Rudy van Gelder: De architect van de jazz
Het was jarenlang een zeer grote droom die maar niet vervuld leek te gaan worden maar met het 70jarig jubileum jaar van Blue Note was daar dan na heel lange tijd wachten de mogelijkheid om de legendarische Rudy van Gelder te interviewen. De man die in de jaren 50 en 60 de jazz met zijn fascinerende opnametechnieken een basis gaf en naar een wereldpubliek bracht. De man die de architect in opname van jazz genoemd mag worden. Maar tevens de man die liever geen interviews geeft omdat hij het idee heeft dat hij dan steeds dezelfde antwoorden op dezelfde vragen moet gaan geven. Maar vooral ook steeds weer de vragen krijgt over hoe hij nu zijn opnamen maakte, hoe hij al die geweldige albums opnam. Iets waar hij helemaal geen zin in heeft. Hij is veel liever bezig om die geweldige oude opnamen volgens de nieuwste technologie van zijn ideale kleur en klank te voorzien. Het zo te laten klinken als hij het ooit hoorde toen het bij hem in de studio werd opgenomen. En daar is hij nog steeds elke dag van de week mee bezig. Drukte als reden om geen interviews te hoeven geven is voor een man van 85 misschien een wel heel onwaarschijnlijk reden. Voor de fitte Rudy van Gelder gaat deze reden echter helemaal op. Met de enerverende uitgave van zijn Rudy van Gelder remasters serie bij Blue Note en het jubileum van het label wisten Blue Note voormannen Bruce Lundvall en Michael Cuscuna hem echter over te halen dan toch nog een interview, en dan zelfs met een Nederlandse journalist, te doen.
Op voorhand had ik al wel een dikke lijst met vragen moeten opsturen die door tussenpersoon Michael Cuscuna werden doorgenomen. Met aantekeningen als ‘praat hij niet over’, ‘te technisch….praat hij niet over…’ en ‘te persoonlijk’ werden al snel veel relevante (en ook door collega journalisten aangeleverde) vragen van mijn lijst geschrapt. Na wat schaven en vragen bij verzinnen kwam dan uiteindelijk de opmerking dat Rudy hier zeker wat mee zou kunnen en dat ik in het gesprek zeker ook de kans zou kunnen krijgen verder op zaken door te kunnen gaan. Zeker als we goed zouden klikken. Met geen flauw idee wat het gesprek zou kunnen gaan inhouden, hoeveel tijd ik zelfs zou gaan krijgen (‘dat hangt van Rudy’s stemming af…’) vertrok ik halverwege oktober naar New York.
De reis per openbaar vervoer naar Englewood Cliffs, waar de studio van Rudy van Gelder staat en waar hij tevens woont, is een pittige. De mooiste rit die me was aangeraden, per Path subway van Manhattan naar Jersey en daarvandaan per lighttrain langs het water naar New Jersey blijkt al snel een prachtige keuze. Het uitzicht op Manhattan, vanaf de andere kant van de Hudson, is perfect. De bus brengt me daarna nog noordelijker Upstate en bij het eindpunt blijkt het met de taxi dan nog zo’n 10 minuten naar de studio. Ik had reeds in de ochtend met Rudy van Gelder over de telefoon gesproken en het ontvangst bij de studio is dan ook gelijk zeer hartelijk. Ik ben zeer verrast door zijn aanwezigheid: Voor zijn 85 jaar ziet hij er nog jong en fit uit. Daarnaast blijkt hij nog zeer helder van geest te zijn en een man die graag zijn verhaal wil vertellen. Bij het aanschouwen van de studio en mijn vraag of het echt waar is dat de vermaarde Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright deze ontworpen heeft volgt gelijk een rondleiding en een fraai gesprek.
Rudy van Gelder: “De studio is gebouwd in een periode waarin Frank Lloyd Wright niet zoveel opdrachten meer kreeg. Dit jaar precies 50 jaar terug! Een beetje aan het einde van zijn carrière. Hij was dan weliswaar aan het Guggenheim museum bezig, een voor zijn doen zeer ongewoon ontwerp, maar veel mensen die bij hem werkten hadden veel minder te doen. In zijn beleving, en zoals zij vertelden met zijn hulp, heeft een groep vooraanstaande medewerkers van Frank Lloyd Wright’s kantoor de Englewood Cliffs studio ontworpen. Natuurlijk met mijn hulp. Ik had heel sterk in mijn hoofd hoe ik met het geluid in de studio wilde werken en kon hen vrij exact uitleggen waar mijn prioriteiten lagen. Het idee van een bijna kerkachtige in een spits toelopend dak is daar een voorbeeld van. Kerken oude stijl hebben altijd een fascinerend geluid door dat soort daken en ik hoopte in mijn studio een zelfde soort fraaie galm (lees; ruimtelijke sfeer) te kunnen creëren. Daarnaast wilde ik dat er voor de muren grote stenen platen werden gebruikt die het geluid zouden absorberen. De manier van cement voegen, diep in de groef tussen de stenen, kwam dan weer van hen. Vervolgens hebben zijn op de markante Frank Lloyd Wright stijl de symmetrie in de studio vervolmaakt. Dus plafondplaten die qua groef in dezelfde lijn als de vloerplaten lopen. De bijna Aziatisch uitziende doorloopkijk. Dus vanuit de ingang zowel de studio, werkvloer als andere werkruimtes in kunnen kijken. Voor de muren is dus een speciaal soort steen gebruikt en voor het dak ciderhout. Het bleek uiteindelijk een briljante combinatie.”
Rudy van Gelder leidt me door alle vertrekken in de studio. Van de opnameruimte, met de prominente Hammond (Jimmy Smith!!!!!!), de grand piano, de drumkit, de speciale studiobooths, het enorme arsenaal aan microfoons (met de hoezen er keurig omheen). Het ziet eruit alsof de studio gisteren nog in vol gebruik was (daarover later meer). Vervolgens, enthousiast geworden over het gesprek over Frank Lloyd Wright en zijn studio, lopen we ook naar zijn woongedeelte. De verrassing is groot : Vanuit zijn woonkamer kijk je zo het bosachtige park in. Het huis, wel in FLW stijl, heeft een geheel eigen sfeer en doet je vergeten dat je in de studio bent. Maar ook hier biedt de markante FLW symmetrie een weldaad aan ruimte zien waarbij alle ruimtes in elkaar over lijken te vloeien. De Englewood studios (en het huis) mogen gezien worden als een ware FLW triomf.
Na de rondleiding komen we vervolgens in de opnameruimte al snel ter zake. Hij wil liever niet dat ik opneem (‘…dan hoef ik me geen zorgen te maken of ik iets raars zeg….(..lacht..)’) en waar hij liever niet over wil praten: “Zoals je weet praat ik niet graag over de manier waarop ik opgenomen heb. Ik heb zelf alles de hardway, zonder hulp, aan moeten leren en ga dat niet zomaar doorgeven. Daarnaast vind ik dat iemand die echt geïnteresseerd is in geluid met eigen methoden tot zijn eigen geluid moet zien te komen. Dat is veel interessanter! Ik praat daarnaast ook niet graag over de artiesten waar ik mee gewerkt heb. Ik houd niet van die roddel en achterklap zoals zo vaak in deze business gebeurt. Maar verder mag je me alles vragen (..lacht..).”
WiM: Voordat deze studio gebouwd werd heeft u altijd opgenomen bij uw ouders in huis in Hackensaw. Hoe ging dat eigenlijk?
Zoals je wellicht weet startte ik met opnemen naast mijn werk. Ik nam voor mijn werk ogen op met metingen om te constateren wat mensen voor bril moesten hebben om weer goed te kunnen kijken. Ik begon heel rustig met het opnemen van vrienden en weer vrienden daarvan. Het was een grote kick om hun geluid met de krakkemikkige apparatuur die ik toen had goed vast te leggen. Vanuit het opnemen in de keuken, slaapkamer bleek, de woonkamer het meest ideaal te zijn. Hoewel onze woonkamer een laag plafond had bleek de akoestiek, met de houten vloer en kasten, ideaal te zijn voor de manier waarop ik opnam. Ik had bij de vele concerten die ik gezien had, een idee gekregen hoe ik jazz wilde laten klinken en deze voerde ik door.
WiM: Hebben jouw ouders nooit geklaagd?
Nooit! (..lacht..). Natuurlijk waren er beperkingen in wat ik wel en niet kon doen. Naast het rekening houden met mijn ouders moest er natuurlijk ook rekening gehouden worden met buren en zon en feestdagen, dus de opnamen gebeurden meestal overdag. Daarnaast namen we snel op, ook om de juiste energie te vatten.
WiM: Was het een ware studio aan huis?
Eigenlijk werd het met de jaren wel steeds professioneler. Ik begon met een gewone recorder en hield me zo stil mogelijk tijdens de opnamen. Later maakten mijn vader en ik een raam tussen de woonkamer en de keuken. De artiesten speelden dan in de woonkamer en ik nam plaats achter de mixtafel en de opname apparatuur in de keuken. Met de vraag van Alfred Lion en zijn Blue Note label, die ik via mijn vrienden tevens saxofonist Gil Melle had leren kennen, om opnamen voor hen te maken werd het steeds drukker in huis. Toen binnen enkele jaren ook Prestige Records en Savoy Records aanklopten om voor hen opnamen te maken werd het zo druk in het huis dat er snel naar een andere ruimte moest worden gezocht. Ik denk dat ik een dikke 10 jaar, misschien zelfs wel 15 jaar, opnamen in het huis van mijn ouders heb gemaakt. Pas in 1959, in de hoogtijdagen van de jazz, verkaste ik naar de studio in Englewood Cliffs, overigens vlak in de buurt van waar ik opgroeide en waar mijn ouders woonden. En tevens het jaar waarin ik helemaal stopte met mijn werk als oogmeter.
WiM: Investeerde de labels daarin of betaalde je dat zelf?
Ik heb de studio zelf laten bouwen en heb alles zelf betaald. Nou ja, ik heb er een fikse lening voor af moeten sluiten want ik wilde het echt perfect in orde hebben. En zo heb ik het ook gekregen. Ik weet niet meer of ik de labels gevraagd heb mee te betalen of een bijdrage te leveren. In mijn eigenwijsheid en de sterke wil om onafhankelijk te zijn zal ik dat wel niet gedaan hebben (..lacht..). Ik weet nog wel dat ik een ontzettend groot bedrag kwijt was wat ik veel sneller ingelopen dacht te hebben. Maar in de tijd dat de studio net open ging maakte ik zoveel opnamen dat ik me daar echt geen zorgen over dacht te hoeven maken.
WiM: Was het een grote verandering van sfeer?
Natuurlijk veranderde de sfeer! Een woonkamer in een woonhuis is wel wat anders dan een studio natuurlijk. Ik was de beperktheid van het woonhuis natuurlijk op een gegeven moment ook wel heel erg zat en ik denk de artiesten ook (..lacht..). Met de nieuwe studio en de continue veranderende en verbeterende apparatuur om mee te werken werden we ook steeds professioneler en dat sprak ook iedereen weer heel erg aan.
WiM: Was die verbetering van apparatuur in die dagen al zo groot dan?
Ik denk dat juist in die jaren de apparatuur heel snel verbeterde. Nu wil iedereen heel graag die ‘oude sound’ hebben maar ik kan je vertellen dat het een enorme klus was. De namen meestal met maar 2 microfoons op en moesten dan het gehele bandgeluid behappen. Het was daarna vaak knippen zelfs snijden van geluidsbanden om alles goed op orde te krijgen. Het opnemen was een klus, het bewerken was daarna dus nog eens vreselijk veel extra werk. Vooral in de jaren 60 en natuurlijk jaren 70 is de vooruitgang in opnameapparatuur ontzettend vooruit gegaan En nu met de digitale apparatuur hebben we natuurlijk helemaal te gekke spullen. Het werkt nu zoveel sneller en zuiverder.
WiM: Ik heb ooit eens gelezen dat u uzelf altijd op de achtergrond plaatste, zich allen met het geluid bezig hield…
Dat klopt ook volledig. In de jaren 50 en 60 waren het vooral de eigenaren van de labels die de artiesten vertelden welke composities op te nemen of zelfs welke bepaalde muzikale kant ze op moesten gaan. Daar heb ik me nooit mee bemoeid. Ik was de man die de microfoons neerzette op de plekken waar we het geluid kregen waar ze om vroegen. En waar ik natuurlijk mijn eigen touch aan gaf. Bij Blue Note was Alfred Lion de absolute besluitvormer. Hij had van tevoren alles overduidelijk met de artiesten doorgenomen zodat ze in de afgesproken tijd, een uur of 4 a 5, de opnamen zouden volbrengen. Meestal deden we de composities in een of twee takes en that was it. Juist door de korte werktijd was de druk hoog. Bij een label als Prestige was de sfeer met eigenaar Bob Thiele, die zeer ervaren was voordat hij met mij ging werken, belangrijk. Hij wist zoveel en was gewend met grote artiesten te werken wat de sfeer in de studio zeer relaxed maakte. Met iemand als Creed Taylor van Impulse en later Verve en CTI was de relatie dan weer zeer anders. Hij wilde zijn artiesten naar een groter publiek tillen en bracht hele orkesten binnen.
WiM: U heeft wel eens geroepen dat u de fijnste herinneringen heeft aan de periode met Creed Taylor en zijn CTI label…
Dat klopt wel maar die opmerking moet zeker niet ten koste gaan van alle andere opnamen die ik heb gemaakt in de vele jaren daarvoor. Met Creed Taylor en zijn CTI kreeg ik de kans om mijn spectrum in het opnemen enorm te vergroten. Toen hij hele orkesten de studio in bracht wel ik in eerste instantie heel erg onrustig maar met tijd en in schade en schande heb ik uitgevonden hoe ik dat het best kon opnemen en ik ben nog steeds super trots op die gehele CTI periode. Daarbij bracht Creed ook veel Braziliaanse artiesten naar de studio en die bossa nova stijl inspireerde me ook weer. Ik heb ook bijna alle Braziliaanse artiesten die er toe deden opgenomen. Veel journalisten, veelal van de oude en jazz puristische, hebben me die periode kwalijk genomen. Alsof ik in vergelijking tot de opnamen uit de jaren 50 en 60 met Miles Davis, John Coltrane en al die andere jazzcats, om er maar een paar te noemen, verraad pleegde om artiesten als Astrud Gilberto op te nemen.
WiM: Heeft u dat gestoord?
Natuurlijk heeft me dat gestoord! Zoals ik altijd gewerkt heb, in de zoektocht naar vernieuwing en progressie verwachte ik ook dat de journalisten zich zouden blijven verrijken met nieuwe muziek maar voor velen was dat niet weggelegd. Muziek heeft zich altijd ontwikkeld en de manier van opnemen ook. Natuurlijk ben ik altijd engineer geweest die zich bezig hield om elk instrument zo goed mogelijk op te nemen, en geen producer die de stijl of kleur bepaalde. Ik ben ook altijd meer geïnteresseerd geweest in hoe ik opnam als wie ik opnam. Altijd op zoek naar de perfecte manier van het vastleggen van het ideale geluid. Dat is de meeste journalisten ontgaan en misschien moet ik ze dat ook wel niet kwalijk nemen (..lacht..) maar ik baalde er wel vaak van dat ze iemand als Creed Taylor, een geweldige producer die een grote invloed op de ontwikkeling van de jazz heeft gehad met zijn Impulse label later met de souljazz van CTI verguist werd. Gelukkig wordt door de hedendaagse jongere journalisten CTI wel op waarde geschat. Een album van ‘Don’t Mess With Mister T’ van Stanley Turrentine is er een om zeer trots op te zijn.
WiM: Was het geen ontzettende drukte zo met al die artiesten over de vloer. Eerst bij uw ouders thuis en later in Englewood Cliffs?
Het was altijd een zeer enerverende tijd! Het enthousiasme was zowel bij de artiesten als de mensen die betrokken waren bij de producties enorm groot. Heel veel adrenaline! Met de orkesten in de studio daarbij werd alles nog grootser en het was allemaal soms wel heel erg veel maar het is me nooit opgebroken. Ik ben er denk alleen een periode uitgeweest eind jaren 60, net toen mijn vrouw is overleden en ik alles even helemaal zat was. Het heeft me 4 jaar aan huis gekluisterd gehouden voordat ik weer aan de slag ging. In dat geval ook weer met Creed.
WiM: Blue Note heeft je een aantal jaren geleden gevraagd de oude opnamen op te poetsen. Was wat de eerste reactie?
Laat ik het netjes zeggen : Ik vond dat het daar ook bar tijd voor was! Zoals iedereen weet zijn er in de begindagen van de CD veel opnamen zo van de geluidsband waar eerst het vinyl van gemaakt werd op CD gezet. De geluidskwaliteit was vaak helemaal niet zo goed als ze ons deden geloven. In de jaren daarna probeerden ze dan wel steeds met remastering een betere mix te creëren maar veel opnamen verdienden echt optimale aandacht. Ik ben Bruce Lundvall van Blue Note (en natuurlijk ook Michael Cuscuna) eeuwig dankbaar dat ze mij gevraagd hebben al die prachtige oude opnamen af te stoffen en met de nieuwste apparatuur naar het niveau te krijgen waarop ik denk de opnamen toen gemaakt te hebben. Juist ook door beluistering komen nu heel veel herinneringen terug. Sommige albums klinken nog echt veel beter als ik dacht dat ze waren. Ik was in die dagen ook veel te druk om het geluid zo goed mogelijk vast te leggen en nu hoor ik dan de complete composities.
WiM: bent u verbaast over hoe u het hebt vastgelegd?
Ik ben wel eens gefrustreerd geweest dat ik de opnamen niet zo goed kon overzetten op de banden naar vinyl als ik wilde. Nu met deze remastering heb ik het gevoel dat wel te kunnen.
WiM: Blij ook met het feit dat ze de naam Rudy van Gelder series hebben gekregen?
Natuurlijk ben ik daar trots op. Het geeft aan dat ik een belangrijke taak heb volbracht.
WiM: Heeft u er ook de financiële revenuen voor gekregen als ik zo vrij mag zijn om dat te vragen?
..dat mag je….maar het zal je misschien verrassen dat dit niet zo is. Ik was natuurlijk geen producer of platenlabeleigenaar dus ik kreeg betaald voor de klus die ik klaarde of de tijd die ik voor het gebruik van de studio in rekening bracht. Als de opnamen eenmaal op vinyl uit waren kreeg ik geen percentage meer. Het waren altijd puur de opnamekosten die aan mij betaald werden. Ik heb gelukkig altijd genoeg werk gehad maar ik kan je wel zeggen dat de klus die Bruce (Lundvall) me een aantal jaren geleden gaf een heerlijk financiële rust gaven.
WiM: Is het niet verrassend dat Blue Note het enige label lijkt wat echt met de opnamen die u gemaakt heeft aan de slag is gegaan?
Je wilt echt niet weten hoe er met oude opnamen omgegaan wordt. Sommige tapes, ik kan het er bijna niet over hebben, liggen echt te verstoffen en door vocht te verrotten in de kelders van platenmaatschappijen. Echt de meest geweldige opnamen zijn daar te vinden. Soms zou ik nog willen dat ik veel jonger was omdat daar nog zoveel goed werkt te doen is. Ik ben me re terdege van bewust dat de muziekindustrie veranderd is. Ik heb de opkomst van de grote platenmaatschappijen gezien, het grote geld wat ze maakten, de opkomst van de CD, het nog grotere graaien en nu de ommekeer. Het verbaast me allemaal niets. Wat ik wil heel jammer vindt is dat door veranderingen ook heel veel goede oude muziekrotten de business zijn uitgegooid of zelf, uit het verliezen van de liefde van de muziek door de vaak harteloze manier waarop er met muziek wordt omgegaan, zelf zijn opgestapt. Juist die oude rotten weten wat er allemaal nog op de planken ligt. Zij kunnen helpen om die oude ‘onvindbare’ opnamen weer opnieuw uit te brengen en aan een publiek te laten horen. Blue Note heeft met Lundvall en Cuscuna geweldige liefhebbers en zakenmannen in huis maar als Lundvall eind van dit jaar met pensioen gaat ben ik benieuwd hoe daarna alles zal gaan verlopen.
WiM: U bent nu bezig met de remasters maar neemt u ook nog nieuwe muziek op?
Natuurlijk neem ik ook nog nieuwe muziek op. We hebben net de opnamen afgerond van de jonge, en geweldige, trompettist Christian Scott en ik kan je zeggen dat ik met die opnamen ontzettend enthousiast ben. Precies zoals een jazz album moet klinken vind ik….en Christian ook (..lacht..). Hij wilde die fijne ruimtelijke 50er jaren sound hebben en ik heb daar met de apparatuur van nu de perfecte sound in gevonden. Daarvoor heb ik voor Hightone, waar ik veel opnamen voor maak, een album met Houston Person en Ron Carter opgenomen. Het album heet ‘Just Between Friends’ en daar ben ik ook heel trots op.
WiM: Jammer dat de major jazzlabels u nu niet meer vragen?
Ik wil daar absoluut niet negatief over zijn maar het is inderdaad best wel jammer dat ook Blue Note me niet vraagt om bijvoorbeeld iemand als Jason Moran, toch een jonge held op het label, op te nemen. Ik zou het dolgraag en met veel liefde doen. Het zou de cirkel voor deze jonge man (..lacht..) helemaal rond maken.