×

Interview

13 september 2021

Nate Smith: topdrummer die vanuit Nashville de jazzscene aanduwt

Geschreven door: Dick Hovenga

Label: Edition Records

Na het grote succes van zijn eerste Kinfolk album heeft drummer/componist Nate Smith met Kinfolk 2: See The Birds opnieuw een rijk geschakeerd jazzalbum gemaakt. Met fascinerende muzikale invloeden in coole jazzcomposities verpakt en een wel heel interessante gastenlijst is Kinfolk 2: See The Birds gelijk ook één van de jazzalbums waar dit jaar reikhalzend naar uit werd gekeken. Hoog tijd om Smith dus weer eens uitgebreid te spreken vanuit zijn nieuwe residentie in Nashville waarvoor hij jazzstad New York verliet.

‘Ik heb New York inderdaad vorige zomer  ingeruild voor Nashville. Niet alleen een iets voordeliger stad om in te wonen, New York is echt belachelijk duur geworden, maar tevens een stad om nieuwe muzikale uitdagingen aan te gaan’, zo vertelt hij als we elkaar ’s avonds laat aan de telefoon hebben. ‘Veel mensen denken bij Nashville vooral aan country, juist ook omdat er zoveel geweldige zalen zijn waar vele countryartiesten groot in zijn geworden maar de stad is natuurlijk veel meer dan alleen die muziek. Hoewel jazz mijn leven is gaan mijn muzikale interesses veel verder, dus speel ik ook met muzikanten uit andere muzikale richtingen als dat zo uitkomt en cool is om te doen. Ik werd al langere tijd gevraagd veel sessiewerk hier in de studio’s te doen dus Nashville leek een goede stap. Juist omdat New York zo ontzettend duur geworden is verspreidt de muziekscene zich over het gehele land.’

‘Het kan dus zomaar zijn dat je voor een optreden in een club gevraagd wordt waar je ineens speelt met muzikanten die ook in New York woonden maar waar je, opvallend genoeg nooit de kans voor kreeg om mee te spelen, en nu dus in Nashville wel. Volgende week ga ik trouwens wel weer even terug naar New York om daar op een benefiet voor de 55 Bar te spelen. Door al die achterlijke huizenprijzen krijgen de clubs het nu ook heel erg moeilijk. De Jazz Standard moest met de Covid ellende al sluiten en nu lijkt hetzelfde met de 55 Bar te gaan gebeuren. Verschrikkelijk want die jazzclub is echt de ‘hang’ voor iedereen die in de jazz aanwezig is. Echt iedereen heeft daar, in zijn vrije avonden, gespeeld. Een vreemd verhaal eigenlijk dat iedereen in de stad wil wonen omdat daar zoveel te doen is en er door die hoge prijzen zo langzamerhand niets creatiefs meer overblijft. En niemand die dan zo’n club financieel bijstaat.’

Kinfolk 2 werd trouwens nog volledig in New York opgenomen. De eerste sessie voor het album was reeds in juni 2019 in Sear Sound in New York City. Met de band waarmee ik de jaren daarvoor al heel veel optredens had gegeven. Dus met, Fima Ephron op bas en Jaleel Shaw op sax, die ook al in mijn Kinfolk 1 band zaten, en nieuwkomers Brad Allen Williams op gitaar en Jon Cowherd op keyboards. Dat waren sessies waarbij we de composities die we veel live hadden gespeeld vastleggen en nieuwe composities uitprobeerden en even later, zo goed als ze al waren, vastlegden. De tweede sessieperiode was in februari 2020 in de Bunker Studio’s in Brooklyn, met veel van de gasten die op het album meedoen en in New York wonen. Zanger Michael Mayo, absoluut één van mijn favoriete zangers van dit moment, rapper Kokayi, violiste Regina Carter, vibrafoonspeler Joel Ross en zangeres Amma Whatt.’

‘Het waren fijne sessies met een hoop spontaniteit en plezier zoals je ook op het album kunt terug horen. De rest van de bijdragen is door de vocalisten en muzikanten in hun eigen woonplaatsen/thuisstudio’s opgenomen en later aan de songs toegevoegd. Dat was de gemakkelijkste en voordeligste methode, hoe waardeloos om juist die gasten, waarvan er een aantal onderhand vrienden zijn geworden, niet bij ons in de studio te hebben. Ik zou dolgraag met Vernon Reid, een held van me vanaf mijn jongste jaren, samen in de studio hebben gezeten bijvoorbeeld. Of Brittany (Howard van Alabama Shakes) haar prachtige vocalen van Fly in de studio te hebben horen inzingen. Net als Stokley (van Mint Condition) eigenlijk, of lekker met hem een drum battle in de studio hebben gehouden. Stokley is naast een geweldig zanger namelijk ook een geweldige drummer, iets wat bijna niemand weet, vreemd genoeg.’

‘Het werken op deze manier betekent wel goed overleg hebben in hoe je de songs wilt hebben’, zo vertelt Smith verder. ‘Muzikaal is dat wel duidelijk omdat de band de basis is en we al veel nieuwe song hadden gespeeld op het podium. En dat gastmuzikanten op die tracks meespelen is een simpel gegeven, zij passen hun spel al improviserend en solerend gewoon in de songs in zoals we dat live op het podium als jazzmuzikanten ook zouden doen. Maar de teksten van de songs was een ander verhaal. Sommige teksten waren al wel geschreven, zelfs al met andere vocalisten uitgevoerd (zoals het door Stokley gezongen Don’t Let Me Get Away) maar Brittany wilde absoluut haar eigen bijdrage leveren aan het tekstidee dat ik op papier had gezet. Ik denk dat ze door haar eigen bijdrage daaraan de essentie van die song optimaal heeft benut. Zoals je wellicht weet speelde ik ook al drums op haar soloalbum Jamie en we hebben een mooie vriendschap opgebouwd.’

‘Maar haar vragen voor mijn album was toch weer iets anders gezien de faam die ze verkreeg met de twee zeer succesvolle Alabama Shakes albums. Het bleek veel gemakkelijker dan ik verwachtte en haar bijdrage vond ik het perfecte slotstuk van het nieuwe album. Juist zo’n soulballad als slot na een album waarbij de composities muzikaal alle kanten opschieten paste goed, vond ik. Met rapper Kokayi sprak ik uitgebreid voor de opnamen over wat ik tekstueel wilde, wat mij inspireerde toen ik de track schreef. Een rapper leg je nooit een tekst voor, die laat je vrij, op basis van wat je eerder van hem hebt gehoord moet het vertrouwen daar gewoonweg optimaal zijn. Superblij met zijn bijdragen ook. Hij heeft in zijn frasering iets van die oude hiphopflow van toen ik opgroeide en naar bands als A Tribe Called Quest, De La Soul, Gang Starr en Public Enemy luisterde met rappers als Q-Tip en Guru, die echte leermeesters voor me werden.’

‘Chuck D en Public Enemy speelden dan weer veel meer in op mijn politieke geweten en hun beats waren zo vooruitstrevend en heftig dat ik steeds volledig achteruit geblazen werd. Superbelangrijk voor mijn ontwikkeling als jonge drummer. De song die maakte dat ik echt muzikant, en dan vooral in de jazz, wilde worden is trouwens Jazz Thing van Gang Starr. De manier waarop Guru, wat een meesterrapper en verteller was dat, rapte over de grootheden in de jazz en DJ Premier, al net zo’n meester, snippets van die jazzhelden over de beats legde, deed me gelijk naar de platenwinkel rennen om alles te luisteren en kopen wat ik nog niet kende. Mijn liefde voor jazz en hiphop komt echt uit die dagen en is nooit verdwenen. En hoewel hiphop in de breedte nogal vercommercialiseerd is zijn er gelukkig altijd nog gasten als Kendrick Lamar waar iedere jazzmuzikant heel graag mee samen spelen wil. Een rapper die de connectie tussen jazz en hiphop, net als die grootheden uit de eerste hiphopdagen, optimaal snapt.’

‘Mijn muzikale opvoeding is van huis uit rijk geweest maar als kind en als tiener start de trip van zelfontdekking. Naast alle jazz die ik wilde verkennen en ontdekken was één van de bands die ik altijd helemaal geweldig vond rockband Living Colour. De drive van die band en het genie van gitarist Vernon Reid maakten me een ongelooflijk fan die alles wat ze maakten optimaal bestudeerde. Eerst volledig gefocust op gitarist Vernon Reid ontdekte ik dat hij uit de band kwam rond drummer Ronald Shannon Jackson en werd volledig overrompeld door diens avontuurlijk tegelijk progressieve spel. Ik denk dat ik terecht mag zeggen dat hij, naast al die geweldige jazzdrummers die de geschiedenis van de jazz hebben geschreven, mijn grootste inspiratie is. Hoewel velen die het nieuwe Kinfolk album luisteren zullen denken dat ik op Rambo: The Vigilante de ritmische strijd aanga met electronic geweldenaars als Squarepusher, het juist Ronald Shannon Jackson is waar vanuit ik ritmisch put. Juist ook, ontdekte ik later eigenlijk pas, dat ik Vernon Reid vroeg om op die track mee te doen. De track is dus in zekere mate mijn ode aan Shannon Jackson.’

Gevraagd naar de enorme diversiteit op het album en de lijst van muzikanten en vocalisten waarmee hij heeft samengewerkt vervolgt hij: ‘Ik ben zeer gezegend dat ik vanaf het moment dat ik binnen het jazzcircuit verscheen al snel met de groten binnen de jazz kon en mocht spelen. Terwijl ik nog op Art-school in Atlanta zat ontmoette ik (zangeres) Betty Carter die zo onder de indruk van mijn spel was dat ze me uitnodigde om haar te vergezellen op haar optredens in de Blue Note club in New York. En nog maar net van het conservatorium ontmoette ik jazzbaslegende Dave Holland die mij als drummer in zijn kwintet vroeg. Bij hem in de band, en met alle ervaringen die hij had opgedaan en de gigantische kwaliteit van zijn spel, kon ik als muzikant flink doorgroeien. Het waren de jaren van heel veel oefenen en heel veel spelen. Fantastische jaren. Al snel daarna kreeg ik ook de mogelijkheid om met andere grootheden als Pat Metheny, Chris Potter, Jose James, Scott Colley, Nir Felder, Ravi Coltrane te spelen en pakte ik ook wat meer naar pop gerichte projecten met Paul Simon en Brittany Howard op’.

‘De muziekwereld, in de breedtste zin van het woord, opende zich als het ware voor me. Toen in 2017 het eerste Kinfolk album, Kinfolk 1: Postcards From Anywhere, uitkwam en wereldwijd werd onthaald als een meesterstuk, zelfs met Grammy nominaties overladen werd, wist ik dat er nog veel meer in zou gaan zitten en ik mijn muzikale geest nog verder kon laten afdrijven, met een nog diverser tweede Kinfolk album op de proppen zou kunnen komen. En ik ben blij dat ik, zonder enige druk te voelen, met dat tweede album aan de slag kon gaan en precies kon doen wat ik altijd al wilde. Belangrijk daarin is vast en zeker dat ik reeds voor mijn eerste plaat, Work Day Waterbaby Music Vol 1 (2007), een eigen platenlabel begonnen ben, Waterbaby Music. Ik wil niet labelafhankelijk zijn en mijn eigen muzikale weg blijven gaan. Voor de eerste Kinfolk toonde het in New York gevestigde Ropeadope  interesse en zij hebben een geweldige job voor me gedaan. Vooral in de promotie van het album, al helemaal terugkijkend op alles wat er vervolgens rondom de Grammy’s gebeurde. Maar de twee eigen albums die daarop volgden (Pocket Change (2018) en Light and Shadow (2019)) heb ik toch weer gewoon via mijn eigen label uitgebracht.’

‘De sfeer op die albums is intiemer en niet zo uitbundig met gastbijdragen als op Kinfolk. Voor het nieuwe album koos ik voor het Britse Edition Records, een label dat de laatste jaren ook hard aan de slag is met jazz die uit Amerika komt terwijl ze daarvoor meer Europees gericht waren. Eigenaar Dave Stapleton ontmoette ik een aantal jaren geleden in New York en zijn stijl van een label runnen beviel me gelijk. Hij doet het eigenlijk op de old skool manier met directe aandacht voor de artiest en met een goed strijdplan naar pers en publiek. Plus het volle bewustzijn van het internet. Daarnaast is een Brits jazzalbum erg interessant omdat Amerikaanse jazzmuzikanten veel in Europa spelen, eigenlijk veel meer dan we in Amerika kunnen, en de lijnen daardoor kort zijn.’

‘En over dat spelen gesproken… Gelukkig was het album af voordat Covid en alle lockdown ellende begon. Ik nam daarna de tijd het album af te maken en daarna verhuisde ik naar Nashville dus ik ben wel even bezig geweest met alles. Maar toen het album uiteindelijk in maart dit jaar af was en de releasedate werd vastgesteld, eerst voor de zomer, vervolgens vlak daarna, schrok ik toch wel dat er nog nauwelijks optredens op de agenda stonden. Gewoonweg omdat er nog zoveel onduidelijkheid was met het nog steeds zo aanwezige Covid virus. Gelukkig begint alles nu te veranderen en komen aanvragen weer binnen. Misschien is het verplaatsen van de releasedatum van Kinfolk 2 tot na de zomer precies de juiste geweest en sluiten straks de optredens prima aan. Laten we het hopen want ik kan niet wachten weer met mijn band op het podium te staan en het publiek de nieuwe songs te laten horen.’