×

Interview

13 oktober 2022

Nits op tournee met NEON. Robert Jan Stips over een bewogen en vruchtbaar 2022

Geschreven door: Edwin Hofman

Label: Werf

Nits

Het jaar 2022 voerde voor de Nits van coronarestricties en een dramatische brand naar een nieuw en bijzonder goed ontvangen album (NEON) én concerten in binnen- en buitenland. We blikken terug met Robert Jan Stips. Maar we kijken vooral óók vooruit: ‘Alles loopt weer’.

WiM: Laten we, voordat we naar NEON gaan, nog even een paar stappen terugzetten. Jullie brachten in 2019 het album Knot uit. De jaren erna ging alles regelmatig op slot. Hebben jullie die plaat uiteindelijk nog enigszins kunnen toeren?
Ja, Knot hebben we uiteindelijk wel kunnen toeren. Door alle uitstel door corona viel de tournee eigenlijk in duigen. We besloten het in delen te doen. Alles wat was uitgesteld hebben we netjes afgemaakt. En met veel plezier. Toen waren we overigens al lang bezig met NEON. Maar we hebben het clean gehouden op het podium: we zijn nu Knot aan het spelen en daar houden we het bij.

WiM: Jullie speelden onlangs ook weer in het buitenland. Als vanouds. Was dat ook nog voor Knot?
Ja, in feite waren de recente optredens in Finland en Zwitserland ook nog voor Knot. Het is erg prettig dat we dat ‘buitenland’ hebben, een soort uitwijkmogelijkheid. Zeker in Zwitserland, dat is ons tweede thuisland. Daar hebben we ook vrienden.

WiM: In mei was er de brand in de Werf. In hoeverre heeft het echt een blijvende wond in de band geslagen?
Er is met de brand natuurlijk een hoop oud materiaal verloren gegaan. Platen, decor, van alles. Maar het heeft geen gat geslagen in ons als band. We hebben natuurlijk al het een en ander meegemaakt. We zijn een redelijk nuchtere band. De brand was natuurlijk wel heel emotioneel. We hebben een dag lang naar dat gebouwtje staan kijken, waar de vlammen uitsloegen…

Het was echt ons thuis, ons kamp. We hoefden nooit ergens over na te denken. We spraken altijd af hoe laat? Niet: waar spreken we af? Het opnemen van albums en het repeteren deden we daar. Maar ook vergaderen, feestjes, alles. Dat gemak ben je kwijt. De opslag ben je ook kwijt. We weten nu ook echt niet waar we onze spullen gaan laten als we niet meer die paar adresjes hebben waar het nu even kan. Als we gerepeteerd hebben moeten we nu ook onze spullen weer meenemen. Rob heeft natuurlijk zijn drumstel. Hij is iemand die heel vaak dingen wil uitproberen voor zichzelf, dingen wil opnemen. Dat kon hij allemaal in de Werf doen, dat was geen probleem. En nu… weg.

WiM: Voor de komende tournee kan dat toch lastig zijn. Jullie spelen natuurlijk gemakkelijk samen maar je wilt NEON toch wel optimaal live kunnen brengen.
Het is best wel een werk omdat de methode van het opnemen improviseren was. Het is flink lastig om dat na te gaan spelen. Je moet het echt uitzoeken; wat deden we dáár in godsnaam? Die geluiden die ik heb gemaakt komen uit instrumenten waar duizenden geluiden inzitten. Ik wil heel intuïtief spelen. Niet even opschrijven als ik aan een knop heb gedraaid. We hebben geen producer. Onszelf produceren gaat vanzelf. Paul Telman is daar heel belangrijk in, als geluidsman. Hij is ook bijzonder nuchter als het om muziek gaat. Hij is degene die bepaalt wat er opgenomen wordt. Hij zit boven als wij spelen. Hij drukt de knop in als hij denkt: hee, dat wordt wel leuk. Jaap Eggermont was inderdaad onze laatste externe producer (Adieu, Sweet Bahnhof, 1984, red.). Dat was ook heel leuk maar om een gegeven moment voel je dat het eigenlijk niet meer echt nodig is. Tenzij je echt het geluid van iemand wilt hebben. Paul mixt het uiteindelijk, in overleg met ons.

Voor NEON hebben we twee weken geïmproviseerd en daarna is de uitpluizerij begonnen. Dat duurt veel langer dan het spelen. Het is soms lastig om dingen uit te sluiten. Je moet keuzes maken. Dat vinden we allen lastig. Het gaat je wel aan het hart hoor. Soms zijn er smaakverschillen en laat je beide dingen doorgaan en dan zie je later wel. Soms zijn restanten van vorige opnamen later in de trilogie alsnog gebruikt.

WiM: NEON klinkt prachtig. Het nummer Peugeot 504 bijvoorbeeld. Wat gebruik je voor keyboards?
Ik gebruik sowieso maar één soort Kurzweil. Daar heb ik er twee van. Als je nog meer soorten en merken gebruikt wordt het echt onmogelijk om na te gaan wat ik gedaan heb. Op het middenstuk van Peugeot 504 besloot ik de Minimoog tevoorschijn te halen. Het was een partij van liggende akkoorden. Ik ging met de monofone Minimoog al die akkoorden opbouwen. Dus elke toon heeft 1 spoor. Ik heb het helemaal opgebouwd en gezorgd dat het ene spoor bij het volgende akkoord aan de andere kant van het stereobeeld terecht kwam. Het is echt een kluwen.

WiM: Op When A Tree gebeurt ook veel. Soms weet ik even niet of jij het bent, of Rob.
Rob heeft heel veel geluiden. Dat vind ik wel prettig. Dan hoef ik daar ook niet eens een keer overheen. Dan kan ik weer meer spelen. En kan ik me weer eens beperken tot de piano. Geluiden als op When A Tree zijn van die dingen die Rob op zijn eentje uitprobeerde in de Werf. Soms weten we het zelf niet meer: was jij dat nou? Haha. Tijdens het opnemen maak ik allerlei geluiden. Heel vaak sla ik een toets aan, niet wetend wat eruit gaat komen. Of ik heb een draai, een zet of slinger gegeven of nét een ander nummer ingetypt. Vaak is het zo verrassend dat je je door dat geluid laat leiden. Dan komt er iets uit waar Rob weer op reageert… Je kunt tegenwoordig echt collages maken, soms met 30 sporen. Zonder geluidsverlies inderdaad. Dat is heel leuk, heel goed. Dat is het voordeel van het nu.

Soms is het ook lekker dat er complete nummers uit rollen. Vanaf nul, en drie en een halve minuut later is er een nummer. Sunday Painter en Lina Bo Bardi zijn zo tot stand gekomen. Achteraf hoor je dat het schema’tje dat in het intro’tje verborgen zit later weer terugkomt. Dan doe je het niet met piano maar met strijkers. Ik zet een strijkersakkoord neer en Henk begint te fluiten… Wat gebeurt er nou? Klinkt mooi… Op zo’n moment ben je lacherig maar het blijkt dan best wel mooi te zijn.

WiM: De albumtrilogie angst, Knot en NEON is klaar. Er was de brand. Jullie hebben nooit gedacht: hierna ligt het helemaal open, alles wordt nu anders?
We zijn nooit van die planners geweest op artistiek gebied. Dat hebben we eigenlijk alleen gedaan met Ting. Toen hebben we gezegd: ‘We gaan beperken’. Geen drumstel, geen gitaar. Alleen piano, klassiek slagwerk. Samples zijn alleen samples van piano. Wie weet ontstaat er straks weer zoiets.

Er is wel een ‘ding’ aan de horizon en dat is 50 jaar Nits in 2024. Daar kun je niet omheen. Er zijn wel leuke ideeën voorbijgekomen maar het is vaak lastig te realiseren. Een bootreis over de Rijn naar Zwitserland en dan allerlei steden aandoen bijvoorbeeld… maar dat is niet te doen. Wat we destijds met Nest en Quest hebben gedaan vond ik trouwens wel goed. Eén met de officiële nummers, één met rarities. Dat was duidelijk. Er was toen ook heel veel niet uitgebracht materiaal. Maar zeker met de komst van de cd werden al die nummers opgebruikt, als extra tracks bij releases. Die nummers vonden al hun weg. Je gaat daar dan niet nog een keer een aparte plaat van uitbrengen.

WiM: Naast de Nits gebeurt er ook het een en ander. Jullie houden het begin van het jaar altijd vrij voor andere projecten. En jij hebt sinds enige tijd natuurlijk het Supersister Projekt, dat is nu een drietal.
Om de Nits agenda luchtig te maken houden we inderdaad januari en februari vrij. Het Supersister Projekt gaat door als trio, ja (met Rinus Gerritsen op bas en Leon Klaasse op drums, red.). Er is genoeg belangstelling. We hebben tussendoor ook gerepeteerd maar hebben nog niet de gelegenheid gehad het uit te werken en op te nemen. Dat gaan we nog wel doen. Ik vind het wel leuk om iets nieuws te doen. Of er een plaat komt weet ik niet. Met de komst van Rinus zit er wel verandering in. Dat vind ik ook wel leuk. Van sommige nummers denk ik: dat is eigenlijk helemaal geen Supersister. Maar vroeger had Supersister ook wel nummers waar ik niet zo een twee drie van dacht, dat is Supersister: Radio, Wow, No Tree Will Grow… Redelijk ‘normale’ nummers. Ik vind ook dat als je iemand uitnodigt om samen te spelen je ook echt samen moet gaan spelen.

WiM: Dan heb je onlangs na lange tijd ook Gruppo Sportivo weer geproduceerd, in het kader van de film Rock City. Dat was wel even geleden.
Ik heb na 10 Mistakes, Back to 78 en Copy Copy nog losse dingen met hen gedaan, zoals The Opposite. Dat vond ik wel een leuke productie. Eigenlijk aan de hand dáárvan zijn we weer samen gaan werken. Ik ben nog steeds bevriend met de band, vooral met Peter (Calicher). De samenwerking in de studio was altijd zó leuk met Gruppo Sportivo. Het zijn goede vrienden. Het was dan ook ontzettend leuk om weer samen in de studio te zijn. Er was gelijk weer een soort oude ‘indeling’. Hans (Vandenburg) weet dondersgoed wat ie doet. Hij heeft altijd wel een soort eindproduct in gedachten maar er is wel ruimte voor mij om dingen voor te stellen of te veranderen. En de dosis humor is altijd aanwezig!

Ik heb hiernaast ook nog muziek gemaakt voor een documentaire. Die ging over de combinatie van vogelzang en de menselijke taal. De documentaire is geregisseerd door Josephine Hamming. Zij maakt interessante documentaires over de natuur. Dat is wel een van de leukere dingen die ik naast de band heb gedaan. En voor Freek de Jonge heb ik ook weer muziek gemaakt. Dus alles loopt weer.

WiM: Tijdens jullie verblijf in Frankrijk (Bordeaux, Parijs) in december vorig jaar was er ook het interview op FIP, een spannend Frans radiostation. Dat missen we hier wel. FIP heeft hier en daar ook in Nederland een goede reputatie opgebouwd. Voor jullie lijkt de meeste aandacht hier momenteel uit de geschreven media en vanuit de zalen te komen.
Zoiets als FIP in Frankrijk, dat heb je hier wel in het klein, gedaan door liefhebbers. Maar ik vind het wel een fijn idee dat zoiets als FIP ook zo gróót kan zijn. In de geschreven media is er mooie aandacht, ja. De tv is minder inderdaad. Wat komt er wél op de nationale tv? Wat Matthijs (van Nieuwkerk) leuk vindt. Hij doet zijn best. Maar hij is ook niet alomvattend. Tijdens corona merkte je al hoe cultuur behandeld werd. Die opmerking van ‘je kunt ook een dvd’tje opzetten’ is wel blijven hangen hoor. Ik ben geneigd positief te denken maar er zijn wel momenten dat je denkt: waar zijn we in beland? Bij Matthijs is er ook wel ruimte voor verrassingen, zoals dat ad hoc bandje van Rinus Gerritsen en Tim Knol. Hij doet dat wel. Mijn opmerkingen zijn dan ook niet negatief. Maar waren er maar 15 ‘Matthijzen’. Vroeger had de VARA iemand op muziekgebied, de KRO ook. Frits Spits, Jan Douwe Kroeske… noem ze maar op.

We hebben heel veel pers gehad door de brand. Je merkt dat als mensen betrokken bij je raken, er meer gebeurt. Was er maar een manier om iedereen betrokken te houden. Daar heb je andere mensen voor nodig, mensen die kunnen zorgen voor die band. Dj’s en zo. Wij horen nog vaak: ‘Ik wist niet dat jullie nog bestonden’. Toch hebben we ook zeker wel een vaste following.

WiM: Jullie brengen naast streaming je albums nog steeds in een bepaald oplage op cd en vinyl uit. Dat zal voor jullie een goede en logische combinatie zijn.
Een gedeelte van onszelf uitdrukken is via de hoes. De hele sfeer van de plaat wordt deels door de hoes bepaald. Als je aan die cd denkt, dan denk je aan de hoes, de sfeer die dat brengt. Als ik de nummers hoor zie ik er altijd filmpjes bij. Als je alleen met Spotify werkt dan zou je digitaal iets moeten maken om naar te kijken. Maar het is allemaal niet zo vindingrijk op platforms. Op zich is streaming ideaal; wat je wilt kun je horen. Democratischer kan het niet. Voor de artiest is het wel jammer dat de vergoeding miniem is. Je kunt daar niets mee. Je kunt er misschien gitaarsnaren voor kopen voor de volgende cd maar je kunt er niet de opnamekosten mee betalen. Dat zijn wel de problemen die nu langzaam ontstaan. Vroeger konden we altijd van de ene cd-opbrengt de volgende cd maken. Dat kalft heel langzaam af de laatste tijd. Daar zullen we niet de enigen in zijn. En wij hadden natuurlijk nog het voordeel van de Werf. De mogelijkheid tot opnemen was er altijd.

WiM: Live is nóg belangrijker geworden? Zeker ook in het kader van de verdiensten.
Optreden is dan nog belangrijker, ja. Het verkopen na het concert wordt wel minder. Als mensen een nieuwe auto kopen zit er geen cd-speler meer in. Muziek wordt meer iets voor ‘freaks’. Wat dat betreft is Spotify toch het medium geworden. Ik heb een shop op mijn site. Druppelsgewijs is er nog weleens iemand die een cd bestelt. Live spelen, dat is muziek maken. Dat blijft zo. Zoals we nu spelen, dat is zó lekker. De manier waarop we spelen: we repeteren het niet dood. Voor deze tour hebben we welgeteld drie en een halve dag gerepeteerd. Je bereidt het verder thuis voor. Dat is zó leuk spelen. Dan heb je echt wat te doen op het podium. Je moet echt goed opletten, zorgen dat je erbij blijft in plaats van het dood gerepeteerd te hebben. Het gaat om dít moment in dít zaaltje. Ons live-repertoire bestaat zoals we zelf zeggen uit ‘nieuwe nieuwe’, ‘nieuwe ouden’ en de ‘oude ouden’. Van NEON spelen we iets van 6, 7 nummers. Knot moet ook nog gedaan worden en dan nog eentje van angst. En dan wat ouderen. We passen dat per tour aan.

We wilden altijd ‘wisselnummers’ in de set, zodat je vaker wat anders speelt. Maar zo’n set gaat zich toch ‘zetten’. Een bepaald nummer in het midden van de ene set speel je heel anders dan bijvoorbeeld aan het begin van een andere set. Zo’n set wordt dan eigenlijk ook een soort organisch geheel. Dat wisselen ging dan toch nooit helemaal goed. Op een gegeven moment vind je het ook wel fijn je vast te houden aan een soort spanningsboog.

We brengen nu weer een aantal dingen die we een tijd niet gespeeld hebben. Na één keer doorspelen staat dat weer. Normaal doen we vaak een soort climax aan het einde van de tweede set. Daar wijken we nu ook vanaf. Zo krijg je weer een heel ander soort einde. Dat je bij een heel ander soort avond bent geweest dan bij het geijkte popconcert.

 

De Nits spelen dit najaar door heel Nederland. Kijk hier voor het tourschema.

Supersister Projekt speelt op 14 januari samen met het Residentie Orkest in het 50-jarige PAARD, in Den Haag.

Foto Nits: Jan-Willem Bullée