×

Interview

13 augustus 2012

The Black Seeds: dampende mix van reggae en funk

Geschreven door: Rik van Boeckel

Label: Proville Records

The Black Seeds toeren op dit moment door Europa ter promotie van het nieuwe album Dust And Dirt dat in april uitkwam. Ze deden in het voorjaar al een clubtour door Nederland maar waren onlangs even terug voor een intiem optreden in Strandpaviljoen Buiten aan het Scheveningse strand. De tent was uitverkocht, het was prachtig zomerweer, de ideale ambiance voor de dampende mix van reggae en funk van de band uit Nieuw Zeeland. Zanger/gitarist Barnaby Wier had voor het optreden tijd voor een gesprek over de inspiratiebronnen van de band en over het nieuwe album.

WiM: Jullie muziek is vooral een mix van reggae en funk. Wat zijn jullie voornaamste inspiratiebronnen, bijvoorbeeld in de reggae?
Toen we begonnen in 1998 werden we geïnspireerd door Jamaicaanse muziek zoals reggae, ska en dub, door funk en soul uit de VS en Engeland en Afrikaanse muziek, zoals de afrobeat van Fela Kuti. We vermengden die invloeden met elkaar in diverse dubtunes. Door de jaren heen is onze muziek gerijpt en heeft die een eigen karakter gekregen. Ik luisterde naar reggae artiesten als Lee ‘Scratch’ Perry en King Tubby, Dennis Brown, Skatalites, Bob Marley, dus meer old school reggae. Iedereen in de band heeft een andere achtergrond: reggae, jazz, blues, funk, rock, dat komt bij The Black Seeds samen op een interessante manier!

WiM: Toen jullie begonnen was er toen veel reggae te horen in Nieuw Zeeland?
In Wellington waar we allemaal wonen was dat zeker het geval. We werden geïnspireerd door een lokaal radiostation: Radio Active. Het is in feite een klassiek verhaal, een groot radiostation dat mensen inspireert om zelf muziek te maken. Ze draaiden overigens niet alleen reggae maar ook funk, blues en jazz.

WiM: Naast de reggae georiënteerde songs staat er op het nieuwe album ook een nummer als Don’t Turn Around dat lekker funky is. Van wie komen de funkinvloeden?
Niet alleen funk maar ook soul zoals James Brown, Otis Redding, Curtis Mayfield, Sly & The Family Stone en dan ook de P-funk van Parliament. We zijn eigenlijk een soort van ‘future retro-band’. De melodieën zijn old school maar tegelijkertijd spelen we moderne muziek.

WiM: Wanneer en waar is Dust And Dirt opgenomen?
Voor de release zijn we er part time anderhalf jaar ermee bezig geweest, we hebben 23 songs opgenomen en de beste 13 zijn op het album terechtgekomen. De opnames vonden plaats in Wellington, de hoofdstad van Nieuw Zeeland. Het regent er veel, en dat is het juiste weer om de studio in te duiken! Het album hebben we binnen een maand wereldwijd uitgebracht, het was de eerste keer dat dit gebeurde. Het is heel moeilijk dat voor elkaar te krijgen, de timing was geweldig. De eerste promotietoer deden we in Nieuw-Zeeland, de reacties waren erg goed!

WiM: Waarom hebben jullie voor de titel Dust And Dirt gekozen?
Ik vond het wel een mooie titel voor het album. Dust nd Dirt slaat op het goed en kwaad in de wereld, over goede en slechte tijden in je leven. ‘Gold dust & nitty gritty dirt’. Onze teksten gaan over de situatie in de wereld, daar geven we onze visie op. Ieder bandlid schrijft mee aan de songs, vooral op dit album is er een hele goede samenwerking geweest. Ik schrijf een song op de gitaar en ga er dan mee naar de band en dan komt iedereen met ideeën. Daniel schrijft de teksten die hij zingt en datzelfde geldt voor mij. Ik schreef de titelsong, Pippy Pip, de eerste single, The Bend, Love Me Now, Don’t Turn Around en Settle Down.

WiM: De openingstrack van het album Out of Light heeft een heavy mood? Waarom, de rest van het album is meer luchtig?
Ja, het is een beetje onheilspellend begin. Daniel schreef de tekst, tja, ieder van ons heeft zo zijn eigen ding. Maar we houden ook van heavy moods en vonden het leuk als begin. We beginnen in het donker en gaan dan naar het licht.

WiM: Pippy Pip is een beetje een gek nummer, het begint niet als reggae maar wordt dat later wel.
Matt onze bassist die er nu niet bij is kwam met het ritme, ik schreef er de tekst bij. Die gaat over een vriend die het moeilijk heeft, ik zeg hem niet in de duisternis te blijven maar terug te keren in het licht. Pippy Pip hadden we als werknaam voor de opnamesessie, die naam hebben we aangehouden.

WiM: Na Pippy Pip komen Wide Open, The Bend en het instrumentale Loose Cartilage, de eerste twee reggae terwijl Loose Cartilage totaal anders is. Wat kun je hierover vertellen?
The Bend gaat over een vrouw die te veel alcohol en drugs gebruikt en daaraan ten onder gaat. Wat ik ermee wil zeggen is dat je onder ogen moet zien dat alcohol en drugs op den duur hun tol zullen eisen. Ja, Loose Cartilage is anders, het heeft iets van surfrock. Mijn eigen favoriet is trouwens Don’t turn around. Die song is ontstaan uit een spontane jam. Toen we het opnamen speelden we het voor de tweede keer, we speelden het 7 minuten en hebben de beste delen voor het album bewaard. Ik speel bas op het nummer.

WiM: Een van de beste songs vind ik Gabriel’s Strut, vooral het intro is geweldig!
Hier speelt Tim Jarray bas, hij schreef de melodie voor de song. Gabriel is de naam van zijn zoon, ik schreef de tekst speciaal voor hem. We hebben er uiteindelijk een dubversie van gemaakt. De song die daarna komt Love Me Now is de meest commerciële van het album. Het heeft een klassieke reggaesound, met een tekst over het punt waarop een liefdesrelatie serieus wordt.

WiM: Hoe is het op dit moment gesteld met de muziekscene in Nieuw Zeeland?
De muziekscene in een klein land als Nieuw Zeeland is heel levendig. Er zijn alleen niet genoeg clubs om te kunnen spelen. Om als band te overleven moet je wel toeren in het buitenland. Wij spelen ook allemaal in andere bands. Ik speel in Fly My Pretties, het is niet echt een band, maar een samenwerking van verschillende artiesten uit Nieuw Zeeland waarmee we in ons land optreden. De muziek is meer roots, folk, rock & roll, singer-songwriter. Kijk maar op: www.flymypretties.com

Maar the Black Seeds blijven het belangrijkst.

Aan het eind van het interview zegt Barnaby graag in Nederland op te treden. “Het publiek hier is geweldig. Door de jaren heen hebben we een band opgebouwd met Nederland, met Amsterdam in het bijzonder. We speelden op het strand van Blijburg (in Amsterdam aan ’t IJ). En we hebben in 2006 op Lowlands gestaan, in de grote tent, 17 augustus spelen we er weer. We kijken er naar uit.”

Door het prachtige zomerweer zit de stemming er voor het optreden van The Black Seeds al goed in, in het sfeervolle Strandpaviljoen Buiten aan het einde van het Zwarte Pad in Scheveningen. Het voorprogramma The Small Time Crooks lokt nog niet iedereen naar de kleine zaal maar hun mix van bluegrass, country, jazz, folk en blues is zeker niet verkeerd, wel zeer retro. Met baarden en instrumenten als banjo, mandoline en washboard lijken de bandleden zo weggelopen van het platteland van de VS in de jaren dertig van de vorige eeuw. Door hun uitvoering van Ramses Shaffy’s Laat Me besef ik dat ze gewoon uit Nederland komen.

Als The Black Seeds beginnen , stroomt de zaal helemaal vol en kan het feest beginnen! Met Barnaby Wier en zanger/percussionist Daniel Weetman als aanjagers gaat het publiek helemaal loos op de dampende mix van reggae en funk van de Kiwi’s. Ze spelen songs van hun vorige albums Into the Dojo (2006) en Solid Ground (2008) maar vooral ook van Dust And Dirt. Vooral Frostbite en Settle Down klinken erg goed.

17 augustus staan The Black Seeds op Lowlands.

Bandbezetting:
Barnaby Wier: zang/gitaar
Daniel Weetman: zang/percussie/mpc
Lucien Johnson: saxofoon
Barrett Hocking: trompet
Ned Ngatae: leadgitaar
Tim Jaray: bas
Jarney Murphey: drums
James Coylle: keyboard