles Davis en Gil Evans Sketches of Spain. Jazzpaña was een impressie van Spaanse muziek die we omzetten in jazz composities. De Spaanse musici werden toen uitgenodigd om deel te nemen aan dat experiment. Bij het García Lorca Project is de benadering van de muziek veel meer Spaans. We omarmen het gevoel van Spaanse muziek en minder dat van jazz. Een deel van wat Amargós deed met zijn arrangementen probeerde ik eruit te halen omdat ik vond dat de jazz elementen in de muziek niet echt passen in de opzet van dit project. Ik wilde me meer concentreren op het compás, op de thema’s, de Spaanse instrumenten en de solisten. Want dit is een speciaal en typerend onderdeel van de muziek van het García Lorca project. Het is beslist geen jazz-experiment met Spaanse thema’s.

WiM: Op wat voor manier heeft u zich laten beïnvloeden door het werk van Lorca zelf?
Ian Gibson’s biografie over hem heb ik niet helemaal gelezen maar wel zijn poëzie. Voordat ik met dit project begon benaderde ik Lorca vanuit een totaal andere hoek en dacht niet aan zijn impact op de Spaanse cultuur en muziek. Ik kende hem als surrealistisch dichter die omging met surrealistische kunstenaars (Salvador Dali, Luis Bunuel-RvB), en als iemand die politiek actief was. Ik deed er een tijd over om mijn invalshoek te veranderen en te kunnen zeggen: dit is een en dezelfde persoon. Zijn strijd in die tijd maakte zijn poëzie en muziek belangrijk voor mensen. Voor mij was het belangrijk om te zien hoe we zijn werk zouden gaan presenteren en om het verhaal daarachter te bedenken. Dan denk je aan Lorca als een persoon levend in  het Spanje van de jaren 20 en 30. Aan hoe zijn ervaringen, zijn strijd, zijn pijn zo belangrijk waren voor mensen die zijn muziek hoorden, zo belangrijk dat het een deel werd van het pantheon van de flamenco.

WiM: Wat is uw visie op Lorca’s connectie met muziek?
Als je echt tot essentie wil doordringen, dan zie je dat flamenco meer is dan 12 beats en de compás, dat het gaat om de betekenis achter de woorden. Je krijgt een dieper begrip van de muziek door te weten wat de tekst is en waarom die zo geschreven is. Als je naar een flamenco concert in Spanje gaat, is het niet anders dan als je in een bluesclub in Memphis bent. Als de zanger de laatste zin zingt waarin hij vertelt wat het allemaal betekent, wordt het publiek uitzinnig omdat het begrijpt waar het over gaat. Hetzelfde geldt voor flamenco. Lorca begreep de strijd van de zigeuners, de verhalen erachter. Dat geeft de muziek zoveel meer diepte en betekenis voor Spaanse mensen. Ik zou het prachtig vinden dit project in Spanje uit te voeren, om te zien hoe de Spanjaarden erop zullen reageren. Ik hoop dat dit mogelijk is. Want het zal een uitdaging zijn om 45 musici daarheen te brengen.

Tot slot zegt Mendoza nog dit over de toekomst van het Metropole Orkest dat door een alsnog toegekende subsidie in 2012  kon blijven bestaan waardoor het haar rijkdom aan muzikale projecten kan blijven presenteren:
“Voor het Metropole Orkest begint een nieuw tijdperk het volgend seizoen. Het is ons doel om veel van onze muzikale juweeltjes terug te brengen naar de Nederlandse samenleving en te communiceren met het publiek zoveel als we kunnen. Kunst en muziek is zo belangrijk. Toch is er uitgaande van wat we al hebben, nog een lange weg te gaan.”

El Viento: Metropole Orkest Speelt García Lorca / 9 maart Carré. Aanvang: 20.00u.

Voor meer info:
http://www.metropoleorkest.nl/mco_page/concertdetail/163382
http://www.carre.nl