×

Concert

02 mei 2023

Im- en expressionisme gaan samen met Andreas Feith en David Murray op International Jazz Day in Krefeld

Geschreven door: Wouter Schenk

• fotografie door Wouter Schenk

Voorzitter Christoph Kuntze is helemaal in zijn nopjes bij de opening van het dubbelconcert in de prachtige entourage van kasteel Burg Linn. Want de ridderzaal met z’n maximaal 200 zitplaatsen is geheel uitverkocht en hij heeft een mail ontvangen van Herbie Hancock, waarin hij Jazzklub Krefeld succes wenst met het concert in het kader van International Jazz Day. Al sinds 2013 organiseert de Jazzklub Krefeld elk jaar op 30 april een dubbelconcert, waarin jonge talenten die aan het begin staan van hun carrière de spits afbijten en ervaren artiesten van naam het tweede gedeelte van het concert verzorgen.

International Jazz Day, betekent ook dat de maatschappelijke relevantie geduid wordt in een openingswoord van Oberbürgemeister Frank Meyer. Meyer refereert aan de ontstaansgeschiedenis van Jazz, die voortgekomen is uit protestmuziek, die staat voor, mensenrechten, gelijkheid, vrijheid en democratie. Iets wat ook het doel is van International Jazz Day, als een grote beweging, waar we deel uit van maken. En juist nu, als je om je heen kijkt in de wereld, lijkt die vrijheid erger bedreigd dan in jaren. In Rusland, waar zowaar ook enkele evenementen op de lijst van Internationale Jazz Day prijken, wordt de vrijheid van kunstuitingen, waaronder muziek drastisch beperkt, zeker als het maar enigszins tegen de gevestigde orde lijkt in te gaan. En in Kiev vindt notabene het evenement “Jazz in the bomshelter” plaats, wat maar aangeeft in wat voor situatie miljoenen mensen leven.

In Krefeld mogen we ons rijk prijzen dat we in vrijheid leven. Het eerste gedeelte van het dubbelconcert is aan het kwartet van de uit Zuid-Duitsland afkomstige Andreas Feith. Feith, geboren in 1987, volgde zijn opleiding als pianist aan het conservatorium van Würzburg en Köln. Zijn band bestaat verder uit Lutz Häfner op saxofoon, Martin Gjakonovsky op contrabas en Silvio Morger op drums. Ze brachten eind vorig jaar hun tweede album uit, genaamd Dance Of The Scarabs, met alle composities van de hand van Feith en ze openen de set met één van de nummers van dit album, genaamd Fred’s Tune, een muzikale ode aan Fred Hersch, met een schilderachtig intro, dat ons leidt naar een heerlijk thema. Feith neemt ons mee in telkens weer andere sferen en Häfner werkt het motief uit in mooie interpretaties met zijn snelle solo’s. Terwijl Morger fraaie accenten verwerkt in zijn solide drumstijl, is het Feith die de spanning er in legt met gedurfde akkoorden en klankcombinaties. Feith en Häfner wisselen elkaar solerend af, waarbij ze elkaar voortdurend lijken uit te dagen.

Nog zo’n mooi, maar een meer ingetogen nummer van het eerder genoemd album is het openingsstuk Melancholia, met een snel herhalend minimalistisch en donker getint thema, dat lyrisch en verhalend van karakter is. Gjakonovsky voert een gevoelige en passende bas solo uit met donkere en diepe klanken, gevolg door een mooi uitgewerkte en vingervlugge solo van Feith. Het titelnummer van het album Dance Of The Scarabs opent met korte, snelle staccato tonen in een koddig stramien. In verbeelding zie je de kever het dansen op het opwekkend ritme van deze levendige compositie, waarin nog wat meer spanning wordt gebracht door de transponering naar hogere toonhoogtes.

Van hun eerder uitgebrachte album Surviving Flower speelt de formatie vervolgens het gelijknamige titelstuk, dat zoals Feith uitlegt gaat over de overlevende natuur gedurende de apocalyps. De compositie straalt een mysterieuze sfeer uit met doordringende bastonen en een zekere gelaagdheid. Heel subtiel wordt het ritme versneld en wordt de spanning opgevoerd terwijl het muisstil is in de ridderzaal. Feith sluit vervolgens af met Kurt, waarmee hij een meer ontspannen ambiance voortbrengt.

Na de pauze is het de beurt aan de in 1955 in Californië geboren saxofonist David Murray. Murray heeft een enorme staat van dienst, met maar liefst meer dan 60 uitgebrachte albums waarop hij als lead saxofonist de rol heeft. Daar zijn dus nog niet bij opgeteld nog enkele tientallen albums waar hij als sideman aan heeft meegewerkt. Murray werkte onder andere samen met Cecyl Taylor, Anthony Braxton, Branford Marsalis, McCoy Tyner, Elvin Jones en Gregory Porter en heeft zich meester gemaakt van verschillende stijlen waaronder freejazz, hardbop, blues en funk. Murray woonde lang in New York, maar sinds midden ’90-er jaren is hij gevestigd in Parijs.

In het trio waarmee hij in Burg Linn optreedt, wordt hij begeleid door Luke Stewart op contrabas en Russel Carter op drums. Ze spelen vooral werk van het vorig jaar uitgebrachte album Seriana Promethea, waarop hij overigens begeleid wordt door Brad Jones en Hamid Drake. Het eerste nummer Switchin’ in the Kitchen is, zoals Murray uitlegt, een lofzang aan alle vrouwen. De melodie en het ritme doen sterk denken aan muziek uit het Caribisch gebied, met een vrolijk en opwekkend ritme. Murray blaast zijn partij met groot gemak op een technisch hoogstaand niveau en het werk slaat gelijk aan bij het publiek dat zichtbaar meedeint. De technische alleskunner laat ook graag zien en horen dat hij alles kan en dat lijkt soms een beetje naar muzikale retoriek te neigen. Het blijkt het zeer enthousiaste publiek niet te deren.

In Necktar, ook te horen op het eerder genoemde album, horen we een heerlijk snel opzwepend ritme, wat de klasse drummer Carter op een knappe en geaccentueerde manier neer zet. Murray soleert zeer expressief, waarbij we getuige zijn van het voor hem zo karakteristieke en technisch hoogstaande gebruik van zeer hoge tonen, die zelfs boven het normale bereik van de tenorsax uitgaan. Het stuk heeft door het ritme en microtonaliteit ook iets Oosters, waardoor er niet veel verbeeldingskracht voor nodig is om in gedachte een karavaan langs het kasteel voorbij te zien te komen.

Stewart leidt het volgende stuk Metouka Sheli, Hebreeuws voor Beautiful Child, in met een lange indringende solo op zijn contrabas, waarbij het instrument bespeelt als een cello, met de strijkstok, met lange indringende klanken en dat maakt veel indruk. Het is een ballad waarin Murray ons meeneemt met lange en expressieve solo’s waar zwierige melodieën met veel klankkleur en timbre, doorspekt met emoties, deel van uit maken. Met Anita et Annita horen we wederom een Zuid-Amerikaans ritme en het stuk heeft een romantische en lyrische inslag. Opvallend zijn de ritme wisselingen waarbij het zwierige latin ritme kort wordt onderbroken door een strakke bebop.

Nog enkele werken volgen, waarin Murray zich keer op keer laat zien als een meester op zijn instrument met een enorme expressie. Na het laatste nummer en staande ovatie vertrekt een deel van de mensen uit het publiek, waardoor zij een geweldige Zugabe moeten missen met het stuk Obe. Daar waar Feith voor de pauze toonde dat Jazz ook impressionisme kan zijn, was het Murray als expressionist, die dit prachtige dubbelconcert heel contrastrijk maakte.