Susan Kane is een briljante laatbloeier
Susan Kane’s Highway Bouquet en A World Child (respectievelijk uit 2008 en 2012) werden in Nederland goed ontvangen, en haalden tevens de Euro Americana Chart. Ook haar eind vorig jaar hier gelanceerde Mostly Fine werd lovend beoordeeld. De gunstige commentaren leidden deze keer merkwaardigerwijs niet tot de notering in de EAC die Mostly Fine beslist verdiende. Zowel de melodieën als de dominerende instrumenten komen uit de hoek van akoestische folk en country. Ze doen beter dan ooit recht aan de typerende melange van weemoed en onverzettelijkheid in Kane’s stem. Bovendien is de precisie in haar teksten opnieuw toegenomen – niet verwonderlijk voor wie naar haar favoriete liedjesschrijvers informeert, en ongevraagd eerst een waslijst aan letterkundigen over zich heen krijgt, een galerij die chronologisch van Jane Austen tot George Saunders loopt, en waarin plaats is voor qua literaire benadering zo volstrekt verschillende auteurs als Edith Wharton en James Joyce.
Een vraaggesprek van onze Herman Nust met een in Europa nog onderschatte artieste.
WiM: Je noemt naast akoestische folk en twangy country Dylans opkomst als cruciale inspiratie. Toch ben je pas veel later zelf liedjes gaan schrijven. Is dit niet gek? De meeste singer-songwriters dateren hun eerste pogingen om met eigen werk te komen bijna op de dag waarop ze voor het eerst kennismaakten met Dylans muziek.
De situatie was er gewoon niet naar. Lucinda Williams zei ooit dat ze liedjes begon te schrijven omdat ze zich onbehaaglijk voelde bij de vertolking van andermans werk. Ze moest dus wel. Voor mij gold dit niet, ik hield hartstochtelijk van vele soorten songs. Er was helaas geen gemeenschap van liedjesschrijvers in mijn omgeving, ik kende zelfs niemand die zijn eigen materiaal schreef. In plaats hiervan ontwikkelde ik mijn eigen repertoire, in het bijzonder dankzij vertolksters als Emmylou Harris en Linda Ronstadt – Emmylou was nog niet bekend om stukken van eigen hand, maar beiden golden als intens onafhankelijke artiesten met een uitgelezen smaak. Dankzij hen kwam ik in aanraking met het werk van voortreffelijke songwriters.
Verder speelden mijn levensomstandigheden een praktische rol. Na mij afstuderen had ik een veeleisende carrière, gezinsverplichtingen en andere bezigheden. Ik beschouwde mezelf als een zangeres. Er waren al genoeg liedjes, en ik wist niet wat ik eraan toe moest voegen – het leek me nogal gedurfd om zoiets te proberen. Op veel jongere leeftijd had ik verhalen, toneelstukken en essays geschreven, en gedacht dat daar mogelijk een carrière in het verschiet lag. Het is er nooit van gekomen.
De prikkel om songs te gaan schrijven, kwam inderdaad pas heel veel later. Nadat ik de hectiek van het zakenleven vaarwel had gezegd en tijd had om muziek te maken, zat ik in een band die in de eerste plaats covers speelde. Toen sommige jongens in de groep eigen materiaal in het programma introduceerden, was dit voor mij een stimulans om de competitie aan te gaan, al was het maar omdat ik er weinig trek in had als hun achtergrondzangeres te eindigen. Ik zag het als een uitdaging: als zij het kunnen, waarom ik dan niet? De vele jaren waarin ik naar goede songs heb geluisterd, beschouw ik als een soort master class. Extra impuls was mijn diepe bewondering voor The Grateful Dead, een groep waarvan de catalogus alle oorspronkelijke Amerikaanse muzieksoorten omvat, of het nu eigen materiaal of covers betreft.
WiM: Is “laat” beginnen niet toch vooral een nadeel? De master class mag nog zo verrijkend zijn, tal van critici èn songschrijvers zijn er niettemin van overtuigd dat popartiesten (in de breedste opvatting van het woord) hun beste werk afleveren als twintigers en vroege dertigers, eenvoudig omdat hun hartstochtelijke verlangen om volgens hun eigen maatstaven te slagen later niet meer te evenaren is.
Misschien lijkt het alsof ik opschep over de ontwikkeling van mijn muzikale smaak, maar ik wil niet meer zeggen dan dat degenen naar wie ik luisterde mijn leermeesters waren en me als het ware mijn opleiding hebben gegeven. Het klopt dat de meeste artiesten hun beste nummers in hun twintiger en vroege dertiger jaren schrijven – dan krijgen ze hun eerste platencontract, worden ze gedreven door de elementaire ambitie om de wereld aan hun voeten te krijgen en door de rotsvaste overtuiging dat ze iets te melden hebben. Ik heb het niet zo gedaan. Je kunt de tijd niet terugdraaien en ik heb er geen spijt van – dat heeft geen zin, we weten allemaal wat Dylan hierover zegt. Er zijn overigens wel meesterlijke “oudere” liedjesschrijvers – ik denk dan meteen aan mensen als Leonard Cohen en Rosanne Cash.
WiM: Het is niet de bedoeling om het profijt van een lange leerschool in twijfel te trekken – in jouw geval een beheersing van authentiek understatement (in tegenstelling tot beginners, wier onderkoelde voordracht te vaak een trucje is dat neerkomt op een vorm van omgekeerde retoriek), het weten waar ingetogenheid geboden is en waar je je stem als een klok ook inderdaad als klok moet inzetten. Die stem suggereert bovendien een incasseringsvermogen en een taaie volharding die jongere vertolkers bij al hun gretigheid niet gegeven zijn.
Je doet me blozen, maar het maken van een plaat is gewoon keihard werken. Ik hoor mijn eigen stem niet graag, en luister zelden naar een album als het af is, maar natuurlijk hoop ik dat er in elke song iets waarachtigs is vastgelegd.
WiM: Wie zijn voor jou de belangrijkste tekstschrijvers uit je master class?
Uiteraard Dylan, daarnaast Robert Hunter, Steve Earle, Gillian Welch, Dolly Parton en Patty Griffin – verder de al genoemde Leonard Cohen en Rosanne Cash.
WiM: In Love Can Die spreekt een moeder op bijna klinische wijze over haar man, die ze de rug heeft toegekeerd – “love can die” zegt ze letterlijk tegen hun beider jonge dochter, en ze maakt via de fysieke gelijkenis van het kind met de vader duidelijk dat de liefde voor haar kind ook zo kan eindigen. Het nummer is een van de hoogtepunten van economisch taalgebruik op Mostly Fine. Heb je hier veel moeten schaven?
Ik heb Pat Schneider als medeauteur opgevoerd. Eigenlijk is het verhaal achter de song iets ingewikkelder. Ik vond een gedicht met de titel Nursery Rhyme in een schrijversblog, waarin de auteur een beeld schetste van de achtergrond van haar familie. Haar grootmoeder had een stormachtig leven, inclusief een laat en moeilijk huwelijk. Ze liet zich scheiden van haar man en bracht haar kinderen in een weeshuis onder. Later nam ze alleen haar enige dochter terug – Pat was de auteur van het gedicht en de moeder van degene die het blog schreef. Het gedicht, met zijn sterk ritmische schema, vroeg erom tot liedje te worden omgevormd.
Het kostte me weinig tijd om er een melodie onder te zetten en de in de song toegevoegde regels te vinden. Natuurlijk had ik toestemming nodig voor publicatie. Ik wist niet dat Pat Schneider een beroemde dichteres en docente creatief schrijven was. Nursery Rhyme staat in haar boek Writing Alone and With Others. Ik heb haar mijn liedje gestuurd. Ze vroeg alleen om een kleine herziening. Enkele van haar opmerkingen: “het is het zelfde gedicht, met dezelfde betekenissen; ik moest huilen toen ik bij de regels over “daddy” kwam… jij hebt in de song duidelijk gemaakt wat ik niet heb gezegd, maar waarvan ik verwachtte dat de lezer of luisteraar het begreep (en dat was de juiste benadering voor het gedicht) … het is een kinderstem, of de terugblik van een volwassene die – in het laatste geval opnieuw – de angst doormaakt van het besef dat liefde kan verdwijnen….een verlorenheid, de mengeling van ontsteltenis en angst als je weet dat je bent achtergelaten…”
WiM: De ik-figuur in Jacksonville vraagt zich af of liefde en vrije wil naast elkaar kunnen bestaan. Alle mogelijke antwoorden worden in de monoloog voortdurend in conflict met elkaar gesuggereerd. Hier weet je ook zonder de basis van een bestaande literaire tekst iedere complexe overweging van je personage bondig en in eenvoudige taal recht te doen.
In de prehistorie was ik docente kredietanalyse voor stagiaires van op het zakenleven gerichte banken, en onze gouden regel was KISS – “keep it simple, s…… Ik veranderde het laatste woord altijd diplomatiek als “sweetheart” – soms denk ik dat juist mijn leven als liedjesschrijver mijn vocabulaire heeft verarmd! In alle ernst, het is een vorm van marteling om de auteur te vragen haar eigen liedjes te interpreteren. Ik kan er wel over kwijt dat mijn man de kernregel – “In the fullness of time, even rock will wear” – als negatief ziet, terwijl ik het een potentieel optimistische zin vind, of op zijn minst een neutrale constatering.
Wat je kernpunt aangaat: het is zeker waar dat het oproepen van complexiteiten en tegenstrijdigheden een beoogd effect kan zijn.
WiM: Worn Out Lines is het ultieme honky-tonk duet – ik zie niet hoe iemand het genre nog een radicaler impuls kan geven.
Dit is de eerste song die ik met iemand anders heb geschreven, Fred Gillen, Jr., eigenaar van de studio waar Mostly Fine is opgenomen.
Het begon als een humoristisch gevalletje. “We can’t seem to get out of our own way” is de sleutelzin. Beide hoofdpersonen kunnen het niet opbrengen om elkaar tegemoet te komen, of werkelijk een poging te doen met elkaar op te schieten, dus eindigen ze ieder alleen.
WiM: De essentie van het luisterliedje Crying Babies lijkt me de aanvaarding van wat er voor de meesten van ons met het klimmen der jaren gepaard gaat. Je vervalt niet in nostalgie, het is eerder een bezonken terugblik en tegelijkertijd een registratie van wat ouder worden met zich meebrengt.
Je kunt zeggen dat de slotregels – “When all the pretty birds leave their nest / And the old birds take their rest” – wat clichématig zijn, maar ze vormen de meest adequate weergave van onze huidige gezinssituatie. Ik heb drie kinderen – de jongste is in het voorjaar van 2016 afgestudeerd en vertrokken, dus de “oudjes” zitten nu inderdaad in een leeg nest. Toen ik een keer wakker werd in het midden van de nacht, moest ik denken aan de tijd dat ik ’s nachts op was met baby’s en dat die dagen achter me liggen. Daarna schreef de song eigenlijk zichzelf.
WiM: Je keuze voor Rob Morsbergers A Man of Much Merit intrigeert me. Het nummer speelt aan het begin van de negentiende eeuw en de doorleefde plechtigheid van de taal waarin de hoofdpersoon zich uitdrukt, lijkt me historisch overtuigend. Anderzijds vraag ik me af of je geseculariseerde publiek in de staat New York ontvankelijk is voor een zin als “Father, I am bound for the arms of my Forgiver”…
Rob was bekend en geliefd in deze streek. Hij overleed in 2013 aan een hersentumor. Hij schreef het liedje vóór de diagnose, maar bleef het erna uitvoeren. Het was een soort uitdaging aan zijn publiek. Ik kan dit aan, kunnen jullie het ook? Vergezellen jullie me op mijn reis? Qua productie wilde ik dat mijn versie herinnerde aan de sfeer van Randy Newmans Good Old Boys. De hoofdpersoon is Charles Floyd, de enige deelnemer aan de expeditie van Lewis en Clark (de verkenning van het voor de toenmalige VS nog onontdekte gebied van Saint-Louis tot aan de Stille Oceaan in het Noordwesten) die tijdens de onderneming stierf. Floyds dagboeken staan op internet, en Rob heeft verschillende woorden letterlijk overgenomen in de song. Een documentaire over de laatste periode van Robs leven, A Gesture and a Word, is begin dit jaar uitgekomen.
WiM:Je hebt het belang van The Grateful Dead voor je eigen muzikale ontwikkeling al benadrukt en zegt zelfs dat de groep in je muzikale DNA zit, met name het schrijversteam Jerry Garcia/Robert Hunter. Wat maakt dit duo voor jou zo bijzonder?
Ongelooflijke beheersing van de prosodie! Geweldige teksten en muziek. Ook afgezien van persoonlijke nostalgie beschouw ik het als grote americana. Hunter heeft laten vallen dat hij een wonderbaarlijk goed geheugen heeft, en een massa populaire muziek uit de jaren ’40 en ’50 heeft opgezogen, naast de pure rock ’n roll en de gebruikelijke folk. Hij wilde eigenlijk romancier worden. Zijn voorwoord bij The Complete Annotated Grateful Dead Lyrics geeft belangwekkende inkijkjes in dit proces. Hij is bovendien verbazingwekkend belezen, en dit is de bron voor tal van interessante en mysterieuze toespelingen in zijn werk.
WiM: Een van de twee Dead songs op Mostly Fine is Brown Eyed Women. Het nummer kan worden gezien als een terugblik op de vergane wereld van het Amerika ten zuiden van de Mason-Dixon line, een samenleving die met name sinds de Tweede Wereldoorlog diep ingrijpende veranderingen onderging. Wat was jouw drijfveer om het op te nemen?
Ik houd gewoon van het stuk als het verhaal van een memorabele familie van illegale whiskystokers in een unieke periode – die van de drooglegging en de economische crisis van de jaren ’30. De tekst is heel beeldend, en muzikaal is het ook een karakteristieke Grateful Dead song dankzij de fascinerende akkoordenschema’s. Opnieuw pure americana. Ik heb er een soort wilde akoestische versie van gemaakt.
WiM: Je vertolking van Comes a Time raakt me meer dan die van de Dead zelf, mogelijk omdat jij het met een dieper beproefd vertrouwen zingt, rijper, tegelijkertijd fragieler en krachtiger dan waar de groepsleden van rond de dertig toe in staat waren, zowel op Garcia’s album Reflections als op de versie van de Dead’s Hundred Year Hall. Jij maakte me voor het eerst echt bewust van de hoop in de song. Wat bracht je ertoe het stuk op de plaat te zetten?
Ik wilde graag een van Jerry’s langzamer nummers opnemen, die niet zo bekend zijn. Ook dit is een bedrieglijk eenvoudig liedje. Als het niet met het refrein begon, zou het waarschijnlijk een heel andere sfeer hebben. De coupletten zijn immers behoorlijk somber. Tal van mensen kunnen in deze tijd wel extra hoop gebruiken. De uiteindelijke boodschap van de song is volgens mij dat je in jezelf moet geloven. Om het liedje maar direct te citeren: het vinden van “love that’s going to fill your cup” begint met dat geloof.
Het is overigens grappig dat de Dead covers op Mostly Fine gemakkelijk kunnen worden verwisseld met werk van anderen – Brown Eyed Women met Van Morrisons Brown Eyed Girl en het slotstuk met Comes a Time van Neil Young. Dit gebeurde ook met Loser op A Word Child. Mensen dachten dat het om de song van Beck ging.
WiM: Er ligt tot nu toe steeds een afstand van vier jaar tussen je platen. Is dit het ritme dat je het beste ligt, of spelen economische redenen ook een rol?
De pauzes van vier jaar tussen mijn platen zijn nooit de bedoeling geweest. In de periode tussen mijn debuut So Long uit 2004 en Highway Bouquet schreef ik niet zoveel. De lange tijd tussen Highway Bouquet en A Word Child had meer te maken met wat ik maar gaten in de productie noem. Ik had een paar songs opgenomen tijdens eerdere sessies, en die bleven liggen tot ik de rest opnam in 2012, het jaar waarin ik het album afmaakte. De eerste drie zijn geproduceerd door Billy Masters, die nu in Austin woont. Het leek mij eenvoudiger en sneller om plaatselijk te werken, in de streek rond New York. Ik heb gekozen voor Jeff Eyrich, lange tijd mijn bassist. Hij heeft een mooi c.v. als studiomuzikant en producent. Het lukte ons om alles vrij snel te doen, de belangrijkste hobbel was eigenlijk om te zorgen dat we de studio boekten als de andere sessiemuzikanten tijd hadden.
Ik heb een paar andere songs waar ik mee bezig ben, er is nog niks af. Ik moet ze eerst hebben voltooid èn uitgevoerd voordat ik tot opnemen overga. Maar de volgende komt heel veel sneller dan de eerste vier. Daar mag je op rekenen!
WiM: Kunnen we je ooit in Europa verwachten?
Misschien! Het is zeker iets waar ik over gedacht heb!
—–
Nursery Rhyme
Daddy was a bad man
He made Mama cry.
I loved him, Mama said,
But love can die.
Daddy was a weak man,
He told a lie.
I loved him, Mama said,
But love can die.
You look like your Daddy
Green, green of eye.
I love you, Mama, said…
– Pat Schneider
Love Can Die
Daddy was a bad man, he made mama cry
I loved him, Mama said, but love can die
Daddy was a weak man, he told a lie
I loved him, Mama said, but love can die.
You look like your Daddy, green, green of eye
I love you, Mama said, but love can die.
Love can die, love can die,
In the blink of an eye, love can die.
Watch that bird fly, love can die.
Love can die, love can die.
Daddy bought a ticket, no tears in Daddy’s eyes
He is leaving, Mama said, cause love can die
Daddy rode that yellow dog, somewhere by and by.
I won’t forget what mama said, that love can die.
I look like my Daddy, green, green of eye
I love you, Mama said, but love can die.
Love can die, love can die, the well run dry.
Love can die
Don’t ask why, love can die, love can die,
Love can die.
– Susan Kane’s songtekst op basis van Nursery Rhyme