Tony Joe White: “Het gaat om de liefde voor de muziek.”
Half februari is hij weer in ons land, voor vier concerten: Tony Joe White, de Amerikaan die zichzelf onsterfelijk maakte met legendarische hits als Polk Salad Annie en Rainy Night In Georgia. Zijn prachtige lage stem en typische manier van gitaarspelen hielpen natuurlijk flink mee aan die status. Eind september 2010 kwam de muzikant met zijn laatste studioalbum The Shine. Inmiddels is hij 67, maar aan stoppen denkt hij dus nog niet. Gelukkig maar!
Written in Music had een exclusief gesprek met deze ongekroonde koning van de Swamprock. Daarbij moet wel vermeld worden, dat het toch een beetje raar voelt om een gesprek met deze man te vertalen. Want, probeer je eens voor te stellen hoe het klinkt als Tony Joe White –met zijn donkere stem– vertelt over “the mountains”, over “Arkansas” of als je hem letterlijk de woorden “down in Louisiana” hoort zeggen. Zelfs pratend veranderen zulke woorden uit zijn mond vanzelf in muziek. Daarmee wordt vertalen soms als een mislukte Duitse nasynchronisatie. Om die reden zijn sommige woorden dan ook maar niet vertaald. In de hoop dat je je als lezer zo meer luisteraar gaat voelen. Alsof je zelf tegenover deze uiterst innemende muzikant zit.
WiM: Mister White, voor de meeste mensen is het makkelijk om te bedenken wat bijvoorbeeld een timmerman de hele dag doet, maar hoe zit dat met een over de hele wereld bekende muzikant van bijna zeventig? Hoe ziet de dag van zo iemand eruit?
Op gewone dagen, dus als ik niet aan het toeren ben of een nieuw album moet promoten, dan ga ik veel vissen. Ik vind het heerlijk om er met de boot op uit te gaan, go down to the river en dan te vissen. Ook ben ik graag in m’n studio, die is maar tien minuten bij me vandaan. Dan ga ik daar heen om wat aan een song te werken, take the guitar, speel daar wat op. Of ik ga met m’n vrouw wat sleutelen aan teksten. Als ik er zo aan denk, dan staat iedere dag toch op ‘een’ manier wel in het teken van íets wat muziek te maken heeft. Ja, elk van onze dagen kent muziek. Niet alleen voor mij en m’n vrouw. Mijn zoon Jody runt de platenmaatschappij (Swamp Records – red.) die naast mij nog drie namen heeft. Dus iedereen is eigenlijk de hele dag bezig met songs; met het vinden van songs, praten over songs…
WiM: Hoe die ontstaan verschilt nogal per muzikant. De één begint met een tekst, de ander met muziek. Hoe ontstaan die van jou meestal?
Door de jaren heen is het toch meestal zo, dat het begint met de gitaar. Dan speel ik een lick of een maat, van daaruit ontstaat dan wat meer. Wat ik dan vaak doe is naar buiten gaan, de natuur in. Een kampvuur maken in het bos, bij de rivier. Daar pak ik dan m’n akoestische gitaar en ga daar zitten om het verder uit te werken. Wat zeker niet werkt, is pushen. Dat doe ik niet, ik moet het op me laten afkomen.
WiM: Je pusht niet, maar toch is het je de afgelopen jaren wel gelukt om veel te schrijven.
Ja, soms gebeurt het ook wel eens dat een nummer snel komt. Ik kan me er een paar herinneren, die al in ongeveer een dag af waren. Toch, de meesten maakten me ’s nachts wakker, of ze hielden me zelfs een week of twee wakker. Dan stond ik ’s nachts op om één of twee woorden op te schrijven of om even de gitaar te pakken. Nee, dus over het algemeen komen ze nooit echt makkelijk, maar altijd op de manier zoals het nummer het zelf lijkt te willen.
WiM: En heb je een voorbeeld van zo’n nummer dat dan ineens wel snel kwam?
Ik weet nog van een nummer dat ontstond tussen Memphis en een plaatsje in de bergen van Arkansas. Dat is, ik denk ongeveer drie of vier uur rijden. Ik heb ooit een nummer geschreven op die weg, tussen de bergen, met de titel I Came Here To Party (Live From Austin, TX – red.). Dat kwam gewoon snel op, het was er ineens. Maar ik had niet eens papier in my truck om het op te schrijven. Dus ik bleef het maar achter elkaar zingen en toen ik op de ranch aankwam pakte ik gauw m’n gitaar en there it was.
WiM: In de jaren 70 was je veel op tournee met andere grote namen: John Fogerty, James Taylor en ga maar door. Veel daarvan treden nog steeds op en maken muziek die nog steeds populair is. Wat denk jij dat het is, met die generatie, met jóuw generatie dat we er nog steeds zo graag naar luisteren, zelfs na ruim dertig jaar?
Ik denk dat dat toch te maken heeft met de oorspronkelijke manier van het schrijven van nummers. Je moet niet proberen om iets op een andere manier te schrijven dan op jouw manier. Niet met een gedachte erachter, een commerciële of dat het speciaal ergens voor moet zijn, voor radio of tv. Het gaat erom dat je het nummer tot je laat komen. Dan ontstaat die puurheid, waarmee je mensen kunt bereiken. Door de jaren heen heb ik gemerkt dat mensen graag teruggrijpen naar de oude nummers, maar als je ineens iets nieuws zingt, dan raakt het ze toch ook. Zolang ik een nummer er niet uit pers, box it up like a hamburger, maar het breng zoals het bedoeld is, dan blijft het zelfs na zo veel jaren intact.
WiM: Naar wat voor muziek luister je zelf trouwens veel, is dat oude muziek of ook nieuwe?
Als ik thuis ben, dan kan het van alles zijn. Ik mag graag wat nieuws opzetten van bijvoorbeeld The Black Keys, maar het kan ook ver teruggaan, naar John Lee Hooker of Lightnin’ Hopkins, als ik in een meer Bluesy mood ben. Verder namen als Dire Straits, Clapton, maar ik mag bijvoorbeeld ook graag luisteren naar de muziek van Sade.
WiM: Dat is wel wat anders dan je eigen Swamprock. Hoe kijk je zelf eigenlijk naar dat stempel?
De naam is vooral goed omdat ik nou eenmaal kom uit de swamps down in Louisiana. En dat hoor je kennelijk aan mijn muziek. Dus toen ik met m’n eerste hit Soul Francisco voor het eerst in Europa kwam, de pers en iedereen had het meteen over Swamprock en Swampblues, ik werd zelf de Swamp Fox genoemd. Everything was kinda swamp. Die naam is door de jaren heen blijven hangen. En ook al zit ik niet meer in Louisiana, mijn omgeving is nog steeds pretty swampy en dat neem je dan wel mee in je muziek.
WiM: Als we even verder gaan over ‘oorsprong’, wat is het verhaal achter je megahit Polk Salad Annie, bestond die Annie echt?
Sterker nog, er waren er zo’n drie, langs de rivier. Ik heb alleen die namen wel veranderd, maar dat waren echt allemaal nogal Polk Salad Annies, zoals omschreven in het nummer. Meiden van de boerderij, veel aan het vissen, je zag ze veel. Ik heb toen maar de naam Annie aan het einde geplaatst, om de namen van de onschuldigen te beschermen hahah…
WiM: Dat nummer is natuurlijk mede groot geworden als cover van Elvis. Veel van je nummers zijn gecoverd, is er toch één waarop je het meest trots bent?
Dat is erg moeilijk te zeggen, vooral omdat zo veel helden de afgelopen jaren nummers hebben gecoverd op zulke mooie manieren. Maar als ik moet kiezen, dan ga ik toch voor Rainy Night In Georgia in de versie van Brook Benton. Maar weet je, er zijn zo veel prachtige versies van. Van Randy Crawford, van Ray Charles, dat maakt het zo moeilijk om er één uit te pikken.
WiM: Toch las ik ooit eens in een interview dat het weinig had gescheeld of dat nummer was helemaal niet op een album gekomen?
Dat klopt, in die tijd schreef ik vooral veel snellere swamprock kinda songs. Wat hardere nummers, met veel feedback gitaar, that kinda stuff. Mijn vrouw zei me Rainy Night toch vooral wél op het album te zetten, maar ik wilde eigenlijk geen langzaam nummer op het album zetten. Zij zei “je maakt een grote fout als je dit nummer negeert”. Het bleek een goed advies en ik mag mezelf daarvoor gelukkig prijzen.
WiM: Ja, want dat zou wel wat veranderd hebben aan het gewicht van je portemonnee?
Zeker haha. Het is wel bijzonder als ik er zo aan denk hoor, Rainy Night en Polk Salad Annie overkwamen me al erg vroeg in m’n carrière. Dat betekende dat ik vanaf dat moment veel vrijheid had om de muziek te maken die ik wilde maken. Ik heb dus wel heel erg veel geluk gehad met die twee nummers zo in het begin.
WiM: Dat geluk lijkt voor muzikanten tegenwoordig telkens moeilijker te vinden. Want er is natuurlijk nogal wat veranderd in de muziekindustrie. Hoe zie jij als oude rot in het vak die ontwikkelingen?
Ik zie het als volgt: mijn zoon Jody bijvoorbeeld beheert dus het label. Dan kijk ik naar hem, hij is constant druk bezig, keihard aan het werken. En dat geldt voor veel mensen van zijn leeftijd. Die jongere generatie, zulke lui hebben in mijn ogen de muziekindustrie letterlijk gered. Juist door hoe ze het aanpakken met alle nieuwe ontwikkelingen: de computers, het internet, de websites en de makkelijke contacten wereldwijd. Een album kan gewoon vanuit huis verstuurd worden. Ongeveer tien jaar geleden zag ik de toekomst echt somber in: er waren er veel studio’s en labels en zo die failliet gingen, dat zag ik hier in Nashville bijvoorbeeld veel gebeuren. Ik denk dat het nu weer beter gaat, door het harde werken en die ontwikkelingen. Zo’n twintig jaar lang verkocht ik m’n eigen albums en om dan nu zo te zien hoe de laatste twee generaties het doen: binnen een dag kan er bij wijze van spreken al een release zijn. Mensen kunnen er vervolgens makkelijk aankomen via downloads. Die techniek heeft al veel veranderd en dat gaat alleen nog maar verder doorzetten. En ik vind het geweldig man, echt. Als ik vroeger een album wilde opnemen, dan kon het wel een jaar duren voor de release was.
WiM: Toch maakt dit het ook moeilijk, voor het geld kun je maar beter geen muzikant worden, meer dan ooit móet het echt voor de liefde voor de muziek.
Dat is het ja. Maar ook dat zie ik om me heen, ook bij m’n zoon en de jongelui met wie hij werkt: het gaat ze ook echt om de liefde. Het maakt ze niet uit om keihard te werken, ze vinden het niet erg om veel onderweg te zijn, om te moeten slapen in funky old motels, ze doen het gewoon. Nu is hij weer op pad met de groep Warpaint, dat zijn vier blonde meiden uit LA. Ze zitten nu in Australië, komen net uit Engeland. Zij beginnen daar nu ook wat naam te maken, hebben succes. En dat komt toch door het harde werken en door de liefde voor de muziek. Daar gaat het allemaal om.
WiM: Je bent inmiddels 67. Wat is er dan nog leuk aan, om telkens maar op pad te zijn, vliegtuig in en uit, hotel in en uit?
Wat het nog steeds waard maakt zijn de songs, de gitaar en het contact met de mensen. En wat je zegt, die luchthavens en zo, ach zo werkt dat nou eenmaal. Wat dat betreft is vergeleken met dertig jaar geleden niet zo veel veranderd. Tuurlijk, je moet een reden hebben, maar die reden is voor mij altijd de muziek en de mensen.
WiM: Wat kunnen we de komende optredens in Nederland van je verwachten?
Zowel oude als nieuwe nummers. Het publiek wil toch dat ik all the way back ga naar Polk Salad of Rainy Night, de oudere swamptunes dus. Toch zal ik ook veel nummers spelen van het nieuwe album The Shine en ook nummers van het album Uncovered dat ik heb gemaakt met een aantal van m’n helden. Ik ga eigenlijk nooit met een volle setlist het podium op, ik ga gewoon zitten en muziek maken. De mensen schreeuwen dan vanzelf titels van nummers die ik dan ga spelen.
WiM: Meestal speel je in een erg kleine bezetting, waarom?
Ik heb opnieuw alleen een drummer bij me. Dat werkt voor mij erg prettig: ik kan me met m’n gitaarspel vrij bewegen, van het ene nummer naar het andere, zonder rekening te moeten houden met anderen als ik van akkoord wil wisselen of zo. In de studio heb ik de luxe van een bassist en eventueel een toetsenist, maar op het podium komt de gitaar veel beter tot z’n recht met alleen drums erbij.
WiM: Als je toert, dan kom je ook altijd naar Nederland. Wat heb je met ons land? Ik bedoel, je kunt nou niet zeggen dat we hier bepaald veel swamps of gators hebben?
Hahahah… Nee, misschien niet veel swamps and gators, maar jullie hebben wel érg veel water. En al jullie kanalen. Nee, ik weet het niet, maar ik zie er echt altijd naar uit om naar Nederland te komen. Niet alleen Amsterdam, maar ook de andere plaatsen. Op de één of andere manier hebben de mensen in Nederland altijd iets wilds, iets gezelligs. And they like to boogie.
WiM: Dus over twintig jaar kunnen we je nog steeds verwachten?
Over twintig jaar? Nou, alleen als ik dan niet aan het vissen ben hahah…
Wil je Tony Joe White zien optreden? Hier de data, met links voor de tickets:
16-02: De Boerderij, Zoetermeer
18-02: Paradiso, Amsterdam
19-02: De Lantaarn, Hellendoorn
20-02: De Oosterpoort, Groningen